Eenheid en verscheidenheid in Europa


Reflectie

De EU en onze geschiedenissen
Geloof in een gezamenlijk project onderbouwen

 Het is niet eenvoudig die eenheid en verschei-
denheid in Europa met een goed voorbeeld
te illustreren. Belle van Zuylen lijkt me wel aan-
gewezen omdat deze dame uit de Repbuliek met
Schotten, fransen en Zwitsers correspondeerde
en tegelijk niet echt geneigd scheen zich te
plooien naar de wensen van een echtgenoot.
Haar leven laat wel zien hoe Europa in de
18de eeuw een eenheid liet zien. 
Bij mijn overwegingen over de herdenking van wapenstilstanddag kwam me heel helder voor de geest dat we wel heel weinig pogingen doen de geschiedenissen van de andere 27 lidstaten van de EU te ontvouwen. Vandaar deze overwegingen:

Het verhaal vertellen van Europa, als politieke entiteit, blijkt wel moeilijk omdat we tegelijk bezig blijven met de eigen nationale geschiedenis voor allerlei doeleinden zoals in Nederland het geval is met de canon. In eigen land hebben we de laatste 20 jaar een verhaal verteld gekregen om mythes onder het tapijt te vegen. Alleen de ware geschiedenis, daar zou het om te doen zijn. Maar hoe bijvoorbeeld Namen of Henegouwen in de veertiende tot 19de eeuw evolueerden, daar vernemen we dan niet zo heel veel over. Ook de recente geschiedenis is vaak een zaak van afstrijden van mythes van anderen. Over het Activisme, over de collaboratie, maar ook over de emancipatie van de Vlaamse jeugd en middenklasse, daarover hoeft het niet te gaan. Men kan zich afvragen of men eindelijk wel aan geschiedschrijving wil doen.

Natuurlijk wordt er interessant werk verricht, maar over het algemeen kan men daar moeilijk veel over opsteken in de brede media. Vergelijken met Nederland en de Nederlandse media maakt duidelijk dat de geïnteresseerde lezer of zelfs kijker een en ander kan opsteken. In Vlaanderen lijkt dat zeer moeilijk. Soms komen er wel interessante werken, zoals het boek van Gita Deneckere over Leopold I maar aan de andere kant blijft het over het verdere verleden stil. Ook aan publicaties   over de ontwikkeling van de industrie in Vlaanderen, over de uitbouw van het wegennet en de democratisering van het onderwijs, blijkt er geen overdaad voorradig, laat staan dat er een redelijk debat gevoerd wordt. 

Van belang voor het publieke debat is immers dat de geïnteresseerde lezer – hoe men de ongeïnteresseerde lezer of kijker kan bereiken, blijft een andere kwestie, die men ook niet mag laten liggen – en betrokken kijker vandaag veel leuke verhaaltjes te lezen en te horen krijgt, bijvoorbeeld in publiek geheim of het verhaal van Annelies Beck over haar overgrootvader die tijdens WO I in Glasgow tewerk was gesteld. Het is verdienstelijk te werk te hebben geschreven, maar bij het bezoek aan de tentoonstelling van Constant Permeke merkte ik nog maar eens dat we zo weinig inzicht hebben in de kwestie van deze vlucht naar de Engelse kust vanuit Oostende of Zeebrugge.

Wat willen we dan voorgeschoteld krijgen? Ik denk niet dat dit de juiste vraag is, wel het feit dat het aan historici en uitgevers is om ons te vertellen wat er zoal te vertellen is. Er bestaan nog wetenschappelijke uitgeverijen, maar slechts zelden vermelden de media die publicaties. Acco en andere doen hun best, maar als de uitgever het niet van belang vindt de media aan te spreken, dan ligt het er wellicht ook aan dat die bladen nog nauwelijks interesse hebben voor dit soort betere historiografie. Ik herinner me nog dat toen van R.C. Van Caeneghem een synthese van de Engelse geschiedenis presenteerde dat de krant De Standaard er wel degelijk aandacht voor had. Ik weet niet of die interesse bij de lezers van de krant dan werkelijk onbestaande zou zijn. Feit is dat er aan een studie over de sociaal-economische geschiedenis van Gent in de 16de eeuw van Johan Dambruyne,  nauwelijks aandacht besteed werd. Een ander boek, van Ann Morelli en Reynebeau en anderen, over de mythes die men zeer deconstructivistisch moet afbreken, kreeg dan wel weer aandacht. Ook al vernam men dan nauwelijks meer dan dat de heer Jacob van Artevelde een ordinaire geldwolf was die niets geen wijze man van Gent was. Pardon? Jacob Van Artevelde trad op in een voor hem en zijn tijdgenoten woelige tijd, waarbij bondgenootschappen en verhoudingen tussen de steden in Vlaanderen, de relatie met Londen en Frankrijk alles behalve evident waren. Waarom moet men dan een verhaaltje ophangen als zou de man niet zo belangrijk geweest zijn? Dat is geen deconstructie, dat is gewoon een afwijzen van de geschiedenis zelf.

Een tweede facet van onze overwegingen is dat we in Vlaanderen, Nederland en andere landen nog maar weinig pogingen zien om een Europese geschiedenis te overdenken. Nochtans, of men het nu heeft over de ontwikkelingen in het graafschap Vlaanderen van de 10de tot 16de eeuw hebben of over de ontwikkeling van de contacten met de Middellandse zee, altijd merkt men dat die geschiedenis  betrokkenheid onvermijdelijk doet blijken van Duitse vorstendommen, Spanje en uiteraard England en zelfs Schotland. Naarmate de onderscheiden bestuurseenheden, zoals de Franse en de Britse kroon als bijvoorbeeld de stedelijke republieken in Vlaanderen zich versterken en meer gaan prononceren, zal men zien dat de contacten onderling veel vormen  aannemen en het was dus niet enkel een kwestie van strijd.

De geschiedschrijving die zich richt op de oorlogsverhalen, heeft doorgaans weinig oog voor andere facetten van de samenleving. Het komt me ook voor dat de geschiedenis van de instellingen en van de motivatie van die instellingen, de legitimering ervan een eigen verhaal vormen, waaraan de oprichting van de universiteit als instelling niet vreemd is. De machtsuitoefening in de vorstendommen, de disputen en conflicten binnen republieken hebben hun plaats, maar bestudeert men de verhoudingen binnen een stad als Brugge of Firenze, dan merkt men dat de  kenmerken van het bestuur en dus de aard van de conflicten vrijwel identiek zijn. Opvallend  is ook dat we de Medici-familie, die omhoog geklommen was in de stadsrepubliek Firenze en uiteindelijk een hoge adellijke positie bereikte, wel kennen – tot in quizvragen toe -, maar bij het horen van de naam Gruuthuse, die ook de stadsrepubliek Brugge ontgroeid was, in Bourgondië een stevige positie verwierf alvorens uit te doven, zal niet zo vaak een lichtje opgaan.

De invloed van de universiteiten vanaf de vijftiende eeuw was opvallend en diepgaand, al kan men natuurlijk niet vergeten dat op verschillende momenten mensen vonden dat de universiteit eerder en rem op de vooruitgang vormde dan een motor. Vesalius kreeg het aan de stok met de aanhangers van Galenus, maar de Keizer vroeg hem zijn lijfarts te worden. Galileo Galilei moest zich verantwoorden voor zijn afwijkende visie van Ptolemaeus, die nog steeds gedoceerd werd, al heb ik met dat laatste wel mijn twijfels. Christian Huygens? Van Delft afkomstig maar lang in Parijs aan de slag. Hoevele namen kunnen we niet noemen?

En ook Schopenhauer vond in de negentiende eeuw dat de universiteit weinig beter dan middelmatig presteerde. Het valt dan wel moeilijk ontkennen dat in de loop van de negentiende eeuw op een aantal domeinen doorbraken bereikt werden, die we nu niet altijd kunnen inschatten. Weliswaar was Darwin een privaatgeleerde maar hij kreeg zijn opleiding wel in Cambridge, als theoloog opgeleid was hij wel te porren voor natuurlijke historie of zelfs natuurlijke theologie, waarmee hij Edinburgh. Dat vrijdenkers in een kerkelijk milieu gedijen is geen nieuws.

Wat in de syntheses en overzichten verder ontbreekt is de ideeëngeschiedenis, zijn de filosofische debatten maar ook over de juristerij die vaak mee nieuwe ontwikkelingen op gang brengen of er ertoe aanzetten, komt weinig tot het brede puliek. Het technisch kunnen? Als we ervan horen is het omdat een groep zich verzet tegen nieuwlichterijen. Het mag duidelijk zijn dat geschiedschrijving weliswaar zo een opstanden vermeldt, maar zelden dat domein als voorwerp naar voor schuift. De ontwikkeling van de scheepsbouw, de verbetering van de metaalwinning en metaalbewerking, de machinebouw… Of kunnen we het over glasblazerijen en klokken- dan wel kanonnengieterijen hebben? De verklaring voor het succes van een vloot, bijvoorbeeld de Hollandse vloot in de 17de eeuw, ligt vaak in een beter doordachte metaalbewerking, maar ook in het ontwikkelingen van handzamer schepen. Die maken dan weer snellere manoeuvres mogelijk en dat helpt hen de kogels van de tegenstanders te ontlopen of buiten het schotbereik te blijven. Kortom, als we de ontwikkelingen van de Republiek, van Engeland en Frankrijk bekijken, dan kan men verschillende elementen bekijken die samen in een verhaal passen.

De kwestie is dat anders dan bij de andere grote rijken, zoals China, India onder Moguls, Europa in feite geen eenheid kon bereiken omdat pogingen daartoe, bijvoorbeeld door de Habsburgse Keizers maar ook door Franse vorsten werd betracht, nooit helemaal tot wasdom gekomen zijn. Duitse landen na 1648 hebben een vrij grote zelfstandigheid en ondanks de oorlogen die Louis XIV er dan nog eens overheen joeg, was het mogelijk, zo bleek een redelijke stabiliteit te bereiken. We vertalen het concept oorlog gemakkelijk in termen van de totale oorlog. Nog eens, na 1648 was de bevolking in sommige delen van de Duitse landen gedecimeerd, soms tot een derde gereduceerd en waren landerijen en steden zwaar beschadigd. Aan de andere kant van de Rijn had men evenwel ook voldoende last gehad van de oorlogen, vooral de godsdienstoorlogen. Het verhaal van de Nederlanden? Maar ook Oostelijk van Oder en de Neisse? Het vergt inderdaad aandacht voor veel van die gebieden en dan nog zowel op het niveau van de politieke gebeurtenissen als op het meer structurele niveau.

In een verhaal dat alles vatten ligt niet voor de hand, maar er zijn natuurlijk wel mogelijkheden, om de ontwikkelingen in delen van Europa samen te brengen om de samenhang ervan onder de aandacht te brengen. Velen zullen zich afvragen waar dat toe moet leiden. We zetten dit stuk in met een bekijken van de aandacht voor de geschiedenis en die bleek in Nederland, het UK en elders zeer nationaal te zijn. Tom Holland beschrijft in zijn werk De gang naar Canossa, hoe in die aanzet van een nieuwe Europese opgang, want het is in dat verhaal dat de strijd tussen de keizer en de paus zich afspeelde. Wie de verdere geschiedenis volgt, merkt dat de verhouding tussen kerk en staat gedurende eeuwen zeer wisselend verloopt. Te wereldse ambities van pausen en andere kerkvorsten worden vaak afgestraft, te veel inmenging van de vorsten in zaken van de kerk verlopen vaak zeer moeilijk, zoals Filips IV de Schone mocht ervaren. Met de groei van de steden ontstaan nieuwe bewegingen, sommige ketters, andere revolutionair en soms vindt men, zoals met de begijnen in de Nederlanden het geval was, een modus vivendi, terwijl die begijnen elders verboden worden. Daarnaast heb je de broeders en zusters van het gemene leven opgestart door Geert Grote, die eindelijk niet zo heel ver van het begijnendom staan. In Praag had je Johannes Hus en verder zien we geleidelijk op velerlei plaatsen monniken, maar meest paters uit de stedelijke orden zoals de Dominicanen, Franciscanen en Augustijner paters, voedsel geven aan inzichten die afwijken van de Roomse doctrine. Waren zij niet ook actief in de inquisitie? Natuurlijk, want zij waren ertoe opgeleid. De oppositie tegen de paus, tegen machtsmisbruik, tegen hebzucht,  kon nu eenmaal niet komen van ongeschoolden – maar zelfs daar moet men voorzichtig mee omspringen -, maar precies van mensen die de finesses van de theologie en de filosofie kenden, maar niet mee per se meegingen in de fictie. In die zin is de positie van Giordano Bruno wel interessant, want zijn geloof in de oneindigheid van het heelal kwam niet voort uit wetenschappelijke inzichten of onderzoek, maar wel als gevolg van zijn vertrouwdheid met het Corpus Hermeticum, dat Marcello Ficino had vertaald in het Latijn. Hermes was evenwel van Mozes of zelfs geen voorganger, maar het Corpus Hermeticum stamt uit de tijd van het neoplatonisme en de gnosis. Zelfs de zelfpresentatie van Louis XIV als Zonnekoning komt voort uit die benadering, volgens Frances A. Yates onder invloed van Thomasso Campanella, die op de vlucht voor vervolging in Italië aan het Franse hof een veilig onderdak vond.

Bezoek aan Krakau leerde me behalve de herinnering aan Copernicus ook veel over hoe in de loop der eeuwen in het Oosten van Europa heel wat te beleven viel want dat is natuurlijk het eigene van geschiedenis, dat daar waar mensen leven, in kleine groepen of in steden, dat er conflicten ontstaan maar ook gewoonten, machtsverhoudingen die het leven structureren. Het ligt voor de hand dat elke regio eigen verhalen voortbrengt, die men best voor mythes houden kan  want voor er sprake is van een gedegen historiografie ontstaat er een mythologie, sprookjes en wat al niet meer, die het leven van mensen kan structureren en vorm geven. Ergens is er dan een moment dat de verhalen gaan stollen, zoals toen Jean de la Fontaine een aantal fabels ging verwerken. Later was er Perault of vaker nog denken we aan de gebroeders Grimm, die de Duitse verhalenschat gingen ontgingen. Maar ook de Tsjechen bijvoorbeeld en de Polen hadden hun verhalenschat, die het leven op muziek kon zetten.

Van de meest materiële resten van het verleden, zoals de vondst van een versterkte stad in Bulgarije, tot en met juist die immateriële bewijzen en sporen van maatschappelijk leven, krijgen we niet altijd vanzelfsprekend een beeld. Die materiële vormen kan men samen met de gekende feitenrelazen tot een corpus verwerken waaruit men kan putten of waar men verder in kan doordringen en de beschikbare kennis uitbreiden. Voorwaarde is dan wel dat de brede media ook het nodige doen om hieraan de onontbeerlijke steun te verlenen. Het valt me namelijk toch tegen van mensen die pleiten tegen provincialisme dat ze zich vooral met lokale of regionale geschiedenis inlaten. Ook de openbare omroep doet er niet zo heel veel aan en als het dan toch eens mocht lukken, dan lijkt 1830 een onoverkomelijke grens. Spreken over Europa, over de onderscheiden geschiedenissen van Europa en daar proberen zicht op te krijgen, blijft natuurlijk voor elke geïnteresseerde een persoonlijke bezigheid, eventueel via gesprekken te delen met anderen. Maar als de openbare omroep of kwaliteitsbladen dat allemaal terzijde laten, tja, dan zal het inzicht in de Europese eenheid én verscheidenheid niet zo gauw verworven worden. Waarom dat nodig is? Eerder vraag ik mij af waarom er zo weinig interesse voor is.

Bart Haers  


Reacties

Populaire posts