In de tuin der stemmen (Jardin des voix)
Kleinbeeld
Barokke
genoegens in een begijnhofkerk
Waarom
koormuziek kan enthousiasmeren
Beeld van Elisabeth van Thünringen in de gevel van de begijnhofkerk. Binnen genoten we van de muziek die in Saksen tot leven kwam. |
Johan Sebastian? Bach
natuurlijk, maar ook, zegt men, altijd kwaliteit, want hij componeerde zoveel
dat het bovenmenselijk moet heten. Maar Zelenka? En Heinchen? Een zaak voor
fijnproevers, dus? Of net een kwestie vanwege het koor om verder in de barok te
grasduinen en er parels uit op te diepen? Maar ook, denk ik, naast het muzikale
genot een moment om te bedenken hoe rijk onze (Europese) cultuur is.
Voor sommigen is die barok
oude koek en moeten we er niet te veel aan hechten, maar de muziek die ik
zondag hoorde stemde mij en naar naderhand ook bleek anderen gelukkig en blij
gestemd, zonder dat het naar euforie zou neigen. Niet dat we de euforie ook niet
eens zouden mogen proeven, maar hoe vlug ontaardt dat niet in extatische uitspraken?
De waardering voor de uitvoerders mag groot zijn, het is vooral een zaak van
genieten van het gebeuren.
Ik was wel al vaker voorbij
gewandeld aan de begijnhofkerk aan het einde van de Burgstraat in Gent, maar nu
vond ik toch de gelegenheid om de kerk te bezoeken en meteen een stevig stuk
geschiedenis te ervaren. Juist, Johan Huizinga en Frank Ankersmit waren nog
maar eens opgedoken om mij te inspireren - de sublieme historische sensatie,
weet u wel - en terwijl we koutend wachten op het verschijnen van het ensemble
met historische instrumenten, op het koor ook en de solisten, had ik
gelegenheid om de kerk in me op te nemen. De 18de eeuw springt ons tegemoet uit
alle hoeken en kanten, terwijl het begijnhof onder Johanna van Constantinopel in 1234 werd opgericht met steun van Johanna, gravin
van Vlaanderen. Juist, een en dezelfde persoon... Over de geschiedenis van
begijnhoven is al een en ander gepubliceerd, maar de iconografie, waarover dr.
Walter Simons gelukkig schreef, blijft altijd wat hangen in vaagheid, terwijl
de iconografie net een van de eigenheden vormt van de Europese culturele
ontwikkeling.
In het begijnhof vindt men ook
een beeld van de hand van Georges Minne, Bruges-la-morte, verwijzend dus naar
Georges Rodenbach en gemaakt op vraag van Emile Verhaeren en Maurice
Maeterlinck. In Brugge mocht het niet geplaatst worden bij het begijnhof op
vraag van het Davidsfonds, afdeling Brugge.
We moeten vaststellen dat dit
soort conflicten misschien begrijpelijk kan zijn in die tijd, maar Rodenbach
schreef over Brugge en toch blijft men hem ervan verdenken dat hij de Vlaamse
samenleving en cultuur niet echt naar waarde wist te schatten. Een eeuw of wat
later zou men enige zin voor nuance verwachten, maar men herhaalt zo graag wat
vroeger werd gezegd dat men geen inspanningen doet om het gehele plaatje te
bekijken. Terwijl ik zat te luisteren naar het koor en de musici van het
consort en de dynamiek van de muziek, de toonzetting over me heen liet komen,
merkte ik nog maar eens hoe deze muziek hoe dan ook gedateerd zijnde toch weer
nieuw en modern uit de verf kwam. Het concerto klonk nergens vermoeid of
afgerammeld, maar liet zien dat barok ook voor de tijdgenoot wellicht aangenaam
geweest moet zijn. En het lange stuk aan het einde? De mis voor alle heiligen van
Zelenka bracht ons de veelheid van mogelijkheden, van kamermuziek tot
overweldigende tutti-partijen die ons helemaal inpakten; ons, dat is het geheel
van toehoorders, die meer dan anders deel hadden aan de uitvoering.
Natuurlijk zijn het de
solisten, de leden van het ensemble en het koor die het grote werk doen, maar
ik zag wel meer mensen mee de maat volgden en de sfeer was, laten we zeggen;
ontvankelijk. Of het een perfecte uitvoering was, weet ik niet, want ik ben
noch musicoloog noch onderlegd in de muziekpraktijk, maar tegelijk kan men wel
voelen dat het hier om het resultaat van veel inspanningen ging en veel samen
oefenen dat wil zeggen dat we niet hoorden dat het hard zwoegen was, maar wel
het resultaat van veel oefenen. Het koor, dat zijn mensen die er graag
wekelijks een aantal uren in steken, die willen meewerken aan het creëren, aan
het uitvoeren van deze muziek. Kortom, ik nam deel aan de week van de
amateurkunsten en aan het project van erfgoeddag, maar hoe belangrijk die
initiatieven ook zijn, de vraag is of die benadering de beste en de meest
nuttige is, want mensen kunnen door al dat schreeuwen om aandacht eerder
afgeschrikt raken.
Want goed, de keuze van de
werken voerde ons naar het Saksen van de 18de eeuw, toen Saksen behoorlijk
welvarend werd en tegelijk op artistiek vlak een grote invloed uitoefende.
Kunst gedijt vooral als er een publiek is en als er opdrachtgevers zijn. De
vraag blijft dan waarom we er ons zo moeilijk rekenschap van geven dat die
periode steeds maar nieuwe geheimen prijs kan geven. Het heeft te maken met de
gedachte dat men alleen met de beste kunst bezig hoort te zijn, maar dat op die
manier de muziek zelf niet meer kan leven. Terwijl ik zat te luisteren kwam
vanzelf de gedachte weer eens opzetten aan de distopische roman die Hermann
Hesse in 1943 in Zwitserland publiceerde: het Kralenspel. Omdat men vond dat de
samenleving te vulgair was en omdat de veel te velen zich in lijstjesvorming en
records vermeiden en daarom geen interesse meer had voor wetenschappen, kunsten
en filosofie, ontwikkelde zich uit kernen die zich met historische
muziekuitvoering, met wiskunde en filosofie, met wetenschappen inlieten een nieuwe
eenheidsopvatting waaruit men het Kralenspel ontwikkelde. Het Kralenspel zal,
zo laat Hesse begrijpen aan vitaliteit inboeten omdat de muziek, de kunsten en
de wetenschappen niet meer uit het leven kunnen putten maar ook niet meer
aanspreken het gemoed en de ziel. Jozef Knecht die opklimt tot het hoogste ambt
van Magister Ludi ontdekt in zijn confrontaties met de vertegenwoordiger van de
wereldse elite, Designori, maar ook met vertegenwoordigers van de oude
monastieke traditie van de Benedictijnen, dat Kastalië het ontbreekt aan wat ik
hier maar het tragische van het leven en de kunst moeten noemen. De kunst in
Kastalië, de wiskunde en alle andere domeinen, zoals de meditatie en filosofie
staan in dienst van het spel en alles moet volgens strakke normen gebeuren. Het
vioolspel, de hobo's in de kerk, die ik hoorde volgden uiteraard ook de
partituur en er werd gestreefd naar zo goed mogelijke uitvoering van wat de
dirigent, zoals ook de koorleden zich onderwierpen aan de partituur en de
dirigent, maar het was met het doel de muziek te laten klinken.
Vandaag merkt men dat er soms
een soort Kralenspelachtige omgang in ontwikkeling is, waarbij kunst beoefenen
een zaak van perfectie is, waarbij het beleven op de tweede plaats komt. Toen
ik het autobiografische werk van Johannes Witteveen, in de jaren 1973 - 1978
managing director van het IMF las, ontdekte ik de wereld van de Soefi, een
Iraans-Indische traditie... die in feite het leven in de samenleving vorm
tracht te geven zonder daarom in formalisme te vervallen. De zangers en
zangeressen van het koor zijn niet per se beroepshalve bezig met muziek, want
werken in ziekenhuizen, in het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen en zoveel meer.
Maar zij kunnen in de muziek blijkbaar een genoegen vinden. Het bevalt me niet
omdat het amateurs zijn, maar omdat deze mensen aandacht hebben voor de aperte
schoonheid van de muziek. Want vroeger maakte ik ook andere uitvoeringen, in
een ander segment mee en dan blijkt
altijd weer dat het enthousiasme van de uitvoering minstens zo belangrijk is
als de kwaliteit, wat impliceert dat het zonder elkaar kan maar pas als beide
met elkaar verbonden blijken, kan het een feest worden.
Terwijl ik na afloop buiten
even een beetje lucht zocht, las ik het verhaal over de kerk en de naam van het
begijnhof, met een verwijzing naar Elisabeth van Thüringen, die na de dood van
haar echtgenoot niet meer wilde trouwen, ook niet met diens broer, haar zwager,
omdat ze beloofd had niet meer met iemand anders zo te leven. Toch had ze met
haar echtgenoot bonje gehad over haar weldadigheid, want ze gaf te eten aan zij
die hongeren en stond in voor het oprichten van leprozerieën en ziekenhuizen.
Overigens, werd ze door de familie van haar man uit haar ouderlijke macht gezet
en uit het kasteel de Marburg gezet omdat ze dus geen tweede huwelijk in haar
man's familie wilde, maar diezelfde zwager zou haar later, eens hijzelf
grootmeester was geworden in de Duitse orde, weer steunen. 's mensen wegen zijn
ook wel eens ondoorgrondelijk, maar het liet een erfenis na, die we herkennen
in al die ziekenzorginstellingen genoemd naar Elisabeth van Thüringen en ook
dus het begijnhof in Gent.
Hoe en waarom de
begijnenbeweging in de Nederlanden zo een grote geschiedenis kon krijgen, lijkt
men maar moeilijk uitgelegd te krijgen, want men vergeet altijd weer dat alleen
in de Zuidelijke Nederlanden die beweging niet opgegeven werd. Het concilie van
Vienne in 1311 wilde af van de gevaren van ongecontroleerde devotie en van
ketterijen. Indien wonend in een afgelopen stadsdeel, ommuurd en onder leiding
van een geestelijke leider, kon het wel. Bijna alle vrouwelijke orden kwamen
achter een veel strenger bewaakte afzondering terecht, zodat de begijnen de
minst gecontroleerde van alle waren. Of ze altijd zo vroom waren als we het
altijd voorgeschoteld worden, zou men alleen op grond van bronnen mogen
besluiten en die blijken wel eens minder uitgesproken vroomheid blijk te geven.
De reden waarom ik mij
daarover verwonderde bij het huiswaarts reizen, was en is dat we terecht een kritiek
kunnen aanvatten van de christelijke tradities, zeker ook als het over de
zelfbeschikking van vrouwen ging, maar in het algemeen dat we van het verleden
graag de zwarte legende overhouden en dat roept problemen op. Met de muziek in de
oren, uit Saksen en omgeving werd wel duidelijk dat die Europese cultuur best
veel te bieden heeft, ook al was dit muziek die bedoeld is voor het kerkelijke
leven. Maar tegelijk, die motetten van Bach, het concerto, het misereri, het
blijft alles een voorstellen van het schone, dat vandaag noch nauwelijks als institutioneel
religieus wordt ervaren, maar wel een spirituele kracht aan de oppervlakte
brengt.
Laten we dus maar eens
beginnen, als we ontdekken dat de Europese cultuur best donkere bladzijden
heeft, dat er ook andere voorhanden zijn, waaraan die gravin uit Thüringen vorm
gaf en dus ook die componisten in de omgeving van de Elbe. Alleen willen we het
al eens voorstellen dat die artistieke uitdrukking niet echt te maken heeft met
donkere zijden als de vervolging van ketters of het handhaven van de katholieke
doctrine, of van de calvinistische, Dortsche confessie en dan zwijgen we nog
over de Dertigjarige oorlog ... Het een
is er, maar de kunst, schoonheid en nog meer, het aangenaam maken van het leven
is er zeker ook. En daar geeft zo een optreden toch maar weer blijk van. Het
was gewoon genieten, rustig alles laten komen en meegaan. Zo eenvoudig kan
kunst ervaren zijn.
En toch, bedacht ik me later
die avond, toen ik nog eens aan dat begijnhof dacht, aan die vorstin uit
Thüringen, maakt ook dat streven naar onafhankelijkheid van sterke vrouwen,
zoals Elisabeth van Thüringen deel uit van die traditie. Vandaag spreekt men zo
gauw niet meer over Felix Timmermans, rekent men hem zaken aan als
provincialisme en katholicisme, maar wie Pallieter las, of Boerenpsalm, maar
ook natuurlijk ook "De zeer schone uren van juffrouw Symforosa,
begijntjen" waarvan het sprankelende blijkbaar niet meer aan de orde komt,
ontdekt telkens weer iets van een overdachte en doorleefde oorspronkelijkheid,
een vernieuwde naïviteit. Het gaat om de vraag of de grond voor de scherpe
tegenstellingen die er waren tussen vrijzinnigen en de katholieken vandaag onze
artistieke smaak moet blijven bepalen. De kerk verdween, verloor aan relevantie
omdat ze de moderniteit al te lang bestreed, zonder er zelf inhoudelijk een
antwoord op te geven. Maar wat van waarde is, heeft de geschiedenis van de
kunsten geleerd, kan in nieuwe omstandigheden gedijen, wat mij tijdens dat
concert van Jardin des voix ook al was opgevallen, eens te meer. Natuurlijk
zijn er topwerken, maar soms merkt men pas (te laat) hoeveel parels er niet
verborgen kunnen raken onder het slib van de geschiedenis. Het beeld van Minne,
Jan Dismas Zelenka en zoveel meer, het zijn alle elementen die ons vandaag
zouden kunnen inspireren er iets aan toe te voegen, naar best vermogen, zonder
per se te weten of het zal overleven.
Ik denk dan ook aan het
gesprek met Lucien Posman, die meezong in het koor en docent is aan het
conservatorium, maar ook componist is van koormuziek. Daarom zou men mogen
hopen, denk ik, dat Klara op dat vlak wat meer avontuur in de zin had. Want Hermann
Hesse had dus een punt, denk ik, als hij met het Kralenspel de doos van Pandora
opende: perfecte beoefening van het spel, ten koste van het leven zelf en van
de levende kunst. Zondag was het levendig, dat zeer zeker.
Bart Haers
Dank je voor het interessante artikel, Bart! Zeer goed geschreven!
BeantwoordenVerwijderen