Verantwoordelijkheidsethiek


Brief

Het beroep van politicus
Nadenken in woelige tijden

Max Weber
Geachte heer Professor Max Weber,

Ik heb onlangs uw oratio opnieuw gelezen, waarin u studenten uitlegde hoe nodig het was in 1918, 1919 de zaken ernstig te nemen. Vergeleken met de tijden waarin u deze rede hield, zijn onze tijden als een rimpelloze vijver. Maar toch, onder dat rimpelloze oppervlak zou er wel eens heel wat kunnen bewegen. Wat er zeker beweegt, zijn de politici, maar soms lijkt net dat zo voorspelbaar, dat het ook dan het vermelden niet waard is. Aan de andere kant, men lijkt het zicht op de burger niet meer te kunnen houden, wat al sinds een twintig jaar het geval is en nu de traditionele partijen (in Vlaanderen) heel erg onder druk zet en in Nederland tot een nieuwe constellatie leidde, wat ook weer best verrassend gedrag van de kiezer weerspiegelde.

U zou moeten weten hoe het allemaal gegaan is nadat u uw rede heeft gehouden en nadat u bent gestorven. Walter Rathenau werd vermoord en de Republiek werd belaagd door Frankrijk. Pas in 1924 en 1925 werden de lasten tot een draaglijker niveau verlaagd en kende Duitsland opnieuw wat (fragiele) voorspoed. Het land was evenwel niet opgewassen tegen de grote crisis die uit de VS kwam overwaaien en de Republiek ging ten onder. 12 jaar lang zou Adolf Hitler de lakens uitdelen en proberen elke herinnering aan het grote Duitsland van de wetenschappen en de cultuur te doen verdwijnen. Het is hem en de anderen niet gelukt, maar de oorlog die ze ontketenden was zelfvernietigend. Aan het einde was dat ook de laatste voldoening van de Führer, want zijn volk had zich hem niet waardig betoond. Men zegt wel eens dat de moraal toen op het nulpunt stond en intuïtief zou ik geneigd zijn het te volgen, maar het blijft te simpel. Het stond met de moraal zoals met de politiek dat men zich van een utopie bediende, de idee dat in een slag als anders worden zou, zoals Wibke Bruhns het schreef. Men zou het met terecht euvel duiden als ik niet ook melding deed van de miljoenen die stierven, niet alleen op het slagveld, maar onder de bombardementen, Rotterdam, Londen, Conventry, Köln, Berlijn en zeker ook Dresden. Nee, er waren er nog die stierven, domweg omdat ze Jood zouden zijn, terwijl er meer dan een is geweest die pas dan ontdekt heeft Jood(se) te zijn omdat de familie niet enkel geassimileerd was maar ook geseculariseerd. Men maakte ook onderscheid, tussen volbloed en halfbloed joden. Het ergste was nog dat weinig van de slachtoffers van deze vervolging en genocide aan de karikatuur beantwoordden.

En dan begon de lange tijd van vrede, zij het een tot de tanden gewapende vrede, die voor het Oosten van Duitsland en geheel centraal- en Oost-Europa leidde tot een lange periode van dictatuur, van links, zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Toen ik las hoeveel leed de machtsgreep van de communisten in Tsjecho-Slowakije heeft veroorzaakt, iets wat ik al vernomen had, maar nooit zo scherp, kwam het bij me op me af te vragen hoe iemand als Klement Gottwald dit had kunnen verantwoorden. Dat hoefde nu eenmaal niet voor hem, want de geschiedenis zou hem gelijk geven.

De tijd vloog, er kwamen opstanden, in 1953 al in de DDR, dat deel van uw land onder de laars van Stalin, later in Hongarije, in Tsjecho-Slowakije en Polen. Groepjes zochten naar een taal om de tegenstander, de communisten aan te pakken en sommigen waren zeer succesvol, zoals Vaclav Havel, al duurde het meer dan tien jaar en zat hij meerdere jaren in de cel. Ook Lech Valesa slaagde erin de overheid succesvol uit te dagen, maar ook daar was de strijd heftig en ging er een staat van beleg overheen.

Toen dan eindelijk het einde kwam, ingezet door de chef van de Russische Communisten, Michaïl Gorbatsjov met zijn politiek van Glasnost en perestrojka, was de man al vlug een held in het westen en toch was men niet zo blij in Rusland. De gigantische veranderingen die het land na 1986 kende, met eerst grote armoede en vervolgens een stabieler regime waar het Westen dan weer niet zo blij om is. Het blijft een moeilijke kwestie, hoe wij durven te kijken naar andere landen en er een oordeel over vellen, zonder te weten of wat wij denken wel spoort met de werkelijkheid daar.

Het gaat om de democratische waarden die wij overal gevestigd en bevestigd willen zien. Het klopt dat de vrijheden van de democratische regimes inderdaad zeer veel mogelijk maken, maar zoals ik in het vervolg wil duidelijk maken, moeten mensen in een democratie goed nagaan of men van de politiek niet teveel verwacht of er niet teveel wil aan overlaten. Hannah Arendt, die kon vluchten, via Parijs naar de VS, heeft die vraag zeer scherp gesteld, omdat ze meende, al dan niet terecht dat het politieke niet alle andere domeinen van het leven mag beheersen. Het politieke gaat over het collectieve en aangezien niet alles collectief kan of mag heten, moet de politiek zich daar buiten houden.

Iemand als Martha Nussbaum had je wellicht ook willen ontmoeten, omdat ze eerst een beklijvend onderzoek uitvoerde naar de betekenis van de Griekse tragedie en de opvallende gelijkenis van het werk van Plato met die Tragedies. Men beweert dat Plato dichters de stad uit wilde, maar in feite, zo kan men bij haar lezen hanteerde hij dezelfde retoriek om zijn verhaal te brengen. Hij wilde misschien de winkel niet laten zien waar hij zijn ideeën smeedde. Omdat zij zich nogal verontwaardigd wist om het falen van de ontwikkelingssamenwerking en ook in eigen land, de VSA, zag dat mensen niet konden realiseren wat ze wilden, omdat hun capabilities niet aangesproken werden noch worden. De idee is best interessant omdat men op die manier met goede argumenten verschillende onderwijsvormen hun plaats kan geven. Of ook kan aanbrengen waarom het beknotten van het roken en het vrij laten van drugs op meer dan een manier hallucinant mag heten. Maar het gaat om de idee dat als het doel is, het resultaat meteen ook de middelen verantwoordt. Consequentionalisme heet dat en lijkt best rationeel. Maar men mag dan niet uit het oog verliezen dat men de primaire zorg voor de waardigheid van een persoon uit het oog kan verliezen. Nu valt dat nog enigszins mee in verband met roken, maar er zijn andere domeinen, waar dat al veel moeilijker is.

Wat gedacht van onderwijs? Toen men de leerplichtleeftijd verlengd heeft tot 18 jaar, in 1985, was men er zich niet geheel van bewust, zo blijkt altijd weer, dat niet alle leerlingen bereid zijn om in de klas te blijven zitten. In 2002 vroeg Chris Vandenbroecke, historicus en demograaf om de leerplichtleeftijd te verlagen tot 16, wat voor een leerlingen in deeltijds onderwijs het geval is. Maar dat kon niet, mocht niet en zou niet gebeuren. Het gevolg is wel dat vandaag ongekwalificeerde uitstroom niet te vermijden valt. De vraag die men zich wel stellen moet, heeft te maken met de wijze waarop we als personen leren. Een goed systeem? U zal wel weten wat het was op gymnasium, maar wellicht had u ook kennis van de handelsopleidingen en andere onderwijsvormen. Duitsland, maar ook Vlaanderen hadden en hebben schoolsystemen die vrij democratisch mogen heten en vooral leerlingen heel wat aan te bieden hebben. Dat jongeren er zelf niet zo heel veel van snappen, van het grotere plaatje kan men hen niet kwalijk nemen. Maar als we aannemen dat dit inzicht groeit naarmate ze verder komen en zonder grote haperingen de eerste klasse, nu heet dat het zesde middelbaar te behalen, dan kan men hen niet kwalijk nemen dat ze daar in zekere mate trots om zijn. Blijft de vraag, denk ik, hoe men andere leerlingen die niet in het ASO les volgen een positief zelfbeeld kunnen verwerven. Het kan zijn, denk ik, dat zij die fierheid ook voelen als zij de technieken in het atelier onder de knie krijgen en mooie werkstukken leren te maken. Dat wordt in de buitenwereld vaak onderschat of zelfs gewoon niet begrepen.

Het is aan politici ervoor te zorgen dat kinderen goed onderwijs krijgen. Laten we toch maar vragen waarom dat zo is. Lange tijd was het onmiskenbaar een voordeel dat men veel mensen opleiden kon die goed waren in schrijven en rekenen, niet op het niveau van de basisschool maar verder opgedreven. Men zal begrijpen dat het onderwijs inhoudelijk en qua methoden wel veranderen moest, maar wat men nu wil bereiken is dat mensen een diploma krijgen zonder dat die op hun gebrek aan inspanningen aangesproken worden. De gelijkheid wil men bereiken door de zwakkere leerling toch nog iets mee te geven, ook als die er zelf niet toe komt. En dat laatste hoeft niet want falen wordt toegedekt. Het is een moeilijke kwestie, want men wil vermijden dat kinderen en jongeren gefrustreerd en schoolmoe geraken, maar of het dan maar ineens zo moet dat falen niet bestaat…

De andere benadering, die aan de geweldige ontwikkelingen in Vlaanderen ten grondslag lagen is het willen studeren stimuleren en voor wie niet meekon waren er andere mogelijkheden. Het beroepsonderwijs werd echter gezien, jaren lang als een vergaarbak van gasten die het lieten schieten. Het kan zijn dat men die waterval niet goed vindt, maar het is wel zo dat men niet mag klagen dat onze goede leerlingen ook goed scoren, toch? Gelijkheid is een onvervreemdbaar principe, maar er is ook rechtvaardigheid, vrijheid en waardigheid van de persoon. U weet ongetwijfeld hoe het ermee gesteld was, toen de oorlog voor uw land eindigde op een debacle, onder meer omdat de generaals zo gigantisch hun hand hadden overspeeld. Het betekende voor de politici dat ze nu plots wel de macht toegespeeld kregen, maar dan om een aantal rampen af te wenden. Uw rede over het beroep van de politicus, het geroepen zijn, kwam dus niets te vroeg. Men refereert er wel vaak aan, maar ik heb de indruk dat men de betekenis ervan liever in het ongewisse laat. Want u vraagt wel wat van de politici en naar mijn oordeel is in een democratie ook de burger een politicus, maar u laat zien dat in Engeland en de VS de democratie bestaat op het niveau van de verkiezingen, maar dat vervolgens de overwinnaar eindelijk alles in handen gespeeld krijgt. Wel geeft u het Engelse systeem na dat het systeem van werkzaamheden in de commissies de politicus die wil bovendrijven de kans geven het vak te leren. Ook nu nog lijkt dat het geval te zijn. Ook kunnen partijen maar beter hun besluitvorming organiseren op grond van goed gestructureerde vergaderingen, waaruit de betrokkenen heel wat kunnen opsteken over hoe ze thema’s behandelen kunnen, rapporteren en kritiek leveren.

Maar waar u het over heeft, de Gesinnungsethik en de Verantwortungsethik blijken vandaag vooral theoretische concepten, waar men vooral niet teveel over hoeft te denken. Uw verwijzing naar de houding van de legerofficieren die telkens weer de soldaten wijs maakten dat het de laatste slag zou zijn voor ze de vrede, een altijd durende vrede zouden bereiken, maakt wel indruk, want hoeveel mensen toen hadden de moed de legerleiding ter verantwoording te roepen? Juist, men ging verder en wilde de boel redden, het puin ruimen. U bracht ertegen in dat een overtuigingsethiek altijd het risico inhoudt dat men niet kieskeurig kan omspringen met de middelen, of nog, men gebruikt wat men bij de hand heeft. Een verantwoordingsethiek is andere koek, want dan houdt de politicus zich voor net wel kieskeurig met de middelen om te springen. En dus geen middelen aan te wenden of niet om te springen met mensen alsof het middelen waren. En natuurlijk, die politicus kijkt ook uit naar de gevolgen. Waarden, zo lezen we bij Hans Achterhuis in De Groene Amsterdammer, kunnen enthousiasmeren, voor de politicus kan het kwalijk uitpakken als de politicus de gevolgen van een keuze niet voldoende voorzien heeft…wat doorgaans altijd wel het geval blijkt. Prudente politiek dus?

We weten intussen wel, denk ik, dat veel politici graag over ethisch handelen spreken, maar slechts weinigen er ook echt over nadenken. Soms lijkt  de druk zeer groot, soms zelfs denkt men niet kieskeurig te kunnen zijn, zoals bij de lijstvorming al eens het geval wil zijn. Maar goed, erover denkende kom ik bij een kijk door Spinoza’s lens uit op de vaststelling van mevrouw Tinneke Beeckman, over de evident macchiavellistische benadering van de politiek, dat wil zeggen dat Spinoza als realist meende dat een (top-)politicus nu precies wel de middelen moet aanwenden die hem – of tegenwoordig – haar ter beschikking staan. De vraag is of Spinoza daarmee elke discussie over verantwoordingsethiek zou afwijzen? Wel was Bento de Spinoza vertrouwd met de geschiedenis van de Republiek, wist hij hoe Oldenbarnevelt aan zijn gekomen was en hoe Willem II, stadhouder van Holland en Zeeland gepoogd had de wet te verzetten. Toen Johan de Witt de macht verwierf, begon hij met het bestuderen van de gewoonten en zette hij zelf vaak kleine vernieuwingen in alsof het oude gebruiken waren. Tijdens dat stadhouderloze tijdperk bereikte de Republiek een grote bloeiperiode en was het blijkbaar goed leven in Holland. Men moet zich van deze omstandigheden bewustzijn om te begrijpen waarom Spinoza zich zo uitgebreid over de staat heeft gebogen.

Het valt op dat we vandaag over politiek spreken alsof we er niet bij betrokken zijn, wat geen unicum is, maar wat voor de politici vaak ruimte lijkt te laten er een potje van te maken. De verantwoording van wat men doet, wordt inderdaad, zoals u het aangeeft, gereduceerd tot het behouden van de meerderheid. Nu in dit land, in Vlaanderen een partij opgekomen is en veel zetels in de kamer heeft verworven, doen de andere partijen graag alsof ze zich met die concurrent moeten inlaten, zonder zelf nog een verhaal te hebben. Ik denk dat dit net een falen van de politiek, eens te meer, overduidelijk maakt. Natuurlijk moet en mag men de tegenstander trachten te overwinnen, maar zoals de politieke wetenschapsters Chantal Mouffe het stelde, ontstaat er een gevaar voor de democratie als men het strijdperk als een arena voor gladiatoren ziet waar men alleen kan zegevieren dan wel dood uit de arena weggesleept te worden.

De strijd, de politieke strijd is niet het probleem, maar anders dan Spinoza meent, denk ik dat men in een democratie de politieke besluitvorming niet mag afschilderen als alleen een strijd op leven en dood, maar is het nuttig en nodig na te gaan hoe men de strijd op inhoud kan voeren. Neem terug dat debat over de onderwijshervormingen, waarbij men zegt dat het de hoogste tijd is. Het onderwijs functioneert en er worden nog altijd goede resultaten geboekt. Neen, zeggen sommigen, de hervorming is nodig want teveel jongeren verlaten het onderwijs zonder diploma. Teveel jongeren komen in een waterval terecht, maar slagen er niet in tegen de stroom op te zwemmen, via de bekende zalmtrappen. Houdt men zich nog wel bezig met de sterke leerlingen? Wil men hen nog zien floreren? Natuurlijk is het spijtig als leerlingen hun onderwijskansen versjteren, maar het systeem faalt niet, denk ik, als men kijkt naar hoe goede leerlingen het doen? Men zegt dat de middenstand het land en het onderwijs regeert, maar als de minister van onderwijs zegt een arbeiderszoon te zijn, dan begrijpt hij niet dat dit vandaag een andere betekenis heeft dan dat het geval was voor August van Istendael, om maar een voorbeeld te geven. Het onderwijs laat ook de kinderen van migranten toe te studeren, zoals we merken en men kan daar alleen maar blij om zijn.

De andere kant van de medaille zou zijn dat 1 op 8 leerlingen het onderwijs verlaat zonder kansen. Dat lijkt veel, maar is in zekere zin een (onbedoeld) effect van de verlenging van de leerplicht. Foute keuzes? Het kan, maar lijkt me ook dan nog een kwestie van de verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen te stimuleren. Eerlijk gezegd denk ik dat men te vaak weigert de ideologische gronden voor het hervormingsdiscours open en bloot op tafel te leggen. De onderwijshervormingen zijn alleen nodig in een bepaald perspectief, namelijk als men de overtuiging toegedaan is dat iedereen gelijk moet eindigen in het onderwijs, wat nog voor de leerlingen goed is noch voor de samenleving. Toch hebben we in dat debat, gedurende jaren een staaltje van overtuigingsethiek gezien, waarbij ook docenten en wetenschappers zich gewillig inzetten voor een doel, de hervorming van het onderwijs, zonder dat men voldoende argumenteerde of tegenargumenten ook maar toeliet.

Het verhaal is afdoende bekend en toch denk ik dat we telkens weer koud gepakt worden in het debat. Men heeft een theoretisch model, gebaseerd op John Rawls, maar zoals Martha Nussbaum laat zien, zijn er betere manieren denkbaar om zowel de goede leerlingen als de mindere optimaal te laten presteren op school. De theorie van de rechtvaardigheid is als denken ongetwijfeld indrukwekkend, maar net mensen als Susan Neiman en Martha Nussbaum maken duidelijk dat de benadering misschien wel intellectueel imponeert, maar in de praktijk van het leven op velerlei bezwaren kan stuiten. Toch hebben velen zich ingeschreven in de theorie van rechtvaardigheid, maar veel debat is er niet over.

Daarbij aansluitend kan men zelfs bedenken dat u dat streven naar gelijke kansen dubieus zou bevonden hebben, omdat u zich over het wetenschappelijke kader zou buigen, dat John Rawls heeft geschapen en waarvan de grondslag een theorie is. Maar de vraag zou dan zijn of de theorie in een moderne samenleving of in eender welke samenleving acceptabel zou bevonden worden. Als nu net in uw land de SPD aan aanhang verloor naarmate ze meer vasthield aan het egalitaire en aan het internationalisme, zou men toch kunnen veronderstellen dat een theorie van de rechtvaardigheid nog meer utopisch zou zijn.

 Uw kijk op utopische bewegingen werd niet altijd goed onder de aandacht gebracht, want u viseerde het communisme, durf ik te veronderstellen en u zag dat in die overtuigingsethiek de zaak zo centraal staat dat men geen morele bezwaren duldt wanneer die bij andere mensen opduiken of wanneer men hoogstens een keertje zelf met die morele bezwaren geconfronteerd wordt. De zaak voor alles en soms kan dat goed uitpakken, maar we hebben gezien dat als er geen reflectie mogelijk is, als de zaak boven alle twijfel verheven is, dan nog kan het nuttig zijn de neveneffecten te bekijken.

Mocht u deze tijd meemaken en zien hoe politici zich presenteren en wat ze noodwendig achten, dan denk ik dat u toch wel een paar vragen zou stellen. Nee, u zou eerst verbouwereerd rondlopen op Schuman en zou u de gebouwen van de Unie, maar ook de werking van de instelling bestuderen, want u kon dat in 1919 niet bevroeden. U zou ook opkijken dat er een Europese president is, dat de lidstaten telkens weer de wetgeving van de Commissie moeten involgen of afwijzen en nog veel meer. Maar vervolgens zou u kijken naar de politici en zou u zich afvragen of hun populisme niet schadelijk is. Er zijn er die te hort en te haver beschuldigd worden van populisme, er zijn er die er hun handelsmerk van maken en er niet voor terugdeinzen dat ook aan te geven. Maar de ergste populisten zijn deze die anderen ervan beschuldigen en zichzelf boven elke verdenking verheven achten.

Politici moeten het volk behagen, zegt men en dat is natuurlijk ook wel zo, alleen is  de vraag wie men waarmee kan behagen. Bloot en spelen  is voor de ene een zegen en voor de ander niet aan de orde. Er zijn de afgelopen decennia ter linker en ter rechter zijde zeker aberraties voorgekomen, zoals het neoconservatisme, met het project van de New American Century, er was ook het neoliberalisme dat in een aantal opzichten de rol van de staat te ver wilde reduceren, zover zelfs dat bijvoorbeeld ook de rechtsbedeling in het gevaar zou komen. Het verhaal van wat men wilde en wil bereiken met dat neoliberalisme laat zien hoe in feite waarschuwde voor een houding waarbij de politici de gevolgen van hun keuzes verre van zich af schuiven. Maar het omgekeerde gebeurde ook, waarbij de staat onder het behoud van democratische procedures toch wel een vorm van totalitaire bezorgdheid aan de dag is gaan leggen. De discussie over de vrijheid, ten koste van veiligheid, om maar iets te zeggen, kan niet gevoerd worden, want we achten de veiligheid, geborgenheid zo hoog, dat we er individuele vrijheden aan willen opofferen.

Wie in de politiek wil, schreef u, aan het einde van WO I, toen Duitsland verstikte in de onopgeloste problemen, zoals de machtsgreep van de generaals, maar ook de revolutionaire gebeurtenissen in Munchen en andere plaatsen, moet er zich van bewust zijn dat zijn of haar rol veel fijngevoeligheid vergt en toch ook daadkracht. U zou vandaag versteld staan van de mogelijkheden van politici om met mensen te spreken, meestal in eenrichtingsverkeer en als ze  met mensen spreken, zijn het mensen die hen willen vlijen of een gunst komen vragen. Men merkt niet direct veel ruimte voor een kritisch gesprek, voor kritische loyauteit als men met een politicus spreekt die men steunen wil. Het gesprek gaat ook over het concrete, zegt men mij, want een filosofische discussie over vrijheid en veiligheid zien noch de burger noch de politicus zitten. Natuurlijk, wie slachtoffer werd van een ramkraak zal wel weten hoe belangrijk veiligheid is, maar daar ziet men dat Europese solidariteit tussen politiediensten en rechtbanken voorlopig beperkt blijven. De regels van jurisdictie spelen hier natuurlijk een rol, maar men vindt wel degelijk mogelijkheden tot samenwerking. Misschien zal men de integratie nog moeten versterken om verder onheil krachtig terug te dringen.

Een politicus die zich geroepen voelt? Het blijft een cruciale vraag hoe we die roeping inschatten, zeker nu er politieke dynastieën onmiskenbaar het schone weer maken. Soms is het goed, soms minder aanbevelenswaardig. De machtsvraag speelt een rol, maar ook de vraag of men de samenleving wil veranderen. Ik weet niet waar die dwanggedachte vandaan komt, want de samenleving heeft een politiek bestel nodig om de vrijheden en het particuliere leven te beschermen, maar tegelijk speelt men graag met gedachten over verregaande hervormingen en ik vraag mij of op welke gronden dat verantwoord kan worden. Nu in Syrië leger en burgers elkaar bevechten, nu in Egypte een religieuze partij de macht heeft gegrepen, moet men zich opnieuw afvragen wat het beroep van politicus m /v inhoudt. Alles willen veranderen, zelfs de mensen, is een moeilijk te verantwoorden zaak.

Toen u uw rede hield, dacht u dat de situatie in Duitsland ver over het denkbare heen een niveau van chaos en wankele legitimiteit had bereikt, waar niemand blij om kon zijn. Maar het ergste moest nog komen. Doch, laat mij u gerust stellen, na 1945 bereikte het westen van het land een hoge mate van democratisch bestuur en na 1989 viel dat ook de inwoners van het oosten te beurt. Ik denk dat uw rede om die reden wel ter harte genomen mag en moet worden, omdat u, gelezen naast het werk van auteurs als Susan Neiman of Martha Nussbaum ons een aantal aanwijzingen geeft over hoe het begrip “goed bestuur” geformuleerd kan worden. Maar dat zal een volgende brief vergen.

Bart Haers 

Reacties

Populaire posts