Caute! Autonoom denken als oefening
Recensie
De kracht van de naturalistische
Filosofie
Tinneke Beeckman, Door Spinoza’s Lens,
Pelckmans-Klement, 2012; pp. 232. Prijs: 21,50 €
Spinoza? Dat is dan die
lenzenslijper die ook nog eens enkele filosofische werken schreef, waar veel
praatjes over verkocht worden, maar waar men niet altijd zo diep op in wenst te
gaan. Er zijn filosofen die graag mogen verwijzen naar de mathematische wijze
van redeneren die de filosoof hanteerde, maar die zelden verder gaan dan erop
te wijzen hoe rationeel de man wel dacht. Tinneke Beeckman laat zien dat het
met die rationaliteit bij de filosoof Spinoza wel heel diep gaat, maar dat
diezelfde Spinoza zelf meent dan weer dat vele mensen niet echt van het
vermogen tot redelijk denken gebruik maken. Maar goed, rationeel en redelijk
betekenen in het Nederlands iets anders dan in andere talen, zo lijkt het.
We kunnen ook wel verwijzen
naar het boek van Herman de Dijn, Spinoza, de roos en de doornen. Ik heb het
boekje al doorgenomen, maar het leek me moeilijker er een behoorlijke recensie
over te schrijven. Op het oog lijkt het verschil erin te liggen dat Tinneke
Beeckman via thematische onderzoeken uitzoekt hoe we mee door de lens van
Spinoza zouden kunnen kijken. Het risico dat we ons inbeelden te kunnen denken
als Spinoza, zou reëel kunnen zijn, gaan we op dit boek af, dan zou het wel
eens vooruitgang kunnen bieden. Denken als Spinoza is dan wel iets anders dan
opnieuw denken zoals Spinoza deed. Zou hij het eens zijn met Klaas Landsman, om
maar iets te zeggen, dat men ook op een beroerde wijze met wiskunde kan
omspringen. Alleszins zien we hier een filosofe die ons laat zien dat het
allemaal niet zweverig is, maar ook niet zomaar ex cathedra kan gedebiteerd
worden of liever als een soort donderpreek gebracht: volg Spinoza! Want dat zou
hem dan toch tekort doen, Spinoza zocht immers niet zo gemakkelijk een school
te vormen. Maar dat hij velen kon overtuigen zich met zijn visies in te laten,
staat buiten kijf.
1. God of
de natuur
Essentieel voor een goed
begrip van Spinoza is dat hij de eenheid van God en de natuur poneert, omdat er
geen scheiding kan zijn tussen wat er is en een transcendente realiteit. De
wereld, zo lijkt het dan al, is alles wat het geval is. En de werkzaamheid van
God/natuur is datgene wat men als de natuurwetten kan omschrijven, een volkomen
determinisme, waar ook de mens part en deel aan heeft en niet aan een of ander
wilsbesluit. Juist de afwezigheid van een andere zijnsorde, die de ware
oorzaken van alles zou bewerkstelligen moet in de tijd waarin vorsten nu net
zichzelf niet enkel zien als koning bij de gratie gods, maar als de emanatie
van God zelve, bij machte dus de soevereine wil over alles te laten gelden,
maakt dat de visie van Spinoza voor hen onaanvaardbaar is. Maar dat is toch wel
het boeiende van de benadering van mevrouw Beeckman, dat zij de punten en
komma’s in het denken van Spinoza helder uitlegt zodat de lezer begrijpen kan
dat de visie van de filosoof er niet gekomen is uit blinde navolging van
anderen. Zijn bijbelkritiek, waarbij dat boek der boeken niet langer de
gereveleerde waarheid kon zijn, gaat immers veel verder dan het stellen dat er
historische fouten in zouden geslopen zijn. Hij meent vooral dat het
scheppingsverhaal en verklaringsmythologie met de gang van zaken weinig te
maken hebben.
Zo is de mens niet door god geschapen naar diens beeld en gelijkenis, maar het gevolg van causale relaties. De dingen gebeuren namelijk, niet om een doel mogelijk te maken, maar omdat ze veroorzaakt zijn en zelf weer ook oorzaak zijn van andere effecten. De natuur der dingen krijgt dan natuurlijk wel een heel heldere betekenis, want er is niets dat hen een bijzondere betekenis geeft, dat wil zeggen in het licht van een eeuwigheid die de onze niet is. Spinoza blijft de taal van de scholastiek en klassieke (Aristotelische) filosofie bewaren, maar maakt duidelijk dat er niet langer zoiets is als een filosofie als dienstmaagd van de theologie. Wie over het ene spreekt, heeft het over het andere. Er is volgens hem geen ruimte voor het transcendente.
Ook
andere auteurs hebben er ons, mij op gewezen hoe met Baruch de Spinoza de tijd
van de middeleeuwse filosofie en theologie is afgelopen. Sommigen wekken wel
eens de indruk dat ik die visie niet zou kunnen onderschrijven, omdat ik dan
toch nog zaken lees als “Goden Breken” van Marc De Kesel of een werkje over de
oneindigheid van Ludwig Heyde durf te lezen. In het perspectief van de
filosofie zoals Spinoza die poneert heeft dat op het oog weinig zin, maar als
men filosofische en theologische ontwikkelingen naderhand en vooral in onze
tijd volgt, merkt men dat de objectieve filosofie, de naturalistische
filosofie, die in se ook een realisme blijkt, zoals Tinneke Beeckman aangeeft,
in onze tijd even moeilijk valt als in zijn eigen tijd. Het cartesiaanse
theater blijft voor velen nog een aangename pleisterplaats.
2. Hoe we
de dingen kennen
Het valt me op dat in dit boek
de ontologische en de epistemologische kwesties mooi naast elkaar geplaatst
worden. Door ons te vergasten op een lezing van Spinoza en Darwin in het licht
van de vraag hoe of Spinoza de evolutieleer zou opvatten of kunnen aannemen,
leidt de filosofe ons bij de hand en toont zij aan dat voor Spinoza de mens
geen wezen is dat buiten de orde van de natuur staat en dat derhalve, niet
geschapen, de mens het resultaat is van de dingen, dus waarom dan niet de
evolutieleer? Zou dat niet uitstekend passen in diens naturalistische visie.
Maar precies dat maakt voor de mens, ook vandaag nog, veel meer uit dan
sommigen denken. Er niet zijn als kroon op de schepping, lijkt niet enkel voor
Amerikaanse Evangelicals een probleem, veel mensen kennen wel de
evolutietheorie, maar lijken de traagzame mechanismen en de inherente
doelloosheid, het ontbreken van enige intentionaliteit niet te vatten.
Voor Spinoza, zo lees ik, gold
dat hij niet veel wist van geologie, laat staan van de biologie en dat hij zich
wel bewust was van de draagwijdte van zijn conclusie dat de bijbel niet de
historische waarheid vertellen kon, dus ook over de aard van de zijnden niet
veel kon vertellen. De verklaringen vindt men niet in de Bijbel, maar hoe dan
wel? Pas na zijn dood zou Newton – met een
daartoe tot superieure wiskunde gesmede mathematica – de beginselen van de
natuur ook werkelijk formuleren en de zwaartekracht bedenken en aantonen. De
methodes om aan kennis te komen, inductieve en deductieve methodes, waarbij men
een hypothese formuleert of aan de hand van een aantal observaties een theorie
ontwikkelt, een algemener begrip formuleert, staan dan wel tegenover elkaar, in
het huidige populaire debat merkt men vaak dat de ene en de andere benadering
elkaar wat verdringen. Maar duidelijkheid is er niet altijd. Los daarvan zijn
er de vragen over logica, het redenen volgens duidelijke regels om vergissingen
in het formuleren van inzichten te voorkomen, die in de visie van Spinoza sterk
aan bod komen. De “More mathematice” geformuleerde inzichten over God/natuur en
mens laten de lezer toe in te zien dat Spinoza een zeer doorwrocht en alles
omvattend beeld van de mens en de wereld heeft geschreven.
Het
valt me altijd weer op dat we in de discussie over wat nu wetenschappelijk is
en wat niet, wat zinloos heet te zijn, zelden verder komen dan dat het a) over
dingen gaat die men niet kan waarnemen, b) niet op wetenschappelijke grond
berust. Precies Spinoza heeft op mij, sinds ik er in het academiejaar 1983-1984
nadere kennis mee maakte altijd een grote indruk nagelaten net omdat hij met
zijn politiek theologisch tractaat aantoonde niet enkel een filosoof te zijn.
In de loop van de jaren heb ik wel meer gelezen over Spinoza, maar zijn begrip
van de dingen en de voorstelling bleef mij altijd een uitdaging en bron van verwondering.
Tinneke Beeckman maakt het voor eenieder mogelijk te begrijpen dat Spinoza op
geheel eigen wijze de klassieke denkkaders wist opzij te schuiven en zelf te
denken. Dat hij daarbij duidelijk maakte dat de wereld kenbaar is zonder
metafysische abracadabra en toch niet onttoverde wat voor de mens altijd wel
wonderlijk zal blijven, leek en lijkt me een hele winst. Dat het lezen van een
boek het inzicht kan vergroten wordt hiermee wel duidelijk.
3. De
ware godsdienst
Spinoza leefde en werkte
vooral onder het regime van Dordrecht, dat wil zeggen dat de calvinisten
probeerden van hun religie de staatsgodsdienst te maken. De regenten waren
veeleer voor een gematigde opvatting van het Calvinisme gewonnen, terwijl
dominees en het volk eerder kozen voor de steile leer en de harde opvatting
over de predestinatie. Nog aan het einde van de 17de eeuw zou een
arts uit Rotterdam met zijn zoon verdreven worden uit de stad en het land en in
Londen soelaas vinden, Bernard Mandeville, ook al een naturalistische filosoof.
Dit stukje heet “De ware
godsdienst” omdat Spinoza, zo leert de auteur ons, sterk beïnvloed was door de
lectuur van Macchiavelli. Er zijn maar weinig filosofen die de moed hebben in
Macchiavelli meer te zien dan de vertolker van een politiek die de macht om de
macht nastreeft. Het valt me op dat Macchiavelli vaak wordt genoemd, maar
weinigen doen nog eens de moeite diens werk goed te bekijken en er de invloeden
van na te gaan. Nu ben ik in hoge mate onder de indruk van het prudente beleid
van Johann De Witt, die Holland en de Republiek
gedurende twintig jaar zeer bekwaam bestuurde, prudent manoevreerde in
de Staten van Holland en de Staten-Generaal en aantoonde wat Macchiavelli in
“Il Principe” en zijn commentaren op de tien eerste boeken van Livius’ werk Redes op de eerste decade van Titus Livisu voor
ogen stond. Daarin beschrijft
Macchiavelli hoe Livius de overgang van koninkrijk naar Republiek onder de
aandacht brengt en daarmee de eigenschappen van de Romeinen, uiteraard voortreffelijk,
uitlegde. Spinoza heeft met zijn tractaat over de staat ook aangetoond dat het
niet goed is als de godsdienst de staat zou leiden.
Het politieke verdient de
nodige aandacht, hoe politici en burgers dienen te handelen blijft ook vandaag
nog een boeiende kwestie. Voor de
lenzenslijper die met een groep mensen regelmatig sprak, de collegianten, was
het zaak dat de bestuurder zich prudent vergewist van zijn kansen om bepaalde
doelen te bereiken, net als Macchiavelli het voorstelde. Maar, ten tijde van
Spinoza bestuurden regenten de Republiek en zat na de vroege dood van Willem II
in 1650 de oranjepartij aan de zijlijn. Luc Panhuysen beschreef hoe Johan de
Witt erin slaagde door zeer goed de verhoudingen, de formele en informele te
bespelen door ze goed te kennen zo kon handelen als de Flornetijn het had
beschreven. Zelfs de deelname van de Raadspensionaris aan een groots opgezette
actie van de vloot stelde hem in staat zijn gewicht op de zaken van regering te
vergroten, al was het een dubbeltje op zijn kant. We lezen in dit boek ook hoe
Spinoza ontsteld en woedend was over de lynchpartij op het Haagse binnenhof,
waar het gemeen Johan en Cornelis de Witt had terecht gesteld.
De ware godsdienst, zo moet
Spinoza gevonden hebben, moet de dienst aan de natuur zijn, maar dat betekent
dat je als mens je inzichten moet kennen, maar vooral je passies en weten wat
tot blijheid voert en vermijden wat tot droefheid voert. Het is dus geen
religie zoals de theologen, dominees of priesters die voorstaan, want daar, zo
blijkt, wordt juist het zicht op de natuur (van de mens) helemaal vertroebeld,
net omdat zij voortdurend zoeken naar de ware redenen, die niet in het
ondermaanse te vinden zouden zijn. Het plan, dat zij zien, aldus Spinoza is een
hersenschim. Daarom is het niet passend politiek te bedrijven op grond van een
plan, een utopie. De kritiek op Thomas van Aquino is dan wel interessant, de
scherpere commentaar bij Thomas More en diens Utopia kan men vandaag maar beter
ter harte nemen. Ook als men pleit voor Europa dient men er zich voor te hoeden
in dat Europa een utopie te projecteren, er een soort ideaalstaat van te maken.
Guy Verhofstadt heeft voortdurend kritiek op de EU en zijn afkeer voor de
houding voor Herman van Rompuy kan hij met moeite onderdrukken. Het verschil
zou wel eens kunnen zitten in het feit dat Guy Verhofstadt een plan heeft met
Europa, maar dat Herman van Rompuy de illusie van zo een plan zelfs niet wil
suggereren. Voor hem, zoals voor Johan de Witt komt het erop aan dat de
politiek een zaak van continuïteit is, waarbij altijd wel de samenleving, de
mensen met hun passies zullen bepalen wat er finaal gebeurt. De
godsdienstoorlogen in Duitsland en in Frankrijk waren in 1650 nog niet
vergeten, in Holland had men de herinnering aan Oldenbarnevelt en het vertrek
van Hugo de Groot. In die zin is het pragmatisme van De Witt en in meerdere
opzichten ook van Herman van Rompuy dan wel minder kleurrijk, ze beantwoorden
beter aan wat Macchiavelli en Spinoza voorstonden. Het echte leven, zo kan men
uit dit boek overigens ook aflezen, zit niet in het Torentje of het Justus
Lipsius gebouw in Brussel. De echte leven?
De
ware godsdienst voor onze tijd is natuurlijk iets ondenkbaars. Toch lijkt het
erop dat Spinoza zowel in politiek opzicht als in humaan opzicht van de mens
wel degelijk verwacht dat die zich een idee vormt. We zullen zien dat hij het
bewustzijn en de vrije wil afwijst, zoals Thomas van Aquino en de kerk die
presenteren. Hij is ook een belangrijk vertegenwoordiger van het realisme en
van de naturalistische filosofie, maar men zal niet over het hoofd zien dat hij
precies met de mens veel voor heeft, alleen, het is geen goddelijk plan. Als de
mens al kan doen wat hij doet, dan zal dat altijd binnen de mogelijkheden blijven
van wat de natuur hem biedt. Maar kennis van de passies, van wat blij en
gelukzalig maakt, kan een mens een goed leven bezorgen.
4. De
Ware Vrijheid
Doorheen dit boek leest men
hoe Tinneke Beeckman niet enkel de teksten van Spinoza doorwrocht heeft, over
de zuivering van het denken (Tractatus de intellectus emendatione) maar ook in
zijn laatste tractaat, over de politiek, laat Spinoza zien dat de mens niet
vrij kan worden via allerlei drogbeelden. Voor hem kan men in dit leven, dat
ook de dood, het levenseinde impliceert, best goed leven, maar, zoals we al
zagen, moet men dan een grote kennis over de mens als natuurlijk wezen zien te
verwerven, begrijpen dat mensen doen wat ze doen, denken wat ze denken en
vrezen wat ze vrezen, want zolang ze zich niet met hun passies, met de passies
vertrouwd hebben gemaakt, kan men weinig anders dan doen wat er in ons opkomt.
Voor Spinoza is ascese wel
nuttig, als een vorm van soberheid, niet in de zin die martelaren en eremijten
eraan gaven, een imitatie of navolging van het ultieme lijden van christus. Dat
er in de ascese ook een oudere traditie zit, van de cynische filsofoen kan hier
ook niet onvermeld blijven, omdat we zien dat de rijke koopmanszoon die Baruch
de Spinoza was, na zijn uitstoting gekozen heeft voor een eenvoudig bestaan
waarin hij onafhankelijk kon leven, onafhankelijk van steun en onafhankelijk
ook van de zucht naar rijkdom en welvaart.
De ware vrijheid, zo lezen we
hier is niet iets dat alleen door de overheid in wetgeving, de constitutionele
vrijheden opgenomen wordt en gegarandeerd, maar ook in een kennis van de
passies en handelen naar die kennis. Droefheid mijden. Als West-Vlaming, enfin,
in mijn jeugd vertrouwd geweest zijnde met het burgerlijke idioom, weet ik wat
het is, een droef jong, want dat kreeg men te horen als men niet wijs is. De
vrijheid heeft dus in wezen niet zo heel veel te maken met wetten, maar met de
wijze waarop we in het leven staan. Ook
kan men proberen alles naar zijn hand te zetten, iedereen op het goede spoor te
krijgen, houdt men er geen rekening mee dat die pogingen niet tegen de natuur
der dingen mogen indruisen, dan zal men weinig bereiken.
Een
ideale samenleving zoekt Spinoza niet te bereiken, aldus Tinneke Beeckman, want
het ligt niet in de aard der dingen dat er een concept kan bestaan van
perfectie. Voor iemand die lenzen te slijpen heeft, zou dat een nare opvatting
zijn, als niet juist dan duidelijk is dat de beste lenzen die zijn die het best
aangepast zijn aan de ogen van de gebruiker of aan het object dat men zien wil.
Kan de mens niet in een ideale vorm verschijnen, dan zal ook de poging om een
ideale samenleving te vormen vergeefs zijn. De ware vrijheid kan zich moeilijk
algemeen verspreiden als men blijft vasthouden aan foute denkbeelden, maar men
kan zich wel verbeelden wat goed is, voor zichzelf en voor anderen. In die
optiek wordt het leven, dat op vele terreinen gedetermineerd is door de aard
van de menselijke natuur toch weer iets bijzonders. En ook moet men omwille van
de fouten in de bijbel ook niet nalaten toch enkele dingen voorop te stellen,
zoals naastenliefde. Niet om God te behagen, maar om meer vreugde uit het leven
te puren.
5. Wijsheid
en Begrip
Over de dingen en onszelf
inzicht krijgen kan maar, zo lezen we als we aanvaarden dat alles, de hele
natuur en dus ook de mens bepaald is door een volstrekt naturalisme. Ook waar
wij het niet bevroeden kunnen, omdat onze instrumenten te beperkt zijn, zal men
causaliteit vinden. Oorzaken en effecten zijn er altijd maar of we dat
begrijpen, laat staan of we het allemaal wel zien? Pas in de achttiende eeuw
zou men de perfecte methode vinden voor de lengtemeting voor schepen op de
oceaan. Er is ook, meen ik, een groot verschil tussen wat men kan beschrijven
en hoe men het kan verklaren; vaak lijkt men iets voor een verklaring te
houden, wijl men hoogstens aan een beschrijving toe is en dan nog is die niet
altijd adequaat.
Spinoza heeft de eerste grote
rationalistische filosoof van de moderne tijd te zijn en de auteur van dit
essay laat zien dat er vele redenen voor zijn aan te dragen. Tegelijk blijkt
deze filosoof er zich van bewust dat hij af moet van het bewustzijn zoals de klassieke
filosofie en theologie ons die voorhielden, omdat het bewustzijn wel werkt maar
niet op de manier die men graag voorhoudt. Vandaar wellicht dat de auteur van
ethica niet ongevoelig is voor een zekere esthetica omdat die precies tot meer
blijdschap kan leiden, bij de maker en hem of haar die het mag ondergaan. Aan
de andere kant, meent Baruch de Spinoza volgens de auteur dat we pas wijs mogen
heten als we erin slagen datgene te zien en te realiseren wat ons blijdschap
bezorgd. En dan gaat het om de passies, dat wil zeggen hoe we omgaan met wat
ons raakt en hoe we anderen raken.
Dit te lezen maakt het
duidelijk dat deze filosoof er zich van bewust was dat gevoelens en impressies
geen onzin zijn, maar dat men er wel veel onzin aan kan verbinden. Als het om
blijheid gaat, om wat ons vreugde kan geven, dan is dat niet wat men vandaag
lijkt te houden voor het aangename. Spinoza is te zeer doordrongen van het feit
dat een gebrek aan matigheid en een onbezonnen genieten ons veeleer droefheid
kan bezorgen om er geen oog voor te hebben dat we kunnen geraakt worden door
droeve aandoeningen of droeve aandoeningen aan anderen bezorgen terwijl we
menen te genieten.
Men
zal begrijpen dat determinisme ook voor de mens opgaat, dat de mens effecten
ondergaat en veroorzaker is van een en ander. We hebben er niet altijd zicht
op, omdat we onvoldoende kennis hebben van onszelf en van anderen. En die
kennis is fataal onvolkomen omdat we niet kunnen dromen van een perfect
universum, een perfect volgens plan gemaakte aarde en dus al helemaal niet van
het volmaakte leven. A perfect gay? Hoe zou het mogelijk zijn, als we beseffen
dat de schepping in werkelijkheid een resultaat is van doelloze evolutie.
Wijsheid noch begrip zijn dus mogelijk? Ik zou het niet weten, lijkt Spinoza te
denken. Wijsheid in de betekenis die men er aan pleegt te hechten is een ander
verhaal. Maar men kan, de oorzaken en gevolgen van processen wel onderkennen en
Spinoza zou allicht verrast zijn hoe ver we met zijn lenzen gevorderd zijn.
Telescopen (visuele en andere) helpen ons de ruimte te verkennen, rekenmodellen
en andere moderne methodes bieden de mogelijkheden die Spinoza nog niet kende
om zich rekenschap te geven van de wereld en van de bepaaldheid door oorzaak en
gevolg. Maar het blijft net zo goed een blijk van begrip te veronderstellen dat
de kennis van de wetenschappers niet per se de onze zijn en dat het begrijpen
van processen niet altijd even vlot verloopt. Inzicht door Verlichting? Dat zou
later komen, als de filosofie een meer subjectieve koers zou opgaan. Het
atheïsme van Spinoza blijft daarom een pogen te zien hoe de natuur zichzelf
voortbrengen kan en dat ook doet.
6. Meditatie
helpt
Nog niet zo lang geleden
maakte ik kennis met de wereld van het Soefisme en wat een anonieme
correspondent wist te schrijven was dat meditatie ons alleen maar kan laten
zweven. Mystiek kan echter, zo blijkt, ons ook heel erg teneerdrukken, maar het
gaat niet om de inhoud, want zoals Tinneke Beeckman meedeelt heeft zij aan een
langdurige oefening van meditatie – een periode van tien dagen – een intense
ervaring opgedaan. Het telkens weer terug komen naar het niet denken, het
beheersen van het brein en vermijden van gedachten, zonder in laveloze toestand
te zijn, maar net zeer aanwezig, heet dus meditatie, zoals H. Johannes
Witteveen het ook beschrijft. Het komt er niet op aan, zo blijkt allerlei
hooggestemde verwachtingen en wensen uit te drukken maar de aanwezigheid zelf
te ervaren. Niet de aanwezig van iets buiten onze waarnemingswereld…
Spinoza blijkt zich open te
kunnen stellen voor zo een ervaringen, omdat hij meent dat de mens kan zoeken
naar manieren om zichzelf als persoon beter te begrijpen. Individuen? Jawel,
maar een individu kan bij hem van alles zijn. Mensen, er zijn niet ideale
types, er is niet De Mens, er zijn modi, wezens die aan het uiterlijk en aan
het functioneren van een bepaalde bestaansvorm beantwoorden, maar die mensen
zijn wat ze zijn. Als het bewustzijn in de oude filosofische betekenis niet
bestaat, dan is het wel zo dat mensen neigingen hebben, die tot droefheid maar
ook tot blijdschap kunnen leiden. De
oefeningen die de auteur ons beschrijft zouden minder vreemd zijn voor Spinoza dan
vele rationalisten dezer dagen menen, omdat het rationalisme van Spinoza anders
functioneert dan zij voor ogen hebben. We weten dat er een evolutietheorie is geformuleerd
door Darwin, die uitgebreid aan bod komt, maar ook dat eens er organische
verbindingen ontstonden en er vervolgens levende organismen zich vormden een
evolutie heeft voorgedaan, waarvan wij deel uitmaken als soort. Maar, wij staan
niet aan de top van die ontwikkeling, laat staan dat de mens het uitdrukkelijke
doel was. In oefeningen, meditatie kan men allicht beter vatten, ondergaan hoe
die evolutie zich heeft voorgedaan. Het gaat dan niet om een weten dat
bewijsbaar is. Bedoel ik dan dat we het gewoon moeten aannemen? Geenszins, wel
dat we vandaag over oorzaken en gevolgen van ontwikkelingen in de natuur graag
aannemen dat het nu allemaal helder en klaar is. En dan blijkt nog eens dat dit
kennen voor mensen in het dagelijkse leven nog niet alles is, want het gaat
erom, zo lees ik, dat we met redelijkheid veel kunnen bereiken.
Komen
we dan niet dicht bij wat Foucault, Dohmen en anderen poneren, namelijk dat we
buiten de ballast van culturele tradities en nieuwigheden nu net wel in staat
zijn om het leven dat we leiden vorm te geven, te worden wie we zijn, zoals
Friedrich Nietzsche het ons liet weten? De culturele tradities, dat zal voor
velen, als het om ballast gaat, de kerk zijn, waar op het oog weinig tegenin te
brengen is. Maar tegelijk kan ik mij moeilijk indenken dat er tot de tijd van d’Holbach
vele instanties waren die buiten de kerk mogelijkheden boden om wijsheid te
vinden die men zocht. Alleen, de kennis die men nodig had diende men in die verdachte
instelling te zoeken. Pas veel later zou
de neutrale onderwijsinstelling ontstaan. Maar binnen de kerk, die men niet monolithisch
kan voorstellen maar waarvan men de voortdurende dialectiek moet onderkennen tussen
de rechte leer en afwijkende meningen, geldt wat in de samenleving zelf van
kracht lijkt, namelijk dat we als mensen niet allemaal over dezelfde vermogens
beschikken, dat niet iedereen ertoe komt zich op de blijdschap brengende
passies te richten en zich met omzichtigheid toch het leven te laten
welgevallen.
Het
hoofdstuk over seksualiteit in dit boek laat die facetten duidelijk zien. Er
zijn maar weinig filosofen te vinden die zo expliciet stelden dat de mens zich
op velerlei zaken kan richten en op elke mens in principe een welwillend oog
kan werpen. Hij wijst dus homoseksualiteit niet af, maar het is ook geen
onontkoombaar iets. Het zal een mens in een dynamisch proces goed dunken of
niet aan een bepaald affect antwoord te geven of niet. Moet men dan kuis zijn?
De kuisheid blijkt bij Spinoza te passen in de matigingsascese. Het kan, maar
het moet ook niet opgelegd worden, ook niet aan onszelf. En fraai is ook de
gedachte dat wie dan besluit toch zich voor voortplanting in te zetten – want dat
is geen plicht – kan een
langdurige relatie aangaan, niet dominant, maar zo dat de ander er ook vreugde
en zelfrealisatie in ondervinden kan.
Het
hele wereld- en mensbeeld bij Spinoza is onvoorstelbaar dynamisch, omdat het
uitgaat van realisme. De politieke visie van de man laat zien, zo lees ik in
dit boek, dat een democratische ordening de beste is, ook al zal hij zo te zien
voor vrouwen geen plaats zien in die politieke instellingen. Maar anderzijds
kan wie niet op eigen gezag kan handelen, niet de slaaf van een meester, dus
ook het geld kan zo een meester zijn, ook niet goed functioneren. In feite,
concludeer ik dan, zou Spinoza een oligarchie niet ondenkbaar vinden als
mogelijke beste oplossingen. Wie wil participeren zal dus de ware vrijheid
moeten trachten te bereiken, een term die door Johan de Witt werd aangeprezen.
7. Besluit:
liefde, begeerte en de ongewisse toekomst
Ons lezen van onze
herinnerringen aan dit boek is dus fataal selectief, want de enige manier om
het te begrijpen is het boek zelf ter hand te nemen. Er zijn vele redenen voor
die u hierboven kan vinden, maar u zal ontdekken bij lectuur dat hier een
filosofie aangeboden wordt, die een mens ertoe brengt dat men elke hoop zal
laten varen op een heilsgeschiedenis; een hoop dus die alleen te maken heeft met wat
we in dit leven kunnen bereiken. Voor Spinoza hoeft men de liefde en zelfs de
begeerte niet af te wijzen, meer nog, dat kan domweg niet. We hebben het begrip
conatus niet aangedragen tot hiertoe, omdat het wenselijk is dat de lezer dit
zelf gaat ontdekken. De conatus is datgene wat de mens net niet onderscheidt
van andere wezens, want het is de drang te bestaan en dat bestaan verder te
zetten. Spinoza meent echter dat in mensen die conatus zich uitdrukt in
begeerte, als het streven van mensen om te blijven bestaan en dat door op een
passende manier met hun passies, wat hen aanraakt en doet aanraken, om te gaan,
opdat hun blijheid zou bevorderd worden. Maar lijden als zodanig kan men niet
per se verkeerd noemen. Een deugdenleer op basis van dit boek is heel wel
mogelijk. Alleen, vermits er niet zoiets bestaat als de perfecte mens, kan men
ook niet zeggen of iemand meer of minder van zijn of haar leven maakt. We doen
wat de natuur ons ingeeft? In hoge mate is dat zo, maar hier moeten we Tinneke
Beeckman toch vragen of dat zinvol omgaan met onze passies niet net betekent
dat bij Spinoza de wil een andere betekenis aannemende toch niet een hoeksteen van inzichten is.
Alleen wil hij die wil niet in een ethisch kader plaatsen en al helemaal niet
in een heteronome deugdenleer.
Het besluit is wat mij betreft
dan ook dat ik dit boek niet onmiddellijk zal terzijde leggen. Deze op zich al
uitgebreide recensie is in feite, zoals hoger aangegeven een poging weer te
geven wat we ons van de lectuur herinneren en hoe wij erop reageren. De auteur
heeft door de lens van Spinoza heel wat gezien dat vandaag niet echt geassiocieerd
wordt met Spinoza. Hij is een rationalist, zeer zeker, maar zijn redelijkheid
betreft datgene waar een mens mee aan de slag kan, als de temperamenten
onderkend zijn en de neigingen doorzien. De man die aanvaardde dat hij uit de
eigen gemeenschap gestoten werd, begreep dat hij niet meer kon verlangen dan te
doen wat hem blijdschap bezorgde, ook al leek en lijkt dat bescheiden. Maar het
is dan ook geen valse bescheidenheid, maar een matiging van de eigen affecten,
om niet zomaar van alles te veroorzaken en al helemaal geen onheil. In die zin
kan men de term zinvol ook het beste begrijpen in deze recensie, namelijk dat
er geen bijzondere zin is, maar dat wat we doen voor ons zelf nu een betekenis
heeft. Of nog, toch proberen in het hier en nu te leven, wetende dat we ernaar
streven dit hier en nu willen uitbreiden, tot de grenzen die aan elke modus is
gesteld. Een mens leeft een bepaalde tijd en daarmee hebben we het te stellen.
Is dit fatalisme? Afgaand op Spinoza zou dat pas een droevig inzicht zijn. Eerder
kan het ons leven kruiden en vorm geven.
Bart Haers
Dank u Bart voor deze bespreking. Mag ik ook verwijzen naar Spinoza in Vlaanderen, op het internet ? Een initiatief van Karel D’huyvetters. Ook daar is een gedegen bespreking te vinden van zijn hand.
BeantwoordenVerwijderenDank voor de verwijzing. Ik heb de bespreking gezien en zal die eens grondig doorlezen, want dacht ik al te breedvoerig te zijn geweest, dan is dat nog andere koek. Maar iedereen kan het lezen en dat is belangrijk. Toch denk ik zelf een tekort te hebben, dat is dat ik de visie van Nadler niet in het geding gebracht heb. Het lijk me dat deze visie echter op een ander spoor zit. Toch lijkt een confrontatie me mogelijk.
BeantwoordenVerwijderenLeuk om lezen is: http://spinoza.blogse.nl/log/steven-nadler-schreef-fascinerend-boek-over-xviie-eeuwse-worsteling-met-god-en-het-kwaad.html
BeantwoordenVerwijderenDank, ik heb met Steven Nadler kennis gemaakt en ontdekt hoe hij over de banvloek schreef, maar ook de discussies omtrent Leibniz mag ons ook niet ontgaan.
BeantwoordenVerwijderenWaarom blijf je Spinoza 'Baruch' noemen? Hijzelf heeft bewust en consequent voor 'Benedictus' gekozen. Ik meen dat we dat moeten respecteren, als we de behoefte voelen om zijn voornaam te vermelden.
BeantwoordenVerwijderenUiteraard hangt het samen met het verlaten, gedwongen van zijn Joodse gemeenschap en familie. Ik weet dat sommige mensen aan deze facetten van de filosofie heel veel belang hechten. De man is dood, denk ik en zijn werk proberen te begrijpen, is al heel belangrijk en niet zo gemakkelijk. Aandacht besteden aan zijn werk is dus belangrijker dan een namenkwestie.
BeantwoordenVerwijderen