Kunst is niet ascetisch voor maker noch genieter
Dezer Dagen
Debat over kunstenbeleid
wat mag men van de
overheid verwachten
De Ancienne Belgique, een feestpaleis
in Brussel, roept de wereld toe dat het goed is te genieten, van muziek in
allerlei vormen, met ironie, soms in volle ernst. Daar een debat programmeren,
geeft aan dat we verschillende toonaarden kunnen accepteren. Het debat zelf
verliep overigens in verschillende rondes, maar of het een echt debat werd? Dat
hangt af van de criteria.
De krant De Standaard verzorgde gisteren een debat in de
muziektempel Ancienne Belgique en nodigde daarvoor een zetelend minister van
cultuur, een voormalig minister van cultuur en diens voormalige kabinetschef
naast Jean-Jacques de Gucht en Siegfried Bracke. Het debat wordt op de digitale
bladen van de krant goed verslaan, maar tegelijk heeft niet iedereen er toegang
toe. Toch denk ik dat u zich gemakkelijk een beeld kan vormen van het gebeuren,
dat wil zeggen, eerst spraken twee culturo's, vervolgens kwamen de
hoofdredacteuren van de krant op de scène en intussen zaten de politici ver van
het publiek hun tijd te verbeiden.
Luc Tuymans mocht een boodschap afgeven, maar eerlijk is
eerlijk, het was zo voorspelbaar, dat men zich kan afvragen of Luc Tuymans
zelfs maar weet heeft waar zijn publiek voor staat. Want hoewel de kunstenaar
natuurlijk zelf expressie zoekt op een voor hem of haar geschikte drager en met
de techniek die het meest van pas lijkt te komen, is het wel in het contact met
het publiek dat het werk betekenis krijgt. Men mag van een kunstenaar
verwachten dat hij zijn publiek waardeert, maar die wederkerigheid, daar kwam
men niet op en Luc Tuymans al helemaal niet. Okay, Havelaar haatte zijn publiek
innig, maar er was tenminste een innige band.
Meteen komen we dan ook bij de discussie over het nut van
kunst, wat op zich een onzinnige vraag is, want er is voldoende bewijs dat
mensen niet anders kunnen dan zich met van alles te omringen of het zelf te
maken, dingen die van geen nut zijn, maar wel vol betekenis, persoonlijke of
collectieve. Van het huisaltaar in antieke culturen tot de videopresentatie naar
het schilderij "L'origine du monde" hebben we altijd dingen willen
maken, zonder dat we wisten of het ons zou overleven, wat gelukkig ook vermeden
kon worden, anders zouden we verstikken in de artefacten. Maar er is wel genoeg
om onze huizen mee op te tuigen. Behoort kunst tot de bovenbouw, zoals Marx het
leerde en Siegfried Bracke het later in het debat Bert Anciaux onder de neus
wreef, dan zou men toch ook niet vergeten dat zijn volgelingen, die van Marx
meen ik, eens ze de macht in hand hadden de kunst handig wisten in te zetten
voor hun boodschap. Enfin, over dat handig valt te discussiëren. Maar vooral
als links in de oppositie zit, heeft men kunnen vaststellen dat hun kunst
minstens mobiliserend mocht heten; alleen als links al te salonfähig is en elke
kunstenaar meent dat men wel links moet zijn, omdat men anders geen goede kunst
zou kunnen brengen, valt het wel wat tegen, met die kunst.
In die zin was Alain Platel met zijn kosmopolitische
boodschap wel heel erg voorspelbaar. Martha Nussbaum, maar eerder al René
Cuperus heeft enkele de zinledigheid van kosmopolitisme, omdat er iets aan
ontbreekt, namelijk een intense band met de gemeenschap waarin men leeft en
werkt. Als Bruggeling heb ik goed twintig jaar geleden met veel genoegen
Georges Rodenbachs boek, "Le Carilloneur de Bruges" tot mij genomen,
net omdat het ging over de vraag wat Brugge nodig had, de bovenbouw, kunst en
restauratie van de oude pracht dan wel de onderbouw verzorgen, de haven en de
industrie opbouwen. En het bwas niet de overheid die hier het initiatief nam,
al zou in de werkelijkheid Leopold II via baron de Maere de haven van (Zee-)Brugge
laten bouwen, maar ook hier waren particulieren en overheid samen aan de slag.
