Verantwoordelijkheidsethiek
Brief
Het
beroep van politicus
Nadenken in woelige
tijden
Max Weber |
Geachte
heer Professor Max Weber,
Ik heb
onlangs uw oratio opnieuw gelezen, waarin u studenten uitlegde hoe nodig het
was in 1918, 1919 de zaken ernstig te nemen. Vergeleken met de tijden waarin u
deze rede hield, zijn onze tijden als een rimpelloze vijver. Maar toch, onder
dat rimpelloze oppervlak zou er wel eens heel wat kunnen bewegen. Wat er zeker
beweegt, zijn de politici, maar soms lijkt net dat zo voorspelbaar, dat het ook
dan het vermelden niet waard is. Aan de andere kant, men lijkt het zicht op de
burger niet meer te kunnen houden, wat al sinds een twintig jaar het geval is
en nu de traditionele partijen (in Vlaanderen) heel erg onder druk zet en in
Nederland tot een nieuwe constellatie leidde, wat ook weer best verrassend
gedrag van de kiezer weerspiegelde.
U zou
moeten weten hoe het allemaal gegaan is nadat u uw rede heeft gehouden en nadat
u bent gestorven. Walter Rathenau werd vermoord en de Republiek werd belaagd
door Frankrijk. Pas in 1924 en 1925 werden de lasten tot een draaglijker niveau
verlaagd en kende Duitsland opnieuw wat (fragiele) voorspoed. Het land was
evenwel niet opgewassen tegen de grote crisis die uit de VS kwam overwaaien en
de Republiek ging ten onder. 12 jaar lang zou Adolf Hitler de lakens uitdelen
en proberen elke herinnering aan het grote Duitsland van de wetenschappen en de
cultuur te doen verdwijnen. Het is hem en de anderen niet gelukt, maar de
oorlog die ze ontketenden was zelfvernietigend. Aan het einde was dat ook de
laatste voldoening van de Führer, want zijn volk had zich hem niet waardig
betoond. Men zegt wel eens dat de moraal toen op het nulpunt stond en intuïtief
zou ik geneigd zijn het te volgen, maar het blijft te simpel. Het stond met de
moraal zoals met de politiek dat men zich van een utopie bediende, de idee dat
in een slag als anders worden zou, zoals Wibke Bruhns het schreef. Men zou het
met terecht euvel duiden als ik niet ook melding deed van de miljoenen die
stierven, niet alleen op het slagveld, maar onder de bombardementen, Rotterdam,
Londen, Conventry, Köln, Berlijn en zeker ook Dresden. Nee, er waren er nog die
stierven, domweg omdat ze Jood zouden zijn, terwijl er meer dan een is geweest
die pas dan ontdekt heeft Jood(se) te zijn omdat de familie niet enkel
geassimileerd was maar ook geseculariseerd. Men maakte ook onderscheid, tussen
volbloed en halfbloed joden. Het ergste was nog dat weinig van de slachtoffers
van deze vervolging en genocide aan de karikatuur beantwoordden.
En dan
begon de lange tijd van vrede, zij het een tot de tanden gewapende vrede, die
voor het Oosten van Duitsland en geheel centraal- en Oost-Europa leidde tot een
lange periode van dictatuur, van links, zoals Karl Liebknecht en Rosa
Luxemburg. Toen ik las hoeveel leed de machtsgreep van de communisten in
Tsjecho-Slowakije heeft veroorzaakt, iets wat ik al vernomen had, maar nooit zo
scherp, kwam het bij me op me af te vragen hoe iemand als Klement Gottwald dit
had kunnen verantwoorden. Dat hoefde nu eenmaal niet voor hem, want de
geschiedenis zou hem gelijk geven.
De tijd
vloog, er kwamen opstanden, in 1953 al in de DDR, dat deel van uw land onder de
laars van Stalin, later in Hongarije, in Tsjecho-Slowakije en Polen. Groepjes
zochten naar een taal om de tegenstander, de communisten aan te pakken en
sommigen waren zeer succesvol, zoals Vaclav Havel, al duurde het meer dan tien
jaar en zat hij meerdere jaren in de cel. Ook Lech Valesa slaagde erin de
overheid succesvol uit te dagen, maar ook daar was de strijd heftig en ging er
een staat van beleg overheen.
Toen dan
eindelijk het einde kwam, ingezet door de chef van de Russische Communisten,
Michaïl Gorbatsjov met zijn politiek van Glasnost en perestrojka, was de man al
vlug een held in het westen en toch was men niet zo blij in Rusland. De
gigantische veranderingen die het land na 1986 kende, met eerst grote armoede
en vervolgens een stabieler regime waar het Westen dan weer niet zo blij om is.
Het blijft een moeilijke kwestie, hoe wij durven te kijken naar andere landen
en er een oordeel over vellen, zonder te weten of wat wij denken wel spoort met
de werkelijkheid daar.
Het gaat
om de democratische waarden die wij overal gevestigd en bevestigd willen zien.
Het klopt dat de vrijheden van de democratische regimes inderdaad zeer veel
mogelijk maken, maar zoals ik in het vervolg wil duidelijk maken, moeten mensen
in een democratie goed nagaan of men van de politiek niet teveel verwacht of er
niet teveel wil aan overlaten. Hannah Arendt, die kon vluchten, via Parijs naar
de VS, heeft die vraag zeer scherp gesteld, omdat ze meende, al dan niet
terecht dat het politieke niet alle andere domeinen van het leven mag
beheersen. Het politieke gaat over het collectieve en aangezien niet alles
collectief kan of mag heten, moet de politiek zich daar buiten houden.
Iemand
als Martha Nussbaum had je wellicht ook willen ontmoeten, omdat ze eerst een
beklijvend onderzoek uitvoerde naar de betekenis van de Griekse tragedie en de
opvallende gelijkenis van het werk van Plato met die Tragedies. Men beweert dat
Plato dichters de stad uit wilde, maar in feite, zo kan men bij haar lezen
hanteerde hij dezelfde retoriek om zijn verhaal te brengen. Hij wilde misschien
de winkel niet laten zien waar hij zijn ideeën smeedde. Omdat zij zich nogal
verontwaardigd wist om het falen van de ontwikkelingssamenwerking en ook in
eigen land, de VSA, zag dat mensen niet konden realiseren wat ze wilden, omdat
hun capabilities niet aangesproken werden noch worden. De idee is best
interessant omdat men op die manier met goede argumenten verschillende
onderwijsvormen hun plaats kan geven. Of ook kan aanbrengen waarom het
beknotten van het roken en het vrij laten van drugs op meer dan een manier
hallucinant mag heten. Maar het gaat om de idee dat als het doel is, het
resultaat meteen ook de middelen verantwoordt. Consequentionalisme heet dat en
lijkt best rationeel. Maar men mag dan niet uit het oog verliezen dat men de
primaire zorg voor de waardigheid van een persoon uit het oog kan verliezen. Nu
valt dat nog enigszins mee in verband met roken, maar er zijn andere domeinen,
waar dat al veel moeilijker is.
Wat
gedacht van onderwijs? Toen men de leerplichtleeftijd verlengd heeft tot 18
jaar, in 1985, was men er zich niet geheel van bewust, zo blijkt altijd weer,
dat niet alle leerlingen bereid zijn om in de klas te blijven zitten. In 2002
vroeg Chris Vandenbroecke, historicus en demograaf om de leerplichtleeftijd te
verlagen tot 16, wat voor een leerlingen in deeltijds onderwijs het geval is.
Maar dat kon niet, mocht niet en zou niet gebeuren. Het gevolg is wel dat
vandaag ongekwalificeerde uitstroom niet te vermijden valt. De vraag die men
zich wel stellen moet, heeft te maken met de wijze waarop we als personen
leren. Een goed systeem? U zal wel weten wat het was op gymnasium, maar
wellicht had u ook kennis van de handelsopleidingen en andere onderwijsvormen.
Duitsland, maar ook Vlaanderen hadden en hebben schoolsystemen die vrij
democratisch mogen heten en vooral leerlingen heel wat aan te bieden hebben.
Dat jongeren er zelf niet zo heel veel van snappen, van het grotere plaatje kan
men hen niet kwalijk nemen. Maar als we aannemen dat dit inzicht groeit
naarmate ze verder komen en zonder grote haperingen de eerste klasse, nu heet
dat het zesde middelbaar te behalen, dan kan men hen niet kwalijk nemen dat ze
daar in zekere mate trots om zijn. Blijft de vraag, denk ik, hoe men andere
leerlingen die niet in het ASO les volgen een positief zelfbeeld kunnen
verwerven. Het kan zijn, denk ik, dat zij die fierheid ook voelen als zij de
technieken in het atelier onder de knie krijgen en mooie werkstukken leren te
maken. Dat wordt in de buitenwereld vaak onderschat of zelfs gewoon niet
begrepen.
Het is
aan politici ervoor te zorgen dat kinderen goed onderwijs krijgen. Laten we
toch maar vragen waarom dat zo is. Lange tijd was het onmiskenbaar een voordeel
dat men veel mensen opleiden kon die goed waren in schrijven en rekenen, niet
op het niveau van de basisschool maar verder opgedreven. Men zal begrijpen dat
het onderwijs inhoudelijk en qua methoden wel veranderen moest, maar wat men nu
wil bereiken is dat mensen een diploma krijgen zonder dat die op hun gebrek aan
inspanningen aangesproken worden. De gelijkheid wil men bereiken door de
zwakkere leerling toch nog iets mee te geven, ook als die er zelf niet toe
komt. En dat laatste hoeft niet want falen wordt toegedekt. Het is een
moeilijke kwestie, want men wil vermijden dat kinderen en jongeren gefrustreerd
en schoolmoe geraken, maar of het dan maar ineens zo moet dat falen niet
bestaat…
De andere
benadering, die aan de geweldige ontwikkelingen in Vlaanderen ten grondslag
lagen is het willen studeren stimuleren en voor wie niet meekon waren er andere
mogelijkheden. Het beroepsonderwijs werd echter gezien, jaren lang als een
vergaarbak van gasten die het lieten schieten. Het kan zijn dat men die waterval
niet goed vindt, maar het is wel zo dat men niet mag klagen dat onze goede
leerlingen ook goed scoren, toch? Gelijkheid is een onvervreemdbaar principe,
maar er is ook rechtvaardigheid, vrijheid en waardigheid van de persoon. U weet
ongetwijfeld hoe het ermee gesteld was, toen de oorlog voor uw land eindigde op
een debacle, onder meer omdat de generaals zo gigantisch hun hand hadden
overspeeld. Het betekende voor de politici dat ze nu plots wel de macht
toegespeeld kregen, maar dan om een aantal rampen af te wenden. Uw rede over
het beroep van de politicus, het geroepen zijn, kwam dus niets te vroeg. Men
refereert er wel vaak aan, maar ik heb de indruk dat men de betekenis ervan liever
in het ongewisse laat. Want u vraagt wel wat van de politici en naar mijn oordeel
is in een democratie ook de burger een politicus, maar u laat zien dat in
Engeland en de VS de democratie bestaat op het niveau van de verkiezingen, maar
dat vervolgens de overwinnaar eindelijk alles in handen gespeeld krijgt. Wel
geeft u het Engelse systeem na dat het systeem van werkzaamheden in de
commissies de politicus die wil bovendrijven de kans geven het vak te leren.
Ook nu nog lijkt dat het geval te zijn. Ook kunnen partijen maar beter hun
besluitvorming organiseren op grond van goed gestructureerde vergaderingen,
waaruit de betrokkenen heel wat kunnen opsteken over hoe ze thema’s behandelen
kunnen, rapporteren en kritiek leveren.
Maar waar
u het over heeft, de Gesinnungsethik en de Verantwortungsethik blijken vandaag
vooral theoretische concepten, waar men vooral niet teveel over hoeft te
denken. Uw verwijzing naar de houding van de legerofficieren die telkens weer
de soldaten wijs maakten dat het de laatste slag zou zijn voor ze de vrede, een
altijd durende vrede zouden bereiken, maakt wel indruk, want hoeveel mensen
toen hadden de moed de legerleiding ter verantwoording te roepen? Juist, men
ging verder en wilde de boel redden, het puin ruimen. U bracht ertegen in dat
een overtuigingsethiek altijd het risico inhoudt dat men niet kieskeurig kan
omspringen met de middelen, of nog, men gebruikt wat men bij de hand heeft. Een
verantwoordingsethiek is andere koek, want dan houdt de politicus zich voor net
wel kieskeurig met de middelen om te springen. En dus geen middelen aan te
wenden of niet om te springen met mensen alsof het middelen waren. En
natuurlijk, die politicus kijkt ook uit naar de gevolgen. Waarden, zo lezen we
bij Hans Achterhuis in De Groene Amsterdammer, kunnen enthousiasmeren, voor de
politicus kan het kwalijk uitpakken als de politicus de gevolgen van een keuze
niet voldoende voorzien heeft…wat doorgaans altijd wel het geval blijkt.
Prudente politiek dus?
We weten
intussen wel, denk ik, dat veel politici graag over ethisch handelen spreken,
maar slechts weinigen er ook echt over nadenken. Soms lijkt de druk zeer groot, soms zelfs denkt men niet
kieskeurig te kunnen zijn, zoals bij de lijstvorming al eens het geval wil
zijn. Maar goed, erover denkende kom ik bij een kijk door Spinoza’s lens uit op
de vaststelling van mevrouw Tinneke Beeckman, over de evident
macchiavellistische benadering van de politiek, dat wil zeggen dat Spinoza als
realist meende dat een (top-)politicus nu precies wel de middelen moet
aanwenden die hem – of tegenwoordig – haar ter beschikking staan. De vraag is
of Spinoza daarmee elke discussie over verantwoordingsethiek zou afwijzen? Wel
was Bento de Spinoza vertrouwd met de geschiedenis van de Republiek, wist hij
hoe Oldenbarnevelt aan zijn gekomen was en hoe Willem II, stadhouder van
Holland en Zeeland gepoogd had de wet te verzetten. Toen Johan de Witt de macht
verwierf, begon hij met het bestuderen van de gewoonten en zette hij zelf vaak
kleine vernieuwingen in alsof het oude gebruiken waren. Tijdens dat
stadhouderloze tijdperk bereikte de Republiek een grote bloeiperiode en was het
blijkbaar goed leven in Holland. Men moet zich van deze omstandigheden
bewustzijn om te begrijpen waarom Spinoza zich zo uitgebreid over de staat
heeft gebogen.
Het valt
op dat we vandaag over politiek spreken alsof we er niet bij betrokken zijn,
wat geen unicum is, maar wat voor de politici vaak ruimte lijkt te laten er een
potje van te maken. De verantwoording van wat men doet, wordt inderdaad, zoals
u het aangeeft, gereduceerd tot het behouden van de meerderheid. Nu in dit
land, in Vlaanderen een partij opgekomen is en veel zetels in de kamer heeft
verworven, doen de andere partijen graag alsof ze zich met die concurrent
moeten inlaten, zonder zelf nog een verhaal te hebben. Ik denk dat dit net een
falen van de politiek, eens te meer, overduidelijk maakt. Natuurlijk moet en
mag men de tegenstander trachten te overwinnen, maar zoals de politieke
wetenschapsters Chantal Mouffe het stelde, ontstaat er een gevaar voor de
democratie als men het strijdperk als een arena voor gladiatoren ziet waar men
alleen kan zegevieren dan wel dood uit de arena weggesleept te worden.
De
strijd, de politieke strijd is niet het probleem, maar anders dan Spinoza
meent, denk ik dat men in een democratie de politieke besluitvorming niet mag
afschilderen als alleen een strijd op leven en dood, maar is het nuttig en
nodig na te gaan hoe men de strijd op inhoud kan voeren. Neem terug dat debat
over de onderwijshervormingen, waarbij men zegt dat het de hoogste tijd is. Het
onderwijs functioneert en er worden nog altijd goede resultaten geboekt. Neen,
zeggen sommigen, de hervorming is nodig want teveel jongeren verlaten het
onderwijs zonder diploma. Teveel jongeren komen in een waterval terecht, maar
slagen er niet in tegen de stroom op te zwemmen, via de bekende zalmtrappen.
Houdt men zich nog wel bezig met de sterke leerlingen? Wil men hen nog zien
floreren? Natuurlijk is het spijtig als leerlingen hun onderwijskansen
versjteren, maar het systeem faalt niet, denk ik, als men kijkt naar hoe goede
leerlingen het doen? Men zegt dat de middenstand het land en het onderwijs
regeert, maar als de minister van onderwijs zegt een arbeiderszoon te zijn, dan
begrijpt hij niet dat dit vandaag een andere betekenis heeft dan dat het geval
was voor August van Istendael, om maar een voorbeeld te geven. Het onderwijs
laat ook de kinderen van migranten toe te studeren, zoals we merken en men kan
daar alleen maar blij om zijn.
De andere
kant van de medaille zou zijn dat 1 op 8 leerlingen het onderwijs verlaat
zonder kansen. Dat lijkt veel, maar is in zekere zin een (onbedoeld) effect van
de verlenging van de leerplicht. Foute keuzes? Het kan, maar lijkt me ook dan
nog een kwestie van de verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen te
stimuleren. Eerlijk gezegd denk ik dat men te vaak weigert de ideologische
gronden voor het hervormingsdiscours open en bloot op tafel te leggen. De
onderwijshervormingen zijn alleen nodig in een bepaald perspectief, namelijk
als men de overtuiging toegedaan is dat iedereen gelijk moet eindigen in het
onderwijs, wat nog voor de leerlingen goed is noch voor de samenleving. Toch
hebben we in dat debat, gedurende jaren een staaltje van overtuigingsethiek
gezien, waarbij ook docenten en wetenschappers zich gewillig inzetten voor een
doel, de hervorming van het onderwijs, zonder dat men voldoende argumenteerde
of tegenargumenten ook maar toeliet.
Het
verhaal is afdoende bekend en toch denk ik dat we telkens weer koud gepakt
worden in het debat. Men heeft een theoretisch model, gebaseerd op John Rawls,
maar zoals Martha Nussbaum laat zien, zijn er betere manieren denkbaar om zowel
de goede leerlingen als de mindere optimaal te laten presteren op school. De
theorie van de rechtvaardigheid is als denken ongetwijfeld indrukwekkend, maar
net mensen als Susan Neiman en Martha Nussbaum maken duidelijk dat de
benadering misschien wel intellectueel imponeert, maar in de praktijk van het
leven op velerlei bezwaren kan stuiten. Toch hebben velen zich ingeschreven in
de theorie van rechtvaardigheid, maar veel debat is er niet over.
Daarbij
aansluitend kan men zelfs bedenken dat u dat streven naar gelijke kansen
dubieus zou bevonden hebben, omdat u zich over het wetenschappelijke kader zou
buigen, dat John Rawls heeft geschapen en waarvan de grondslag een theorie is.
Maar de vraag zou dan zijn of de theorie in een moderne samenleving of in
eender welke samenleving acceptabel zou bevonden worden. Als nu net in uw land
de SPD aan aanhang verloor naarmate ze meer vasthield aan het egalitaire en aan
het internationalisme, zou men toch kunnen veronderstellen dat een theorie van
de rechtvaardigheid nog meer utopisch zou zijn.
Uw kijk op utopische bewegingen werd niet altijd
goed onder de aandacht gebracht, want u viseerde het communisme, durf ik te
veronderstellen en u zag dat in die overtuigingsethiek de zaak zo centraal
staat dat men geen morele bezwaren duldt wanneer die bij andere mensen opduiken
of wanneer men hoogstens een keertje zelf met die morele bezwaren
geconfronteerd wordt. De zaak voor alles en soms kan dat goed uitpakken, maar
we hebben gezien dat als er geen reflectie mogelijk is, als de zaak boven alle
twijfel verheven is, dan nog kan het nuttig zijn de neveneffecten te bekijken.
Mocht u
deze tijd meemaken en zien hoe politici zich presenteren en wat ze noodwendig
achten, dan denk ik dat u toch wel een paar vragen zou stellen. Nee, u zou
eerst verbouwereerd rondlopen op Schuman en zou u de gebouwen van de Unie, maar
ook de werking van de instelling bestuderen, want u kon dat in 1919 niet
bevroeden. U zou ook opkijken dat er een Europese president is, dat de
lidstaten telkens weer de wetgeving van de Commissie moeten involgen of
afwijzen en nog veel meer. Maar vervolgens zou u kijken naar de politici en zou
u zich afvragen of hun populisme niet schadelijk is. Er zijn er die te hort en
te haver beschuldigd worden van populisme, er zijn er die er hun handelsmerk
van maken en er niet voor terugdeinzen dat ook aan te geven. Maar de ergste
populisten zijn deze die anderen ervan beschuldigen en zichzelf boven elke
verdenking verheven achten.
Politici
moeten het volk behagen, zegt men en dat is natuurlijk ook wel zo, alleen
is de vraag wie men waarmee kan behagen.
Bloot en spelen is voor de ene een zegen
en voor de ander niet aan de orde. Er zijn de afgelopen decennia ter linker en
ter rechter zijde zeker aberraties voorgekomen, zoals het neoconservatisme, met
het project van de New American Century, er was ook het neoliberalisme dat in
een aantal opzichten de rol van de staat te ver wilde reduceren, zover zelfs
dat bijvoorbeeld ook de rechtsbedeling in het gevaar zou komen. Het verhaal van
wat men wilde en wil bereiken met dat neoliberalisme laat zien hoe in feite
waarschuwde voor een houding waarbij de politici de gevolgen van hun keuzes verre
van zich af schuiven. Maar het omgekeerde gebeurde ook, waarbij de staat onder
het behoud van democratische procedures toch wel een vorm van totalitaire
bezorgdheid aan de dag is gaan leggen. De discussie over de vrijheid, ten koste
van veiligheid, om maar iets te zeggen, kan niet gevoerd worden, want we achten
de veiligheid, geborgenheid zo hoog, dat we er individuele vrijheden aan willen
opofferen.
Wie in de
politiek wil, schreef u, aan het einde van WO I, toen Duitsland verstikte in de
onopgeloste problemen, zoals de machtsgreep van de generaals, maar ook de
revolutionaire gebeurtenissen in Munchen en andere plaatsen, moet er zich van
bewust zijn dat zijn of haar rol veel fijngevoeligheid vergt en toch ook
daadkracht. U zou vandaag versteld staan van de mogelijkheden van politici om
met mensen te spreken, meestal in eenrichtingsverkeer en als ze met mensen spreken, zijn het mensen die hen
willen vlijen of een gunst komen vragen. Men merkt niet direct veel ruimte voor
een kritisch gesprek, voor kritische loyauteit als men met een politicus
spreekt die men steunen wil. Het gesprek gaat ook over het concrete, zegt men
mij, want een filosofische discussie over vrijheid en veiligheid zien noch de
burger noch de politicus zitten. Natuurlijk, wie slachtoffer werd van een
ramkraak zal wel weten hoe belangrijk veiligheid is, maar daar ziet men dat
Europese solidariteit tussen politiediensten en rechtbanken voorlopig beperkt
blijven. De regels van jurisdictie spelen hier natuurlijk een rol, maar men
vindt wel degelijk mogelijkheden tot samenwerking. Misschien zal men de
integratie nog moeten versterken om verder onheil krachtig terug te dringen.
Een
politicus die zich geroepen voelt? Het blijft een cruciale vraag hoe we die
roeping inschatten, zeker nu er politieke dynastieën onmiskenbaar het schone
weer maken. Soms is het goed, soms minder aanbevelenswaardig. De machtsvraag
speelt een rol, maar ook de vraag of men de samenleving wil veranderen. Ik weet
niet waar die dwanggedachte vandaan komt, want de samenleving heeft een
politiek bestel nodig om de vrijheden en het particuliere leven te beschermen,
maar tegelijk speelt men graag met gedachten over verregaande hervormingen en
ik vraag mij of op welke gronden dat verantwoord kan worden. Nu in Syrië leger
en burgers elkaar bevechten, nu in Egypte een religieuze partij de macht heeft
gegrepen, moet men zich opnieuw afvragen wat het beroep van politicus m /v
inhoudt. Alles willen veranderen, zelfs de mensen, is een moeilijk te
verantwoorden zaak.
Toen u uw
rede hield, dacht u dat de situatie in Duitsland ver over het denkbare heen een
niveau van chaos en wankele legitimiteit had bereikt, waar niemand blij om kon
zijn. Maar het ergste moest nog komen. Doch, laat mij u gerust stellen, na 1945
bereikte het westen van het land een hoge mate van democratisch bestuur en na
1989 viel dat ook de inwoners van het oosten te beurt. Ik denk dat uw rede om
die reden wel ter harte genomen mag en moet worden, omdat u, gelezen naast het
werk van auteurs als Susan Neiman of Martha Nussbaum ons een aantal aanwijzingen
geeft over hoe het begrip “goed bestuur” geformuleerd kan worden. Maar dat zal
een volgende brief vergen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten