Mangeons des brioches
Brief
Aan
een kandidate
Voor
een parlementair mandaat
Brugge,
7 april 2014
Mangeons
des brioches et discutons les affaires de la société. U heeft geen tijd
natuurlijk, want u moet flyers uitdelen, glimlachen en af en toe een praatje
slaan. En overigens, zegt u mij, wil u vooral niet gaan discussiëren over wat
een volksvertegenwoordiger moet of kan doen. Nu, dat is ook mijn bedoeling
niet, mevrouw, want u bent inderdaad verantwoordelijk voor uw inzet in het
ambt, eens u verkozen bent. En toch, daarom vraag ik u, laten we daar in de
Wijngaardstraat eens afspreken en er een goed ontbijt gebruiken, rustig
keuvelend over de hangende kwesties. Niet dat we alles de revue kunnen laten
passeren, maar toch, probeert u eens even uw eigen engagement uit te leggen
zonder in slogans terecht te komen? Hoezo, u moet juist pakkende slagzinnetjes
bedenken? Precies, daar gaat het over.
Het
is niet letterlijk een gesprek dat ik ooit had, maar wel wat er naderhand is
blijven hangen, als het erop aan kwam over politiek engagement te spreken.
Daarom nodig ik haar nogmaals uit voor zo een goed en stevig ontbijt, met
vooral aandacht voor het woord. Want hoe gaan politici dezer dagen om met de
vraag dat niemand hen schijnt te vertrouwen. Dat ze geen ideale
schoonzoons meer zijn en meisjes in de
politiek nooit een ideale schoondochter kunnen zijn? Enfin, zelf hou ik niet zo
van als ideaal voorgestelde mensen, al zijn er af en toe wel eens die opvallend
aangenaam uit de verf komen. Maar voor politici is het ook niet eenvoudig goed
te doen en zeker niet voor iedereen, want ze moeten, bij hun opkomst de pairs
behagen, vervolgens een publiek vinden en tenslotte hun bazen overtuigen dat ze
een meerwaarde betekenen. Of ze kunnen zelf proberen de opperste baas te
worden, maar wat houdt men aan het einde van rit over aan eigen engagement?
Nu
schreef ik vroeger al dat ik het niet noodzakelijk acht dat een jongen of
meisje een politiek ambt zou ambiëren uit verontwaardiging, liefst nog heilige
verontwaardiging, want waarover zou men dan verontwaardigd zijn? De een is
verontwaardigd over het onrecht de vrouwen aangedaan, de ander over het gebrek
aan autonomie dat onhoudbare transfers zou veroorzaken, terwijl
verontwaardiging in andere domeinen dan weer leidt tot ijzeren wetgeving,
waarvoor de argumenten misschien rationeel te verantwoorden zijn, maar
individuen ernstig kunnen kwetsen, wat dus wel weer verontwaardiging zal
opleveren. En beter nog, die verontwaardiging mag best hevig zijn, of anderen
betreffen, het hoeft ook niets te zeggen over wat onszelf echt beroerd.
Kent
u iemand die onrechtvaardigheid accepteert? Iemand die onrecht de normaalste
zaak van de wereld vindt en de schending van de persoonlijke integriteit door
de overheid geen belangrijke kwestie acht. En toch zeggen bijna alle partijen
en zo goed als alle kandidaten voor zowat elke verkiezing, zelfs die voor Miss
Aardbei, tegen onrecht en onrechtvaardigheid gekant te zijn. Maar wat is recht,
rechtvaardigheid, en wat vinden we onrecht? Een slechtziende die niet naar de
film kan? We zetten er iemand naast die het verhaal van de passerende beelden
vertelt. Laten we wel wezen, we willen niemand het plezier van de bioscoop
ontzeggen en zelf zien we ook maar zo goed als ogen en bril toelaten.
Onrecht
verdragen doet niemand, tenminste als men er zelf direct bij betrokken is, maar
het is al moeilijker onrecht te bestrijden dat men denkt niet te kunnen keren
of waarbij men zelf een en ander op het spel zet, als men onrecht zou
aanklagen. Maar wat voor greep heeft een politicus op de werkelijkheid in een
samenleving als de onze? Velen menen dat politici aan de knoppen zitten, zeggen
dat ook zo maar vergeten dat in een democratisch bestel politici een rader zijn
in een groter geheel. Het mag overigens niet betekenen dat we politici daarom
ons respect en onze waardering ontzeggen, tenzij er redenen zijn ten aanzien
van concrete politici. Zij staan, zoals andere bijzondere
figuren niet meer boven andere burgers,
zolang ze hun ambt vervullen en zij mandaten vanwege de kiezer krijgen. Maar
dat laatste betekent niet dat zij in de uitoefening van hun ambt, zeker in de
uitvoerende macht respect verdienen, met die beperking dat als burgers het
beleid niet waarderen zij dat ook best mogen vertellen. Vandaag evenwel is het
aan het commentariaat om de politiek, de politici en de afhandeling van de
dossiers te fileren, waarbij de waarderingsregels vaak meer ideolog zijn dan
nodig, maar tegelijk worden ze evident dan wel rationeel voorgesteld.
Want
waarom zou je als jonge politica niet kiezen voor de waarderingsregels waar je
je met de kiezers overeenstemming over kan bereiken? Het valt op dat zij die
zich progressief noemen, vaak vooral geobsedeerd blijken door het behoud van
bestaande verhoudingen en aannames. Gelijkheid is een van de grondprincipes van
de moderne democratie, maar daarnaast staan vrijheid en broederlijkheid, die
beide andere facetten van het individuele bestaan raken en mee noodzakelijk
zijn voor het welbevinden. Er zijn, zoals je wellicht weet, vele politici die
voor de gelijkheid gaan, sommigen hechten aan de vrijheid als het erom gaat te
kiezen voor rode hesjes of blauwe, maar weinig politici vragen zich nog af of
er zoiets als broederlijkheid bestaat. Fraternité? Klinkt volgens sommigen als
solidarité, maar het is wel niet hetzelfde. Het is ook wel moeilijk denkbaar in
onze anonieme en in hoge mate geatomiseerde samenleving die idee van de Franse
Revolutie en van de Verlichting in pakkende beelden te vertalen. Soms, als er
rampen voorvallen, blijken mensen in staat elkaar te helpen, zonder grootse
plannen en soms slagen ambtenaren, dienders en brandweerlui voorbij de gewone
dienstijver mensen te helpen. Maar tegelijk zien we in het dagelijkse leven
mensen elkaar aanklagen bij de fiscus of de sociale zekerheid. Wie overlast zou
veroorzaken kan ook rekenen op de meldingsbereidheid bij de medeburgers. Hoe
complex individuele gevallen zijn, ontgaat hen dan. Ik wordt zus behandeld, dus
anderen mogen geen voorrechten hebben.
Inzake
onderwijs ziet men dan weer andere aspecten aan bod komen, want daar wil men
gelijkheid en zien we dat personen met een zesjescultuur best tevreden zijn.
Net geslaagd in plaats van te proberen excelleren, daar gaat het vaak om, zoals
Marli Huijer het schreef. Zij had het dan ook over discipline in tijden van
overvloed, waarbij we konden vaststellen dat we als het op inzet en studie
aankomt jongeren aansporingen kunnen
gebruiken omdat ze anders bij de spelconsole blijven. Niet dat een leraar een
dictator moet zijn of een boeman, integendeel, ook hem of haar komt het toe met
sympathie de leerlingen te bejegenen, maar als het moet, zal een strafwerkje
wel helpen. Wat de onderwijshervormers wel eens vergeten, zeggen mensen uit het
veld telkens weer, is dat de leraren harder beoordeeld worden en aan meer
onderzoek, examens onderworpen worden dan de leerlingen. Het gedachtegoed dat
ertoe leidde dat leerlingen een beoordeling van de klassenraad mogen bestrijden
en dat nu de school zelfs geacht wordt te aanvaarden dat buitenstaanders aan
het opvoedingsproject van de school en van de ouders die beroepscommissie
vervoegen, laat zien dat men wel kan streven naar objectieve bejegening, maar
of het resultaat, de disciplinering van de leerling(en) hen toelaat later zo
zelfstandig als mogelijk in het leven te staan en voor de ene betekent dit via
het leren van een nodig en nuttig ambacht, terwijl een andere rechten of
geneeskunde gaat studeren, om de opleidingen in de toegepaste wetenschappen
niet te vergeten.
Maar
goed, men wil dat de politiek de voorwaarden schept opdat de gelijkheid zou
prevaleren en vergeet, zoals een wijlen een vooraanstaand sociaaldemocraat en
socioloog, Jacques A.A. van Doorn nu net de vergissing, het falen van de SPD
noemde: het gebrek aan respect voor de kunde van individuele arbeiders – die
zich dus niet erkend wisten in hun beroepstrots – en verder was er het probleem
dat de SPD de idee koesterde van de Vaderlandsloze gezellen, oftewel de
internationale van het proletariaat. De Duitse arbeiders die morrend de oorlog
waren ingegaan hadden na de oorlog nog meer tabak van de regerende SPD omdat –
hoewel die partij er niet verantwoordelijk voor was – zij de vrede onder
draconische voorwaarden had moeten aanvaarden. Met Martha Nussbaum kan men de
gedachte onderzoeken dat zij, de linkse partijen in de republiek van Weimar,
maar ook het Zentrum er niet afdoende in geslaagd zijn burgers te mobiliseren
voor dat project. Niet alles is de fout van de politici van de republiek van
Weimar, terwijl men ook gemakkelijk over het hoofd ziet dat de oude generaal
Hindenburg, net als Philippe Pétain overigens in hun politieke aantreden de
propaganda goed wisten aan te pakken en zichzelf goed in het centrum van de
aandacht wisten te plaatsen.
Onze
referentie aan “Het falen van de SPD” van Jacques A.A. van Doorn biedt geen
reductio ad Hitlerum, wel laat het zien hoe de politieke randvoorwaarden ook
vandaag voor politici vaak minder evident zijn dan men denkt. Wie boven komt
drijven en wie nooit van de achterste banken wegkomt, wil men wel eens
verklaren op grond van de genialiteit van deze of gene. Maar moet men, behalve
goed tacticus echt geniaal zijn en kan men geniaal zijn in de politiek?
Het
gaat er namelijk niet om, in tegenstelling tot wat systeembouwers bedenken dat
een politicus met mandaat (m/v) boven de samenleving en het gewone volk zou
staan, wel dat de politicus etc zijn of haar inzichten redelijk kan overbrengen
en verantwoorden aan burgers zonder mandaat. Wie van politici leiderschap
verwacht mag niet vergeten dat dit leiderschap altijd weer voorlopig en
voorwaardelijk functioneert. Maar politici hoeven daarom niet naar de pijpen
van God en klein Pierke te dansen, want dat verhindert maar de verstandhouding.
Beslissingen van politici waar zijzelf niet aan onderworpen willen worden,
rieken naar paternalisme en naar hypocrisie.
Genialiteit, waarvan we nooit weten hoe men ertoe komt die iemand toe te
schrijven, staat de bescheidenheid in de weg die politici tegenover hun
medeburgers aan de dag moeten leggen.
Want
al zou men de link niet zo gauw leggen, dan nog is het zo dat geniale mensen
wel niet zo vlug verontwaardigd zijn,
verontwaardigde mensen noemen zich graag geniaal en als ze er wat op
doorstuderen denken ze dat ze de zaak grondig hebben begrepen. De vraag is
evenwel of men genialiteit kan claimen, of talent, want als men de
besluitvorming rond de vervorming van het secondair onderwijs bekijkt, dan valt
op dat men een aantal problemen wil oplossen die ideologisch misschien
belangrijk zijn, maar die de zaak er niet rechtvaardiger op zullen maken. Wie
zich geniaal vindt, mag best in de politiek heet het, maar tegelijk hoort men
wel eens dat weinig politici in het burgerlijke leven iets zelfstandig hebben
verwezenlijkt. Wereldvreemd zouden zij wezen, maar hoe kan men dat afmeten?
Feit is dat de politiek zeer autonoom haar eigen mensen kiest en dat naderhand
de media – op enkele uitzonderingen na – die keuzes valideert waardoor elke
reden tot zelfkritiek wegvalt. Dan is wereldvreemdheid geen verrassend gevolg maar
ingebakken in het systeem. Voor ons lijkt niet zo wezenlijk en toch, als men de
politieke debat heeft kunnen volgen sinds de val van de regering Leburton, dan
blijkt dat de inzet van de debatten zozeer op het eigen gelijk is gericht en de
eigen roem moet dienen, dat het soms moeilijk is er de werkelijke standpunten
uit af te lezen.
Men
schrijft dat wel eens toe aan het verschil tussen democratische stelsels met
meerderheid- dan wel minderheidstelsels en de conclusie is duidelijk, dat
blijkt een zelfde uitwerking te hebben. Voor individuele politici, dus ook voor
u, heeft dat grote gevolgen, want de bandbreedte waarover u beschikt is bepaald
smal en de ruimte om zichzelf te verhouden tot de directe achterban en burgers
wordt heel wat moeilijker. Misschien moeten we hier het nutsdenken, het
utilitarisme van Bentham en John Stuart Mill, al mag men beide denkers niet op
dezelfde lijn zetten, blijkt voor sommigen via de korte bocht te verleiden tot…
populisme. Dat wil niet zeggen, zoals men het graag voorstelt dat men slechts
een soort engdenkendheid presenteert, want in Nederland staan Emiel Roemer en
Geert Wilders op het vlak van pensioenen en andere sociale thema’s dichter bij
elkaar dan ze beide willen toegeven.
Uw
rol als kandidate mag dan eenvoudig zijn, zoveel mensen voor u en voor uw lijst
winnen, mocht u mandataris worden en die kans is niet onbestaande, dan zal u
voor een veel moeilijker kwestie staan: hoe vervul ik mijn ambt zo dat ik er
zelf fier op mag zijn, want jawel, ook politici hebben zoiets als beroepsernst.
En de rest, de kleine dispuutjes hoeven het grote kader niet te bederven. Maar
u zal wel in de keuze van uw thema’s en de uitwerking via het parlementaire
debat moeten kunnen aantonen dat u a) over dossierkennis beschikt en b) weet waar
volgens uzelf de klemtoon hoort te liggen. Of u nu over mobiliteit vragen zal
stellen of voorstellen indienen dan wel over cultuur, altijd zal uit uw aanpak
blijken waar u voor staat. Mobiliteit? Meer wegen? Men zal u verguizen, ook al
is uw verhaal geconcentreerd op missing links en het onderhoud van de wegen. Wil
u over onderwijs meespreken, zal u het dan onrechtvaardig vinden als jonge
kinderen hun talenten niet mogen ontwikkelen omdat het aanbod er niet (meer)
is.
De
politieke cultuur dezer dagen roept vragen op, maar het zijn, wil ik besluiten,
niet enkel politici die hier het laatste woord hebben en al zeker niet over hun
eigen inbreng. Louis XV was een behoorlijk goede koning en na Louis XIV le
Grand had men er ook vertrouwen in. Maar le bien aimé had te vaak botsingen met
de parlementen en vooral het parlement van Parijs, rechtbanken dus, opdat zij
hem ongemoeid zouden laten. Hij beging fouten, zegt men, maar zijn pogingen de
franse overheid uit de greep van de renteniers te halen, waren niet geheel
zonder succes, doch, onvoldoende was zijn succes opdat men hem zonder
kleerscheuren zou laten gaan en postuum een negatieve herinnering toevoegen.
Alleen moet men al een en ander van de franse geschiedenis kennen om de houding
van de vorst en van het Parlement van Parijs te begrijpen. Immers, men wilde de
koning niet toelaten wetten te promulgeren zonder dat die door het parlement
waren geaccepteerd en dat terwijl die wetten de rol van die parlementen wilden
inperken. Zij waren de elite en dat was voldoende.
Daarom,
mevrouw, hoop ik niet dat u rechte lijnen zal bewandelen, maar die paden kiezen
zal die u het beste lijken. Finaal komt men altijd uit bij Willem de Zwijger:
Point faut espérer pour entreprendre, point faut réussir pour perséverer.
Ondernemen tegen heug en meug – maar toch niet overdrijven. Volhouden tot het
elastiek net niet breekt. Moeilijk is het wel, die breekpunten te zien en de
rand te durven zoeken, maar waarom zou het uitoefenen van het ambt van
verkozene des volks simpel moeten zijn. Onze samenleving is diffuus, confuus en
ook nog eens complex. Dat vergt nadenken en vooruitzien, voor zover de mist dat
toelaat.
Vale, maar ik zal u eerlang nog eens aanspreken, want er zijn nog wat titels te bespreken, zaken onder ogen te zien, over uw rol en de rol die u hoopt te mogen gaan vervullen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten