Een moeilijk gesprek met Baruch de Spinoza
Recensie
Eenzaamheid
als gevangenis
Waarom
men Spinoza lezen wil
Irvin D. Yalom, Het Raadsel Spinoza, Uitgeverij
Balans 2012, pp. 432. Prijs: 19,95 €
Ik had het boek al een paar keer zien liggen in
de boekhandel en ik wist niet of ik het werkelijk zou lezen. Spinoza is voor
sommigen een held, een genie en dan kan je natuurlijk niet zo heel veel
vertellen. Ook is duidelijk dat er over de filosoof niet zo heel veel geweten
is. We kennen zijn Ethica, die zeer ingenieus in elkaar zit, maar wie beweert
dat begin zonder moeilijkheden te doorworstelen, mag het zeggen. Hij bedrijft
filosofie als was het wiskunde, wat hem een zeer heldere structuur aanbiedt om
complexe ideeën over het zijnde en bewuste aan de orde te stellen. We kennen
zijn werk over hoe de betere staat eruit zou moeten zien. We kennen tot slot
zijn werk over de verbetering van het denken.
Maar over het leven van Baruch, Bento de
Spinoza is niet zo heel veel geweten en over de cherem, de excommunicatie
schreef Steven Nadler “De ketterij van Spinoza” waarin hij uiteenzet dat de
visie van Baruch de Spinoza reeds voor zijn vertrek uit de Joodse gemeenschap in
grote lijnen ontwikkeld was. Het was zelfs aanleiding voor de excommunicatie,
de Cherem, maar wellicht speelden andere factoren, handelsbetwistingen mee,
maar feit is wel dat Nadler ook wees op het feit dat de Spinoza minder
uitzonderlijk was dan men zou verwachten, want hij volgde een traditie van
Joods rationalisme, maar wel is geen zo ver gegaan in het ontwikkelen van de
ideeën tot een afwijzen van de godsdienst zelf, uitgaande van de gedachte dat
God te perfect is om zich met ons bezig te houden. Irvin D. Yalom werkt grondig
aan deze problematiek, legt heel duidelijk uit dat de opperrabbijn er echt een
probleem mee heeft, want hij kan de intelligente Spinoza wel af en heeft er
sympathie voor, maar de verhouding tot het Amsterdamse stadsbestuur is
natuurlijk complexer, omdat Amsterdam wel iets vrijer wil zijn, maar de
herinnering aan de synode van de Dordrecht en de gevolgen voor de Arminianen,
de rekkelijken, die een al te rigide geloofsopvatting niet aannamen, was hem
niet onbekend.
Kortom, Spinoza zit met een probleem. Maar hij
heeft niet enkel een scherpzinnig filosofisch concept over God en mensen, over
de wereld ook in gedachten, maar hij weet ook nog eens dat de politiek door de
godsdiensttwisten in het ongerede komt. Zijn theologisch politiek traktaat laat
toe vast te stellen hoe nefast een te grote bemoeienis van kerkelijke concepten
en vooral kerkleiders in het politieke nefast kan uitpakken.
Irvin D. Yalom stelt het zo voor dat het
verhaal van Spinoza niet zo gemakkelijk in een roman te vertellen valt.
Sommigen vinden dat hij te veel in zijn mogelijkheden beperkt is om de roman te
schrijven. Wie echter zou verwachten dat hij ons een portret van Alfred
Rosenberg zou voorschotelen? Is het gezocht? Men kan aannemen dat de Nazi’s
niet met een jood te maken willen hebben, maar misschien is dat al een eerste
voordeel van het boek. Ik denk niet dat er zoveel werken zijn waarin de joodse
rol in de Duitse samenleving op die manier aan bod komt. Enfin, het moderne
verhaal, over Rosenberg begint in Reval, de Duitse én Russische naam van de
stad die we kennen als Tallinn, aan de Finse golf in Estland. Het is van belang
te begrijpen dat de jonge Alfred Rosenberg volgens de auteur al vroeg de indruk
had dat hij als persoon door de omgeving bedreigd werd. Zijn familie was hem
ontvallen en hij leefde bij een tante. En we weten dat Tallinn voor de Joden in
Europa een belangrijk centrum was. Amos Oz schreef onder andere liefde en
duisternis, hoe familie van hem in Reval als intellectueel en Talmoedisten
actief waren. Het is een van de aspecten van het boek van Yalom, die niet
uitgesproken worden, maar die men wel kan weten. Alleen, dat moet gezegd, men
komt er maar moeilijk achter, want we krijgen eindelijk geen goede documentatie
over Midden- en Oost-Europa. En in die zin is de link tussen Spinoza en Alfred
Rosenberg best goed gevonden.
De vraag in dit boek is waarom een gewone
jongen zo geobsedeerd kan raken door de aanwezigheid van Joden, terwijl zijn
held, Johann Wolfgang von Goethe veel van Spinoza tot zijn eigen denkbeelden
zou hebben gemaakt, maar volgens recent onderzoek – hoewel er hiervoor vroeger
al aanwijzingen waren – Goethe van Spinoza een eigen Spinoza zou gemaakt
hebben. Wel was Goethe, met Schiller de mening toegedaan dat een modern
paganisme aangewezen is, maar of dat aansluit bij de visie van Spinoza, althans
volgens Yalom, dat de godsdiensten moeten verdwijnen, blijft maar de vraag en
hoe dat dan voor de mensen moet uitpakken nog een goede tweede vraag.
Lezen we het boek met aandacht, dan merken we
dat Irvin D. Yalom, echt wel de mening is toegedaan dat de genialiteit van
Spinoza voor hemzelf een behoorlijk hoge prijs had. Zijn vermogen tot denken en
zijn inzichten zijn voor ons nog steeds van belang, maar als ik het boek goed
gelezen heb, dan blijkt ook dat Spinoza een filosoof in de zin was die Michel
Foucault schetst en past in de Socratische levenswijze. Zelfvoorzienend en
onafhankelijk. Maar er is ook de communicatie met anderen. Men kan kritiek
hebben op het feit dat Yalom weinig vertelt over de Collegianten. Maar goed,
niemand is het verboden dat thema zelf verder uit te werken. Het zijn niet die
hiaten die blijkbaar storend zijn, wel de vaststelling van Yalom, bij monde van
Franco, een fictief personage dat een spiegel biedt aan Spinoza en dat
bijvoorbeeld wijst op de laatdunkendheid bij Spinoza ten aanzien van vrouwen.
Een ander element dat opvalt is dat Spinoza heel helder theoretische concepten
weet aan te brengen, zelfs een uitmuntend boek over de politieke theologie of
theologische politiek weet te schrijven, maar zelf niet deelnemen wil aan het
gebeuren. Franco zal op zeker ogenblik naar Curaςao vertrekken, met een groep
mensen die de praktijken van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam niet zo
fraai vinden.
Het boek zit overigens vol spiegels en Yalom
gebruikt in het verhaal van Rosenberg en van Spinoza soms gelijke termen in een
totaal verschillende context. Bij Rosenberg, die ook een buitenstaander is,
maar zonder inbreng van buitenaf… Zijn denken laat hij niet confronteren met de
visie van anderen. De scènes in de Real-Schule in Reval-Tallinn blijft intrigeren,
want hoewel het ook tot de fictie in deze roman maar laat zien hoe Yalom
vermoedt dat de jonge Rosenberg niet (meer) vatbaar was voor andere inzichten.
Niet de bijbel was en werd zijn evangelie maar het werk van Houston Stewart Chamberlain, die zelf ook
alweer door omstandigheden een outcast was geworden, maar financieel behoorlijk
onafhankelijk kon opereren, met een stevig jaargeld. Zijn werk “Grundlagen des
XIX Jahrhundert” een stevig boekwerk in 2 banden, waarin het antisemitisme aan
de orde wordt gesteld en meer nog dan gelegitimeerd een oproep daartoe is. De
jonge Rosenberg zal door dit boek begeesterd worden, maar een opmerking van de
rector – in de roman – dat Goethe veel had gehad aan Spinoza, zorgde voor de
jonge man voor een bijna existentiële twijfel. Want hoe kon de Edelste van alle
Duitsers, zo noemden ook de Nazi’s hem, toch zo veel bewondering hebben voor
een Jood. Net Chamberlain had mee de mythe leven ingeblazen dat Jezus wel in
Galilea leefde en cultureel Joods was, maar niet tot het ras, want Ariër, bleek
volgens Rosenberg misschien ook voor Spinoza op te gaan. Want hij was dan
misschien mee met de Sefardische mensen uit Portugal naar Amsterdam gekomen, de
vraag of hij een Jood was, laat Rosenberg niet los.
In dit boek komt naast de filosofische werken
van Spinoza en het abjecte ideologische verhaal van Rosenberg ook de psychische
kant van het denken aan bod en dat, zo komt het me voor, aanvaardt men niet zo
gemakkelijk, want Spinoza lijkt zich, door van de rede zijn passie te maken,
boven elke psychische duiding geplaatst te hebben. Sommige media zwijgen over
dit boek, maar behalve het gegeven dat Irvin D. Yalom de discussie over de
psychische aandrang tot heftig antisemitisme werkelijk haarfijn aan de orde
stelt en antisemitisme lijkt me een pars pro toto te zijn voor die
overtuigingen die om en rond raciale kenmerken en superioriteit draaien. Hoe
het leven in Reval was aan het einde van de oorlog, voor ons dan toch, want in
het Oosten woedde de oorlog nog verder tot 1920, 1921, met de strijd tussen de
Witten en de Roden, komt hier gedeeltelijk aan bod, maar voor de psychiater
Friedrich Pfister, het personage mag dan wel fictief zijn, de gesprekken,
waarbij Yalom zijn eigen ervaringen bij de hand houdt, laten ons toe te zien
hoe het niet per se zo had moeten lopen met Rosenberg en anderen. Het komt me
voor dat zijn vaststelling, van Pfister-Yalom, dat Rosenberg feitelijk
onbehandelbaar is, misschien wel de kern vormt van de tragedie van hemzelf,
Rosenberg en die anderen die zich wapenden en harnasten met een ideologie die
wetenschappelijk en in de feiten maar moeilijk kon standhouden tegen de
kritiek, juist door de wijze waarop het debat gevoerd werd, van Links tegen
Rechts, van Fascisme versus communisme, waardoor de burgerlijke weg is afgesloten.
De Joodse sergeant in Reval, die Rosenberg weigert aan te monsteren voor het
leger en zo toegang te geven tot Duitsland, is een onwaardig onderofficier...
Het valt op dat we de discussie over bijvoorbeeld het leven in de DDR of de
Sovjet-Unie nooit zo uitgebeend hebben als het geval was met het nazisme, met
dien verstande dat we de oppositie in het Derde Rijk, zowel individueel als van
groepen nooit ernstig onder ogen hebben willen zien. Hier speelt een
superioriteitsgevoel van hen die de genade hebben later te zijn gekomen. In die
zin is het boeiend te zien hoe Yalom inderdaad slechts enkele figuren uitlicht
uit de wereld van Spinoza, zoals Franciscus van den Ende en zijn dochter,
Klara-Maria, en van de collegianten slechts zijn vriend de lakenhandelaar de
Vries. En, de twee onderduikers in het Spinozamuseum heetten ook de Vries,
moeder en dochter. Een vrijheid zo te zien van de auteur, maar waarom zou dat
niet kunnen?
De kritiek van onder meer Elsbeth Etty en
anderen is eensluidend, de man kan geen dialoog schrijven. Wat voor dialoog
verwacht men dan en wat bedoelt men met een levensechte dialoog? De gesprekken
van de heer Bento de Spinoza zullen inderdaad wel eens heel bijzonder geweest
kunnen zijn. In de biografie van de gebroeders Johan en Cornelis de Witt zien
we overigens de vermelding dat Spinoza de gebeurtenissen op het binnenhof in
den Haag in 1872 wilde gaan bekijken, toen beide broers gelyncht werden, maar
dat zijn hospita en hem niet wilde laten gaan wegens het hoge oplopen van de
emoties. Juist dat aspect, het zich niet laten meeslepen door de gebeurtenissen
blijkt in dit boek aan de orde. Dus, soms lijken de gesprekken wel heel erg
formeel te verlopen, of, zoals iemand schrijft over het randje van de
geloofwaardigheid, maar dan denk ik, met uw welnemen dat we de situatie in
Reval moeilijk kunnen inschatten, zoals ik al schreef en dat het voor de
Duitstalige inwoners van deze regio misschien echt wel nodig was voor hun heil
om naar Duitsland terug te keren. Had tijdens de Eerste Wereldoorlog Duitsland
niet ook al behoorlijk wreed uitgehaald in het Oosten. We spreken vaak over
Passendale, maar horen zelden iets van Tannenberg. Ik bedoel, de drang naar
Duitsland kan voor Rosenberg en anderen bijzonder groot geweest zijn, om te
overleven en dan zoekt men misschien wel alle middelen om naar het Westen te
mogen en het moederland te bezoeken of er te blijven. Een kwestie van migratie
dus? Gegeven de actuele problemen over leugenachtige verklaringen aan de
Zuid-Grenzen van Europa, maar evengoed van Latino’s in Texas en Nieuw-Mexico
kan ik er zelfs nog een acceptabele kritiek op de huidige situatie in vinden.
Want de Duitse overheid was wellicht niet bereid al die volksduitsers, zoals
Hitler hen zou noemen, op te nemen, om maatschappelijke onrust te voorkomen.
Wie dus dit boek wil lezen moet er zich terdege
van bewust zijn dat dit geen filosofisch traktaat is, maar een onderzoek naar
de wijze waarop Baruch, Bento de Spinoza in de wereld stond en hoe hij bewust
en overtuigd koos voor een grote afstandelijkheid ten opzichte van de samenleving.
Lucretius en Epictetus komen aan bod, het streven naar Ataraxia evenzeer en de
poging de emoties grondig meester te worden. Foucault zou deze benadering, die
Irvin D. Yalom biedt, wellicht wel kunnen waarderen, al was het maar omdat de
benadering van de filosoof inderdaad voorkomt als zelfzorg. De tegenstelling
tot Alfred Rosenberg kan niet groter zijn, natuurlijk Rosenberg legt al zijn
problemen in de handen van anderen en is dan kwaad dat het hem zo moeilijk valt
met anderen overweg te kunnen, een gewone babbel te kunnen hebben. De
psychiater zal dan ook proberen de 10 % die Rosenberg voor eigen rekening
neemt, zelfs die komen uiteindelijk andermans korfje terecht. Het vormt een
prangend probleem dit op een adequate manier te bekijken.
En daar draait ook een deel van Yalom’s visie
om, de aandacht van Spinoza voor een adequate dan wel inadequate kijk op
zichzelf en de wereld. Hoe kunnen we onszelf goed kennen en hoe kennen we de
wereld op een correcte wereld. De gesprekken met de fictieve Franco over
ernstige zaken, de misogynie van Spinoza – en wellicht ook andere mannelijke
filosofen – vindt Spinoza blijkbaar geen probleem maar Franco wijst erop dat
hij, Spinoza dan veel mist. Het verhaal van het verraad die leidde tot de
cherem, wellicht is het inderdaad alleen via loslippigheid van intimi van
Spinoza dat de Rabijn er lucht van kreeg van de ketterse en vooral voor de
Sefardim in Amsterdam gevaarlijke visie, namelijk het ontkennen van de
uitverkorenheid van de Joden door God, komt in het verhaal van Rosenberg ook
weer aan de orde.
Rest me de vraag te stellen waarom men alweer
een merkwaardig boek probeert af te doen als stroef en weinig interessant,
terwijl de gedachtenoefening toch wel enige betekenis heeft, want we zijn het
gewend geraakt dat filosofische teksten bestaan buiten de figuur van de
filosoof om, tot we de huldeblijken aan het adres van filosofen als Sartre,
Adorno en anderen lezen en merken dat het persoonlijke wedervaren in roerige
tijden wel degelijk van belang is. Bovendien lijkt men niet geneigd de fictieve
figuren ernstig te nemen en dus ontkent men maar ineens dat fictie zinvol kan
zijn in het verdiepen van onze inzichten over mens, medemens en wereld. Men
vergeet dan wel dat de filosoof Jean-Paul van Bendegem er de aandacht op
vestigde dat een mens best zowel thuis moet proberen te zijn in de letteren als
in de wetenschappen. Kortom, de vraag waarom men dit boek, maar eindelijk ook
wel dat andere van Yalom, de tranen van Nietzsche niet ernstig wil nemen,
blijft hangen. Alvast omdat het een redelijke adequate toegang biedt tot het
werk van respectievelijk Spinoza en Nietzsche, kan ik dit boek wel aanbevelen.
Stelt men zich de vele gedramatiseerde documentaires over interessante figuren
voor, dan kan men dit boek in die traditie plaatsen. Of Spinoza eenzaam,
teruggetrokken leefde, kan niemand ontkennen, dat hij dat vrijwillig had
gekozen, evenmin. Een goed boek over de wereld van de collegianten, de
filosofen die Spinoza (heimelijk?) steunden, is wel op zijn plaats, maar als
Goethe het aangeeft, deze auteur, Irvin D. Yalom heeft zich in zijn benadering
wel degelijk beperkt en zo de ruimte geschapen om betere inzichten te
presenteren. Wie een half leven nadenkt over het presenteren van zijn inzichten
over Spinoza en zo een verfijnd weefsel weet te presenteren, waarin de vele
mythes van de twintigste eeuw aan bod komen, levert volgens mij een waardevolle
bijdrage tot de verspreiding van filosofische inzichten. Wie kan dan gaan
vitten op de kwaliteit van de dialogen? Couperus en ook wel Elsschot, Walschap
ook, hebben prangende dialogen in hun verhalen gebracht, maar ook die worden
niet altijd gesmaakt. Dan is het gesprek over de drijfveren van de filosoof
Spinoza met de (fictieve) Rabijn Franco echt wel een mooi dialectisch spel. Ik zal dus maar eens
proberen de briefwisseling van Spinoza door te nemen. Want dat de man, Spinoza,
wreed openhartig tegen zichzelf kon zijn, blijkt wel. Waardering voor Yalom is
dus wel op zijn plaats. En de les in maatschappijgeschiedenis van Oost-Europa
verdient ook aandacht.
Bart Haers
19 maart 2012
Het lijkt me een interessante poging om over filosofie in een vorm van roman te spreken. Jammer dat sommige recensenten dit boek onderschatten. Ik heb het zelf nog niet gelezen. Maar ik vind je recensie mooi. En het is leuk dat er ook iets positiefs over wordt gezegd.
BeantwoordenVerwijderenIk vond het een boeiende benadering van de heer Baruch de Spinoza. De details van de filosofie komen op een eigen manier aan bod en dat lijkt me de moeite waard.
VerwijderenDe gebroeders de Witt : mz 1672
BeantwoordenVerwijderenklein detail.
Verder interessant stuk.
Dank
Juist, 1672 was het.
BeantwoordenVerwijderen