De droom verwekken


Expositie

De ziel van het kijken
 Moderniteit, vorm en kleur

Constant Permeke Retrospectieve.
11/10/2012 - 20/01/2013.
 Curator: Willy van den Bussche
Het is altijd fijn, denk ik dan, een schilder, een kunstenaar opnieuw te bezoeken, zeker als de naam en faam overwoekerd wordt door allerlei vooroordelen. Een goede bekende had me al haar bewondering uitgesproken en toen ik er dus tijd voor nam, betrad ik het Paleis van Schone Kunsten, nu Bozar, met veel verwachtingen. Ik heb er ruim twee uur door de zalen gewandeld en me geen minuut verveeld.

Ik schrijf het, zoals ik het me meen te herinneren, zoals Permeke in het museum wordt geciteerd. De kunst uitleggen, het blijft een moeilijke kwestie, maar het hoeft ook niet altijd. Wat je ziet, als je staat te kijken naar die grote figuren, een moeder met een zogend kind met wit hoofd, dan merk je hoe die overdaad zelf het kijken tot een feest maakt. Of zou, zoals een gids met enkele jongeren moest ondervinden, het inderdaad een zaak wezen van kijken, leren kijken. Een meisje, een van de leden van het groepje stond op zeker ogenblik voor een ander doek, de sjees, dat doet denken aan Frits Van den Berghe en waarin het anekdotische voorop gaat staan, waarvan ze vroeg aan niemand in het bijzonder waarom dat nu geschilderd moest worden. Ik antwoordde dat we nu niet meer met de sjees naar het dorp gaan. In dit soort werken zie je een oude wereld opduiken. Maar ik toonde haar dan dat andere werkje De ene boer is de andere niet met de ene boer die met hebben en houden door een andere boer in diens kar wordt meegevoerd.

Permeke schilderde veel en tekende ongetwijfeld nog meer, maar een aantal van zijn werken zijn eerder tekeningen dan schilderijen en toch van een groot formaat. De techniek is dan geen spel, maar juist een zaak van het fijn uitzoeken van de mogelijkheden. Het pasteuze in andere werken viel evengoed ook in de smaak, want is het nu net het resultaat van zoeken en van meesterschap dat me wel kon bekoren. Hoewel je soms wel goed moest kijken om het doek goed te kunnen lezen. Wandelend door de zalen, na een eerste doorloop merkte ik trouwens dat er nog wel een en ander aan te bekijken viel.


Het gaat er natuurlijk niet om het gezien te hebben. Bekijken, bijna besnuffelen en proberen het oog en de hand van de schilder te volgen, daar is het telkens weer om te doen, waarbij we dus van het resultaat uitgaan, want men kan ervan uitgaan, denk ik dan, dat de schilder bereikte wat hem voor ogen stond.

Voor velen is die Constant Permeke misschien wel bij uitstek het prototype van de Vlaamse boersheid, terwijl de man een grote empathie voor vissers en boeren aan de dag legde. Wel is het ontegenzeggelijk zo dat zonder nadere blik die werken opvallen door hun grootse opzet en soms donkere kleuren. Maar de schilder die we kunnen volgen tussen 1909 en 1951, maar vooral na WO I, staat in scherpe discussie met zijn publiek. De periode van zijn schilderen en tekenen van grote figuren leidt tot een andere benadering van het onderwerp en het persoonlijke wordt een spel van archetypes. Toen ik dat las op de muur van het museum, viel me de gedachte in dat Permeke dus vertrouwd kon zijn met Carl Gustav Jung, de psychoanalyticus die volgens Hubert Lampo de inzichten over archetypes het eerst had geformuleerd. Sinds die van het toneel verdween, Lampo dus, is van het archetype niet meer gesproken. Aan de beelden in de tentoonstelling te zien, zo lijkt me, kan men in de schilderkunst, bij Permeke, maar ook bij Gustave van de Woestijne of Frits van den Berghe nu net dat herkennen, vanuit het concrete iets zeggen dat een grotere betekenis heeft. De haringeters bijvoorbeeld bij Permeke,  die doen denken aan gelijkaardige werken bij Van de Woestijne – de twee kenden elkaar goed en werkten ook samen – laat ruimte voor een directe lezing, maar het is er geen van miserie, eerder iets van bescheiden welbevinden.

De boer met de emmer, een tekening of schilderij kwam mij vooral grappig voor, met de voeten die uit elkaar staan, het lichaam hellend naar links en de emmer rechts, het was voor mij meer een tekening dan een schilderij, maar vooral, als gezegd, vond ik het leuk dit en andere werken te bekijken. Want je vraagt je af wat Permeke voor ogen stond, hoe hij die figuren plaatst in zijn wereld. We zien dat hij in de jaren 1930 een meer abstracte figuur kiest, al zijn de vrouwenfiguren, de naakten, zijn vrouw ook, concreet en figuratief, het gaat, denk ik meer om het uitwerken van een idee. Een aantal keren bezocht ik Jabbeke, de Vier Winden en kwam mij duidelijk voor de geest dat de man in zijn tijd modern wilde zijn.

Absoluut modern zijn, in de jaren vijftig drukt zich wel anders uit, hoor ik al opwerpen  en dat klopt natuurlijk tot op zekere hoogte. Juist door werken van Marlene Dumas en marines van Thierry de Cordier die bij de deze tentoonstelling zijn aangebracht wordt duidelijk dat schilderkunst, kunst op een zeker ogenblik vooral zichzelf wil zijn zodat de discussie over moderniteit op de achtergrond verdwijnt. Moeten we of kunnen we ook in het werk van  kunstenaars van heden die bedoelde moderniteit positief  waarderen? Of gaat het om die andere kwaliteiten, in het werk zelf besloten? Zelfs Warhol zal men over een aantal decennia opnieuw zien als persoonlijk, direct werk en zijn hemelbestormende moderniteit valt wel geleidelijk weg.

Nu zegt men natuurlijk dat wie iets heeft met Constant Permeke, Gustave van de Woestijne of Servaes zich laat kennen als een conservatief. We kunnen het ook hebben over Rik Wouters natuurlijk of zelfs over Koenraad Tinel, want het zijn alle kunstenaars die na een stevige opleiding hun eigen thema’s, medium en inzet lieten zien. Dan denk ik dat wie deze kunst afwijst wegens oud en Vlaams, dan denk ik dat je echt moet kijken waar bijvoorbeeld de vissers, boeren, Niobe etc. van Permeke passen in hetgeen na 1919 werd gepresenteerd. Vergeten we niet dat Permeke in de oorlog gewond is geraakt en in Engeland verpleegd is geworden om de volgende jaren met zijn vrouw daar te blijven, tot hij terug kon naar Oostende. De discussie over het herstel van wat geweest was en het feit dat dit onmogelijk viel te bereiken, zo heb ik de indruk maakt deel uit van de werken die Permeke schilderde.

Kleuren dus, iets wat men in het werk van Permeke niet zou hoeven te zoeken, terwijl zelfs in de donkerste werken het licht altijd weer aan bod komt, zoals in de grote marine. Je kan blijven kijken naar die doeken, pasteus en kleurrijk, waar je golven, wolken en een enkele zonnestraal ziet verstrooien in een wolkenrand. Maar ook in zijn figuren zie je soms een kleurenspel, waar je kan blijven naar kijken. Sommigen vinden zijn gouden landschappen niet altijd even mooi of sprekend, maar ik heb er met grote aandacht naar kunnen kijken omdat ik het blijkbaar vergeten was, net omdat het ook nooit ter sprake kwam. En  Permeke speelt ook met het licht. Die spanning bleek wel heel mooi, dus grote donkere volumes en het spel met het licht.

Het was dus weer eens zo een middag om in herinnering te houden, te overwegen er nog eens heen te gaan. Ik denk dus dat in de overvloed van werken die er hingen, maar ook een aantal beelden, in hun volumineuze pracht de kijker de kans geven niet alleen de loopbaan van de schilder te volgen, maar ook nog eens de werken zelf te genieten. Nu eens blijven kijken naar een werk als de twee zusters, of naar een moeder met kind. Het lijkt donker, maar is er niet veel vreugde in dit werk te vinden?

Bart Haers



Reacties

Populaire posts