Ook in de wereld van de kunst, die in de negentiende eeuw al even vruchtbaar
was als dezer dagen waren er publieke opdrachten, maar de salons, de musea
waren vaak het werk van geïnspireerde bourgeois; hier wringt wellicht het
schoentje, want in het debat kwam die inbreng van burgers op verschillende
manieren aan bod, maar misschien niet zoals we het hadden mogen verwachten.
Kunst behoort tot ons leven, tot de condition humaine, maar
smaken verschillen en ook de bereidheid er tijd of geld aan te besteden,
terwijl ook sommigen zelf met kunst bezig zijn, als maker of als consument. Het
statuut van de kunstenaar, maar ook van het personeel in de kunstenhuizen,
technici en toneelmeesters blijft vaak buiten beeld. Het statuut van de
kunstenaar? Ooit was het vaste prik dat kunstenaars voor verkiezingen hun
eisenbundel presenteerden. waarin dat statuut ter sprake kwam, maar het is,
gezien de complexe situatie in dit land wat de bevoegdheden betreft, moeilijk
tegelijk de sociale en de fiscale facetten te regelen. Het was een gemiste kan,
denk ik dat men het beleid van de minister cultuur inzake kunsten als het
speelveld afbakende, want de fiscale mogelijkheden vanwege de overheid om
kunstminnende burgers de mogelijkheden te geven hun ding te doen en dus
indirect die ruimte te scheppen voor de kunstenmakers en de kunstenaars, heeft
ook enige betekenis en dat was een punt dat Siegfried Bracke dan weer inde
groep gooide. De overheid heeft daar inderdaad de mogelijkheid om keuzes te
maken, zoals Bart Caron zegde, maar als we ons goed de discussie herinneren
rond La Petite Bande, dan moeten we ons toch afvragen of er inderdaad geen
probleem is met de criteria van beoordeling om subsidies toe te kennen.
Voordien waren het experten, nu heeft men er ook een aantal minder direct
betrokken liefhebbers bij gezet. Nu is kunst, van het beoefenen tot het
waarderen een zaak van diletto, van kunst minnen. Meer dan vernieuwing of
verwrongen vernieuwingen zijn misschien minder belangwekkend dan iets
interessants te maken, zoals Stefan Hertmans in Oorlog en Terpentijn levendig voor het oog van de lezer aandraagt.
Ik zegde het al na het debat, voor een keertje voelde ik me
als Tjeve de melkboer, de centrale figuur in een verhalenbundel van Shaloom
Aleichem, die op de markt stond te luisteren naar verschillende sprekers en
telkens weer de spreker van het moment toejuichte. Niet dat Tjeve het niet
begreep, maar elk bracht goede argumenten aan, maar aan het eind was het
allemaal een beetje praat voor de vaak. Ook ik vond dat de politici van dienst
zich zozeer concentreerden op de beleidsvraagstukken, dat ze de
omgevingsfactoren uit het oog verloren en altijd weer verliezen. Kunstenbeleid
is delicaat omdat smaken verschillen, maar ook omdat men de indruk geeft dat
kunstenaars zich als potverteerders gedragen en al eens lijken te vergeten dat
ze dankbaar voor de subsidies zouden moeten zijn. Men kan mij niet uitgelegd
krijgen dat noch de kunstenaar noch de politicus enig recht heeft op de
hoofdrol in het kunstgebeuren. Er zijn namelijk meerdere protagonisten en een
ervan is de kunstminnaar, burgers die naar het museum gaan om er gewoon al dan
niet gevestigde kunst te aanschouwen en op zich te laten inwerken. Maar hij of
zij kan ook naar het theater gaan, repertoirestukken of gewoon een avondje echt
Antwaarps theater. En dan is er nog dans, musical, strip en zoveel meer.
Was het debat echt ene deceptie, zoals ik het gisteren
aanbracht, dan was het omdat de noodzaak van kunstenbeleid, lokaal en Vlaams,
dan is dat omdat we weten dat mensen toegangen moeten vinden tot kunsten. Aan
de andere kant kon ik niet om het verdrongen paternalisme heen, dat wil zeggen,
men wilde niet gezegd hebben dat politici beter weten wat goed is voor de
mensen, terwijl mensen dat doorgaans wel weten mits ze maar een opvoeding
hadden gekregen en vorming - en wie kreeg die kans niet, sinds WO II? Bovendien
denk ik dat smaken van individuele personen veranderen door de tijd, waarbij
twintigers en dertigers vooral nieuwe wegen zoeken, absoluut modern willen
zijn, maar geleidelijk ontdekken dat het oude ook wel een betekenis heeft, dat
men wel enigszins beeldenstormer en iconoclast mag zijn, maar dat men dan
dreigt oude wijn in nieuwe zakken of omgekeerd aan de man te brengen.
Want men vertelde ons, bij monde van Tom Lanoye dat er een
scherpe tegenstelling bestaat tussen de kunstenaar en de zakenman, maar dat de
kunstenaar vooral kunst moet maken. Over de romantiek van de kunstenaar op zijn
zolderkamer werd net niet gesproken, maar dat een kunstenaar doorgaans ook wel
weet de eigen waar aan de man te brengen, als er geen stoorzenders zijn. Want
de merkwaardigste uitspraak kwam toch maar van Bart Caron, die vond dat we
betere kunst moeten hebben; op het eerste zicht kan men dat niet tegenspreken,
in werkelijkheid is het bijna onmogelijk Rik Wouters te vergelijken met Sam
Dillemans of Michaël Borremans. Beter? op de wereldmarkt, dan wel in de
theaterzalen. Er is gewoon nog nauwelijks repertoiretheater en ik vraag mij af
of er eerlang nog eens een Lucifer van Vondel zal opgevoerd worden, of een meer
gelijkende versie van Richard III, van "Le Bourgeois gentilhomme",
want vandaag menen theatermensen dat een stuk geactualiseerd moet worden, dat
men "Les Liasions dangereuses" of "Parcifal" van Wagner
moet bij de tijd brengen. Maak dan een stuk van deze tijd. Rail Gourmet, tekst
geschreven door Annelies Verbeke en opgevoerd door Wunderbaum, was daarom een
interessant gebeuren.
Meningen hierover zijn er talloze, waarbij men nu eens de
actualisator zal toejuichen en dan betreuren dat "Candide" daardoor
zo mismeesterd kon worden, dat wil zeggen, dat de taal, het spreken en
uitspreken van inzichten in het stuk zozeer onderuit is gegaan.
Kunstenaars maken kunst, maar zonder een geinteresseerd
publiek is er niets aan, toch zeker niet voor de kunstenaar. Moet men André
Rieux afschieten omdat hij zo commercieel bezig is? Of Joop van den Ende, die
met zijn Delamartheater nieuwe standaarden lijkt te zetten. Toch sprak men
bijna unaniem de gedachte uit dat het Nederlandse kunstenbeleid helemaal
onderuit was gehaald door de Paarse regering. Maar net fenomenen als Joop van
den Ende en Rieux ziet men dat ondernemerschap iets vermag. De jammerklachten
na het vertrek van Gerard Mortier bij de Munt mag men toch ook niet uit het oog
verliezen.
Is er dan niets van betekenis gezegd tijdens het debat?
Uiteraard wel, want het gevoel van deceptie smolt enigszins, omdat de sprekers
en de minister wel enkele punten hadden waarmee ze ons konden epateren. Echter,
gezien de brede scoop waar de minister aan moet wennen, waar het publiek, dat
doorgaans de eigen voorkeuren ondermaats behandeld acht en de rest kitch noemt
dat geen cent subsidie waard is, geen oog voor zou hebben, want ik ben het niet
geheel eens met die visie op het publiek van idioten, kan men pas iets zeggen
over kunstenbeleid als men probeert het aanbod te verkennen en merkt hoeveel er
dan toch roert in het struikgewas, waar ook de media pas aandacht aan besteden
als het ergens door een gezaghebbende stem wordt aangeprezen. Een laatste punt
misschien, want ook de VRT kwam aan bod en ook daar weer ging het niet om
aandacht voor kunst maar aandacht voor kunstenaars, betreft de rol die
mediahuizen als Corelio, Roularta etc. spelen, want aan de ene kant is er de
kunstredactie die recensies brengen, aan de andere kant doen die mediaspelers
ook aan sponsoring. Misschien zou discreet mecenaat hier de ruimte voor kritiek
en voor echte waardering kunnen oprekken. Want nu kan men van een redacteur
niet altijd verwachten dat die een stuk, een expositie waaraan de bazen steun
geven, zal afkraken, als dat zo zou moeten.
Kunst, dames en
heren, dat is waar we ons van bewust zijn, kunnen zijn, als de maag vol is. Zou
het? Het blijft een moeilijke kwestie en daarom denk ik dat de overheid via de
openbare omroep echt wel kunst moet ondersteunen, maar vooral het onderwijs er
de aandacht op kan vestigen en dat we misschien ook proberen dat de westerse
omgang met kunst, welhaast waardenvrij, neutraal, ook voor problemen kan
zorgen. Maar het moet niet altijd meta-artistiek gebabbel zijn, het mag er ook
om gaan dat men jongeren - en ouderen - nog eens laat genieten, van opera,
toneel of een expositie. Natuurlijk is het aanbod nu net groot en immens, omdat
internet zoveel toelaat, maar de openbare omroep kan dingen brengen die mensen
plots wel aangrijpen: de kunst ondergaan, ervaren is minstens zo nodig als
erover geïnstrueerd, geadstrueerd te worden.
En ja, er gaan ook migranten naar musea en toneel, maar als
men hen vanzelfsprekend naar het BSO stuurt, waar men wel de schoonheid van
goed metselwerk leert kennen, zal men ook wel begrijpen dat men hen niet moet
onderschatten. Mensen, dames en heren politici, zijn geen extrapolatie van
opinieonderzoeken want opinieonderzoeken peilen, soms enigszins vergeefs naar
de smaak van mensen. Sommigen denk ik, doen terecht zalen vollopen, anderen laten
ze dan weer leeglopen, met of zonder subsidies. En ja, de overheid investeert
in kunsten, want de hefboomfunctie van een levendig kunstgebeuren zou wel eens
groter kunnen zijn dan we in het debat van politici en journalisten te horen
kregen.
Neen, Tjeve zal ook wel gedacht hebben, mooi gebruld, maar
ik koop niet zo gauw een kaartje als ik ze hier gratis op de markt bezig kan
zien. De moeilijkheid is immers dat kunst soms utopische, dan weer idyllische
vergezichten aanbiedt, dan weer het duistere in ons opspit of net onze nobelste
trekjes in de verf zet. Wat is beter? Of wat doet ons genoegen? En Bokrijk
sluit het waarderen van het oeuvre van Michael Borremans niet uit, nog het
omgekeerde, al is men hier wel erg inconsistent: Men verguist het folkorisme
van Bokrijk, maar het doen herleven van het verleden is de kern van zovele
stadsfestivals en lokale braspartijen - en neen, eens goed kermissen doet echt
niemand kwaad.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten