Reflectie

De verdeling van Europa
De ontnuchtering van een droom

Ik vind het passend bij dit stuk een foto van
Vaclav Havel te brengen, ook al omdat
Madeleine Albright de man zeer hoog
had zitten. Zelf vind ik men hem al te  snel
in vergetelheid laat verzwinden. 
Na het lezen van Praagse Winter  kwamen er enkele bedenkingen in beeld die mij in het licht van de actuele crisis wel belangwekkend voorkomen. De machtshonger van Stalin zou een voldoende verklaring kunnen zijn voor het feit dat communisten met alle geweld de macht in handen namen. Maar is dat wel zo? Tsjecho-Slowakije was gezegend met rijke mijnen waar sinds lang heel wat mineralen en ertsen konden uithalen. Reeds onder Habsburg was het land een bron van welvaart, niet enkel voor de keizer zelf, maar ook voor de bewoners van Praag en Bohemen, Moravië en Slowakije.

In Tsjechië werd uranium gevonden in het Ertsgebergte, in de Jachymov-mijnen na 1900 uranium, nadat de zilvermijnen uitgeput waren geraakt. Dat Uranium werd  al gebruikt voor de glasproductie, want zo kon men bepaalde kleuren maken. Het Boheems glas is vanouds een geliefd product, dat ook uitgevoerd werd. Toch was de concurrentie met het Venetiaans glas niet min. Maar men zou kunnen stellen, komt me voor dat dit ambachtelijke patrimonium naast andere facetten wel degelijk de basis legde voor een constant niveau van welvaart. De zeventiende eeuw was natuurlijk problematisch als gevolg van de 30-jarige oorlog, maar ook de zevenjarige oorlog moet de streek ongerief hebben bezorgd.

Hoe kunnen we ons dan Praag voorstellen voor WO I? Voor zover we weten heeft er in de 16de eeuw een Keizer zijn residentie gekozen, waarbij de man, Rudolf II ook nog eens blijk gaf van een zekere onwil om te besturen. In 1609 voerde hij voor Silezië en Bohemen godsdienstvrijheid in, wat velen erg vervelend voorkwam. Eindelijk kan men zich afvragen waarom deze keizer en anderen die de godsdiensttwist niet wilden ondersteunen, laat staan aanwakkeren, zo terzijde worden geschoven als het om de grote keizers gaat. Filips II was inderdaad een doortastend en voortvarend vorst, maar aan het einde van zijn bewind hadden de Zuidelijke Nederlanden er veel welvaart bij ingeschoten. Ook de dertigjarige oorlog heeft meer bloed doen vloeien dan we ons vandaag kunnen indenken: steden en dorpen waren verlaten en kennis van ambachten en landbouwtechnieken verdwenen met de mensen. Dat er überhaupt in 1648 in Westphalen een vredesverdrag kwam, een voor de Duitse landen (Osnabrück) en een voor de Lage Landen (Munster) zodat de Republiek erkend door Spanje. Men mag die verdragen gerust ook zien als grensverleggend omdat ze precies ook zaken als soevereiniteit en autonomie scherper stelden; het grote keizerrijk verdween en de keizer in Wenen was niet helemaal zeker van zijn macht.

Intussen was de Boheemse adel opzij geschoven, werden ze van hun rechten vervallen verklaard en namen vreemde adellijke families het over, zodat de Boheemse samenleving met de herinnering leefde van de doba temno, de donkere eeuwen. Als ik Madeleine Albright goed begrijp is die periode na de slag bij de Witte Berg in 1620 het begin van een tijd van verlies, maar zal Bohemen er ook wel sterker uitkomen. Het punt is natuurlijk dat in de negentiende eeuw de Tsjechen zich er rekenschap van gaven hoeveel ze verloren hadden. Maar het gebied lag aan de periferie van het keizerrijk en na 1806 aan de rand van het nieuwe keizerrijk. De mogelijkheden voor de bevolking om zich te ontplooien waren op het oog beperkt, blijken uiteindelijk, in de loop van de negentiende eeuw toch tot redelijke welstand te leiden.

Madeleine Albright legt uit dat in de negentiende eeuw de Tsjechen en de Duitsers een nationalisme gaan ontwikkelen dat soms kolderiek werd. Men schreef zichzelf kwaliteiten toe die men de andere ten enenmale ontzegde. Het gevolg was, denk ik, dat sommigen zich in de populaire spelletje verloren.  Thomas G. Masaryk nu bleek  net wel bij machte reeds voor WO I zijn gelijkgestemden te overtuigen dat een nationalisme dat anderen uitsluit geen betekenis kan geven aan een samenleving. Thomas Masaryk wilde dus dat Tsjechen, Slowaken en Sudeten zich goed bevonden in het land dat in 1920 werd opgericht. Ook verzette hij zich tegen het (latente) antisemitisme. Josef Körbel kon zich vrijmoedig opstellen als niet behorende tot een bepaalde gezindte, zonder dat dit zijn mogelijk beperkte. Men weet dat Obama enige ophef veroorzaakte met zijn uitspraak dat ook ongelovigen hun plaats hebben in de Amerikaanse samenleving. Voor Masaryk was dat toen, in die omstandigheden de mogelijkheid om ernstige discussies over religie te voorkomen. Maar als we Madeleine Albright volgen, was de man werkelijk een humanisme toegedaan dat noch op nationale noch op levenbeschouwelijke gronden mensen zou uitsluiten.

Ook de rol van vrouwen wil hij blijkbaar versterken, want hij wil de gelijkheid werkelijk realiseren in het land. Uiteraard is het een voornemen en zullen mensen daar naar eigen inzichten mee geconfronteerd worden. De kwesties die ermee samengaan, zoals de loopbaanmogelijkheden en uiteraard de zorg voor kinderen komen niet zo sterk aan bod, maar Anna Spiegelova gaat graag mee naar Belgrado en later in Engeland, terug in Belgrado en finaal in de USA blijkt ze, afgaande op dit boek een gelukkig leven te hebben gehad.

Nu we de visie van Thomas G. Masaryk zo lovend uitwerken, komt de vraag natuurlijk of hij erin is geslaagd dat ook te communiceren. Opvallend is dat hij heel wel de klassieke Tsjechische helden waaronder Jan Hus wist aan te wenden om zijn beeld van Tsjechië uit te dragen. Overigens zal hij ook wel beroep doen op een Slowaakse held, want hij dacht echt de verscheidenheid te kunnen overbruggen zonder die teniet te doen. Nu is Jan Hus een wel heel bijzonder figuur, die erin slaagde een redelijk gedragen oppositie tegen de kerk op te zetten. Het ging om simonie, om het bezit van kerkelijke instellingen en om het verkondigen van het evangelie in de volkstaal. Jan Hus zou in 1415 door het concilie van Konstanz veroordeeld worden, terwijl hij in feite niets meer deed dan de kerk op haar tekortkomingen wijzen.  Het verhaal van Hus heeft nog een ander facet, want hij vond ook dat hij een taak had de Bohemers, de Tsjechen dus, te verdedigen tegen de grote instroom van mensen uit Beieren en andere delen van Duitsland.  Tijdens de late veertiende en begin vijftiende eeuw werden overal in Europa de demografische lijnen uitgezet. Nu was er natuurlijk wel de pest-epidemie in Europa van 1345 tot 1348, zoals men op school kan leren. De vraag is of die epidemie ook een pandemie is geweest. Feit is dat in Vlaanderen en Brabant, wellicht ook Holland de Pest niet zo een grote gevolgen had als in het Rijnland of Frankrijk… Het is Jean Stengers die in een studie over de Joden in Europa ook aanstipte dat de verspreiding van de Pest in sommige delen van Europa minder zwaar toesloeg en dat had te maken met het economisch model. Weinig horigen en vermunting van de pachten, grote markten en grote omloopsnelheid van het geld, denk ik dan, moet de voedselvoorziening versterkt hebben.

Volgens een kaart was er in het gebied waarvan Praag een grenspunt vormde geen of minder sprake van een pandemie. Uiteraard kan de demografische groei aan het einde van de veertiende eeuw weer versterkt zijn, zodat men de discussie in Bohemen toch kan begrijpen. Volgt Masaryk Hus? Op vele vlakken, maar juist over het samenleven van mensen uit verschillende achtergronden, volkeren dus, lijkt hij bij machte de verschillen niet als onoverkomelijk te zien. Het feit dat in Sudetenland maar ook in Praag veel Duitstaligen leefden, ook mensen met Joodse achtergrond, bracht hem ertoe ervoor te zorgen dat die verscheidenheid geen probleem mocht vormen voor de opbouw van de staat.

Hiermee nemen we niet aan dat dit beleid een kwestie van pragmatisme alleen was, maar dat hijzelf, Thomas Masaryk en zijn medestanders wel degelijk begrepen dat het een goede zaak is als mensen over hun verschillen heen stappen. Dit valt des te meer op omdat Masaryk wel degelijk tegen de Tsjechische en andere stromen in moest gaan. Konrad Heinlein was de man die het Duitse Nationalisme promootte en aanwakkerde. Waar mensen als Masaryk al te felle vormen van Tsjechisch nationalisme afwezen omdat het volgens Albright al te gek was, want het hield in dat men zich kwaliteiten aanmat terwijl men die aan de andere helemaal ontzegde, ziet men vanaf 1936 dat de Sudeten rond Heinlein zich  werkelijk op het nazisme gaan richten, al bleven ze lang voorwenden dat dit niet het geval was.

Dat na WO II de Tsjechen de Duitstaligen uit het land wilden verdrijven, was dan ook geen verrassing. Maar als in 1992 Vaclav Havel die aanpak afwijst, komt hij in een storm van controverse terecht. Voor ons kan de houding van Havel niet begrepen worden als we niet ook weet hebben van het civic nationalisme dat in 1920 de vorming van de staat Tsjecho-Slowakije zo goed mogelijk maakte. Het valt me op dat we de kwestie vandaag gewoon onbelangrijk achten, terwijl het na de afscheiding van Slowakije, wel duidelijk is dat er opnieuw zo een eng denkend nationalisme kon ontstaan. Voor de duidelijkheid, de scheiding tussen Praag en Bratislawa was niet zo moeilijk omdat er een voorgeschiedenis was, precies ook in de verovering zonder een schot van Bohemen in 1938, toen het protectoraat werd opgericht, meteen ook een onafhankelijk Slowakije mogelijk werd. Onafhankelijk onder de paraplu van Duitsland.

Maar de vraag die bij het lezen van het boek prangend bleef was hoe Bohemen, Tsjechië  zich staande kon houden en wat in de loop van de afgelopen 100 jaar de dynamiek van het land mogelijk maakte. De graad van scholing van de inwoners speelde zeker een vooraanstaande rol. De Skoda-fabrieken waar de Duitse bezetter vanaf 1938 vrijelijk gebruik van kon maken, waren een trots van de Tsjechen. Maar ook was het land voor 1938 het arsenaal van Centraal-Europa. Het best uitgeruste leger en voldoende voorraden, zo dacht Benes en met hem veel Tsjechen moesten de verdediging wel verzekeren. Toch heeft hij lang gerekend op de onvoorwaardelijke steun van Frankrijk. Mij komt het voor dat iedereen bang was de oorlog te beginnen, behalve Hitler.

Een andere kracht van het land, geeft Albright aan zijn de verhalen die het volk deelde en misschien moeten we dat uitbreiden tot de muziek, de dans en het theater. Precies omdat er in het getto van Terezin zoveel intellectuelen bleken, zoveel kunstenaars kan men alleen met droefenis het verlies van die mensen betreuren. Natuurlijk, ook al die anderen, de handwerklieden moeten we betreuren en de huismoeders, de kinderen.

Het valt me op dat we dezer dagen als we over de moord op die miljoenen, in Oekraïne, Polen, Rusland, getallen voor ogen hebben staan, geen mensen. Hoe men de Endlösung kon overleven? Het blijft een moeilijke vraag, die overlevenden niet altijd kunnen navertellen. Dat Tsjechië in 1945 hele families verloren had, dokters, leraren, muzikanten en al die anderen, enerzijds aan het vuur, anderzijds aan Israël en de Nieuwe Wereld, heeft men na de val van president Benes blijkbaar niet betreurd. Heeft men nog even het verhaal van Thomas G. Masaryk hulde gebracht, dan was de defenestratie van Masaryk jr., de man die minister bleef omdat hij Masaryk was, maar geen macht meer had, omdat de communisten de macht grepen, het bewijs van het einde. Alleen, de dood van Jan Masaryk, de ambassadeur tijdens de oorlog die via de BBC wekelijks een praatje had gehouden voor de bevolking liep uit op een begrafenis die de communisten niet verwacht hadden.

Stalin wilde Tsjechië om dezelfde redenen als Hitler en om zijn machtblok van Gdansk tot aan de Adriatische zee veilig te stellen. De ideologie hielp bij het rekruteren, maar zoals te lezen valt: sommigen volgden de kaderschool van de partij om een beter te leven te hebben, maar bleven innerlijk doof. Voor ons, neen, voor mij, die in de jaren zeventig mensen hoorde fulmineren tegen het liberalisme en de burgerlijke maatschappij, die ook merkte hoe strak mensen in de leer konden zijn, die Marx beter kenden dan ze ooit de catechismus gekend hadden en bij discussies in de familie met de burgerlijke vader en ooms merkte hoe die discussies gevoerd werden als een conflict tussen de realiteit en utopie, waarbij de utopie, bijvoorbeeld in Portugal en zeker in China al snel, voor mij althans elke aantrekkingskracht verloren. Ook speelde daarin mee dat we thuis in boeken konden lezen over Che Guevera maar ook over Alexandr Dubcek. De kans dat we die boeken in de bibliotheek zouden vinden is relatief beperkt. Maar goed, over de opstand van de Duitsers in 1953 kwam ik pas iets te weten door juist de confrontatie tussen onze linkse tante en de rest van de familie. Over wat Boedapest in 1956 overkomen is, bleef het ook wel stil, maar geleidelijk viel het plaatje samen.

Daarom geeft de uitlating van Madeleine Albright te denken, dat haar vader links zou zijn geweest in zijn opvattingen. Ik weet niet of men zoals Saramago en dus Joseph Körbel kan beweren links te zijn en het utopische facet ervan afwijzen. Want net die utopie liet mensen roepen om wapens en machines, terwijl ze zelf voortdurend bezig bleven met discussiëren. De utopie realiseren is ook wel niet democratisch, zoals in Praag, a.d. 1948, is gebleken.

Dit boek doet dus meer dan alleen een relaas vertellen, het laat ook zien dat er voor het klassieke linkse utopische socialisme of voor een socialisme dat gereformeerd heet, wel alternatieve zijn. Het doel vooropstellen en alles erop zetten het te bereiken, klinkt stoer. Het doel zeggen voor ogen te houden en intussen een eerder liberaal beleid vooropstellen is natuurlijk niet heel netjes. Blijft dus een weg, zoals Mazaryk en ook wel Körbel die voor ogen hadden staan, waarbij men kieskeurig diende te blijven om de menselijke waardigheid van elkeen, ondanks de afkomst te bewaken. Dan zal men dat eerder humaan-democratisch noemen, in plaats van socialistisch.

Helaas zal men dit soort overwegingen niet zoveel gewicht toekennen. Of je bent links en dus sociaal, of je bent, neoliberaal, of erger, fascistisch. Het lezen van Praagse Winter laat duidelijk zien dat de zaak zo bekeken wel op rampen, op een winter van veertig jaar moet uitlopen. Machtshonger, uranium en nog iets hebben een paar generaties laten opgroeien in onnodige onzekerheid en nooddruft. Veel meer dan dat heeft het communisme niet opgeleverd. Vandaag evenwel zijn we ook de heer Havel nagenoeg vergeten. De man die mee een klimaat van strijdbaarheid mogelijk maakte, die moeilijke waarheden niet schuwde, die de fluwelen revolutie mogelijk maakte is voor ons geen figuur van belang. Toen hij stierf besteedde het nieuws op VRT nauwelijks aandacht aan zijn begrafenis. De kranten meldden niet hoeveel Tsjechen er aanwezig waren, terwijl ik de indruk kreeg dat de begrafenis leek op die van vader Thomas G. Masaryk, zoon Jan Masaryk en daarmee toch continuïteit aan de geschiedenis gaf.

Bart Haers   


Reacties

Populaire posts