Hoe uit de kramp te geraken?
Reflectie
Democratie in permanente
verkiezingsmodus
Verkiezingsdag heet een feest
van de democratie te zijn, waarbij burgers hun plicht vrolijk en solemneel
vervullen. Het is een plicht die behoort bij het feit burger te zijn, maar die
in ons land ook nog eens bij wet is opgelegd. Maar er zijn nu net bij wet
regelmatig verkiezingen vastgelegd, met verschillede intervallen al naargelang
het niveau. Maar om de een of reden lijkt het erop dat alles altijd in het
kader van verkiezingen staat. En dus kan men zich afvragen of we wel in staat
het dagelijkse voor lief te nemen. De inzet is niet enkel het winnen van
verkiezingen, maar ook de steun van de kiezer te verdienen. Alleen, die kiezer
is geen prototype of nog, er zijn vele opinies en ook wel gevoeligheden die
partijen willen aanspreken. Of dat nog lukt, of het echt lukt, blijft maar de
vraag. Feit is dat we de indruk hebben dat het politieke, dat inherent is aan
het samenleven vandaag behalve zorgt voor afkeer vanwege burgers ook nog eens
als een slagveld geldt. Politici leven dan ook alsof er elke dag verkiezingen
kunnen komen. Mag ik mij afvragen of dat wel een goede zaak is? Mogen politici
ons vertellen dat er te veel verkiezingen zijn die het politieke leven zouden
beheersen?
Moeten we dan de verkiezingen
afschaffen? In de VSA blijken er lieden die het woord democratie uit het
woordenboek willen schrappen, uit pure afkeer voor de democraten? Want de man
die het zegde op de buis had het wel voor verkiezingen, maar met democratie
heeft dat niets te maken. Wie raakt hier wijs uit. De zaak is natuurlijk dat men
van een democratie de buik vol heeft als men gedurende jaren hoort dat de
overheid de vijand is en het probleem dat de welvaart tegen houdt. In Europa
ziet men dan soms mensen woedend worden om zoveel onbegrip, terwijl andere
mensen wel degelijk menen dat Romney een goede zaak zou zijn. Nu, de president
van de VSA is nu eenmaal geen president van Europa of van enige lidstaat van de
Unie. Het zal dus aan de Amerikanen zijn om hun president te kiezen en aan de
Europeanen…? Hen komt het toe te begrijpen dat de instellingen van de EU wel
degelijk hun betekenis hebben en niet per se ondemocratisch mogen genoemd
worden.
Om dat laatste te vatten
moeten we wel begrijpen, denk ik, dat de EU als entiteit een staat sui generis in
wording is of zou kunnen zijn. Maar men moet er ook geen ideaal van maken,
omdat de instituties nog altijd niet zeggen of het bestuur van alledag wel zal
uitpakken zoals men hoopt. Het komt er dus op aan politici aan het verstand te
brengen dat ze niet te zeer naar de kiezers kijken. Politici dienen, zoals Max
Weber het stelde, te leiden. Dat betekent dat wie een conversatie aan wil gaan,
die ontdekt vanzelf dat tussen burgers en politici – zonder bepaalde of
bepalende lidwoorden – het gesprek bijzonder moeilijk is geworden. Ligt dat aan
de gekende populisten? Of aan zij die onder het mom van bestuurlijke
verantwoordelijkheidszin nu net voortdurend inspelen op angsten en
verwachtingen? Nu één partij en zelfs een politicus zo hoog in de gunst van de
kiezers staat, lijken de andere partijen maar een weg voor ogen te hebben,
tegen die partij ageren, waardoor ze op allerlei manieren de kiezers aangeven
dat ze dan maar best voor de huidige leidende partij kunnen kiezen.
Verkiezingsmodus
Hoe lang is anderhalf jaar?
Juist, 78 weken en dus evenveel keer een eeuwigheid. Maar is dat dan wel
relevant, als we bedenken dat er heel wat werk op de plank ligt. Alleen, het
nut en de betekenis van dat werk van regering is niet voor iedereen van
dezelfde aard. Wie echter vindt dat de staat het probleem en de overheid de
vijand is, wat in Vlaanderen ook wel eens wil beklijven, zal zich afvragen hoe
men zaken kan regelen die een individu, een groep mensen, een clan of een dorp
niet alleen afkunnen, laat staan een megalopolis als het gebied tussen Washington
en Boston. De horizon op de eigen belangen afgrenzen is natuurlijk ook een
gemakkelijk middel en als we pleidooien horen voor sociaal beleid, dan vragen
we ons af of dat nog wel zinvol is. Sociaal beleid dat tot doel heeft te
nivelleren zoals de Nederlandse regering nu wil op stapel zetten, laat zien dat
de visie van Tony Judt niet helemaal verloren gegaan is. Maar sociaal beleid
waarbij men mensen laat geloven dat ze het plots goed zullen hebben, dat lijkt
me niet evident.
Daarom is de verkiezingsmodus
zo bedrieglijk, want dan proberen politici burgers te overtuigen. De rel in
Nederland bij de betere Nederlandse burger – al geloof ik niet dat de Telegraaf
hun huiskrant is – over de zorgpremie denk ik te mogen zien als een vorm van
kortzichtigheid. Wel begrijp ik dat het recht op gelijke behandeling niet
zonder goede grond kan zijn, maar dat tegelijk de visie op gelijke behandeling
soms wel erg strikt benaderd wordt, ook door wie er geen deel aan heeft, aan
die hogere zorgpremie. Het draagt ertoe bij dat politici voor een hels karwei
staan en dus dat ze wel moeten leiden, soms ook lijden.
Het blijft me fascineren
waarom de aanbidders van Obama de afgelopen vier jaar zo hun ontgoocheling
hebben laten blijken, want wie het Amerikaanse systeem enigszins begrijpt,
beseft toch dat de politiek wel in Washington DC gemaakt wordt, de rol van niet
verkozen instanties, om de pers niet te noemen weegt onvoorstelbaar zwaar op
het bestel. Ook de lobbyisten kan men maar moeilijk negeren. Ondanks nog een
paar schietpartijen blijven de verdedigers van het 2de amendement op
de Grondwet de wapendracht verdedigen. De discussie over het monopolie op
geweld door de overheid, in naam van het volk, de natie en onder stevige
controle wordt niet gestart. Het gevolg is niet enkel dat er naar men kan
vernemen wekelijks 35 mensen sterven onder onbedoeld geweld, maar ook dat
mensen in een wapenwedloop zitten.
Een thema met vele
invalshoeken
Als men die
veiligheidsproblematiek bekijkt, dan leven wij in een aards paradijs, alleen,
de onveiligheid hier uit zich zo te zien anders, zoals steeds weer blijkt. Toch
kan men hier en in de VSA maar misschien ook in India of China vaststellen dat
de evolutie der dingen mensen voor grote problemen stelt. Het publiek krijgt
verwachtingen voorgeschoteld, issues worden geproclameerd belangrijk te zijn,
maar men ziet dat de bijvoorbeeld een ethisch probleem op een bijzondere manier
wordt gepresenteerd, namelijk dat men er uiteindelijk toe kwam te spreken over
de samenstelling van het federale Hooggerechtshof, waarvan de president de
leden die op emeritaat gaan kan/moet vervangen. Die samenstelling kon onder
Romney zo veranderen dat men het recht
op abortus kon gaan inperken. Dat
was en is voor de partijen niet enkel een zaak van ethische aard, maar voor de
vrouwen een vorm van veiligheid, terwijl de tegenstanders van abortus ook
bescherming van het leven inroepen. Morrelen aan de verworvenheid zou evenwel
groter onheil veroorzaken dan de mogelijkheid voor de vrouwen uitsluiten en dus
betekent het terugdraaien van de rechtspraak meer spanningen dan het gedoe van
extreme tegenstanders, tenzij die zelf mensen, artsen aanpakken.
Derhalve denk ik dat de
regering en politieke partijen, maar ook de media een ernstig probleem hebben,
namelijk dat ze niet meer ingaan op de vragen van kiezers/burgers. Men klaagt
er soms over dat mensen hun persoonlijke problemen aankaarten en dat lijkt me
wel onvermijdelijk, maar toch kan men niet ontkennen dat mensen ook wel
algemene vragen stellen. Aan de andere kant, wil men zich presenteren, dan
neemt men een verantwoordelijkheid op die algemene vragen te beantwoorden.
Voorbij de verkiezingen
Het punt is dat politici in
functie gemakkelijk in verkiezingsmodus blijven. Dat draagt ertoe bij dat de
partijen en personen blijven staan op standpunten waarvan ze menen dat ze over
twee, vier jaar nog herinnerd zullen worden. De media dragen hier graag toe bij
door zeer selectief quotes in herinnering te houden. Meestal worden zo een
uitspraken dan nog behoorlijk uit de context gehaald en krijgt men die
naderhand niet meer mee.
Eens de verkiezingen voorbij,
valt op dat men in stilte de volgende verkiezingen voorbereid, wat in zekere
zin normaal is, maar verhindert dat men met een open blik naar de dingen kijkt.
Want het kan toch niet dat de verkiezingen het enige relevante facet van een
democratie vormen. Het kan niet zijn dat men na de verkiezingen onmiddellijk
begint aan de volgende, de tussenperiode is volgens mij nu net wel de kern.
Men kiest geen Obama voor de
schone woorden, men kiest geen Congres of Kamer, Europees parlement voor de
redevoeringen van afgevaardigden. Zij zijn afgevaardigden en dienen namens het
volk dat ze vertegenwoordigen en met de uitvoerende macht beslissingen te nemen
en te zorgen voor de voortgang. Maar het is ook niet zo dat die verkozenen de zaak zijn, zij zijn
politici en hebben een rol in een samenleving,
Maar veel beloven is
natuurlijk niet zo eenvoudig als men weet dat naderhand ook nog eens de
beloften ingelost moeten worden. Toch gebeurt het elke keer weer en elke keer spelen
media hierin een belangrijke rol, al weten we dat al in de jaren 1950 een
stripfiguur als Nero er wel de nodige spot mee dreef. In zekere zin kan men dan
ook niet beweren dat de situatie nieuw zou zijn, helemaal nieuw dus is het
alleszins niet. Wat er wel veranderde is dat politici via de moderne media
iedereen helemaal kunnen bereiken, via televisie vooral. Althans zij die de
genade hebben om voor een grote, landelijke omroep mogen spreken. Natuurlijk is
het ook belangrijk de lokale media te kunnen aanspreken, maar daar wringt nu
net het schoentje, want de media maken zelf keuzes wie aan het woord mag komen
en hoe. De politicus kan met zijn of haar team klaarspelen de goede momenten te
vinden op de buis, maar uiteindelijk hangt er wel veel af van de vrienden van
de media. Soms lukt dat dus, maar toch. En ook is duidelijk dat goede
gesprekken met mensen, al was het maar met een beperkt aantal die niet tot de
eigen kring horen, de naam en faam van politici kunnen opkrikken.
Toch lijkt de hang naar
controle over die media- en andere momenten een vorm van zelfdestructie.
Herinneren we ons wat Maarten Doorman schreef over authenticiteit, dan is
duidelijk dat het moeilijk is voor een politicus m/v een juiste houding aan te
nemen. Echt authentiek kan men namelijk niet altijd zijn als men niet het
decorum van authenticiteit weet te vinden. Veel politici slagen er nu net in,
buiten verkiezingstijd te vergeten wie hen gekozen heeft en tijdens de campagne
moet men proberen een lokaal idioom na te brouwen, om zich bij de kiezer in de
gunst te werken. Men leest dat N-VA Antwerpen veel bezoeken heeft afgelegd aan
de verschillende wijken van de stad, maar het klinkt als een verwijt, terwijl
men wel zegt dat de groep begon voor de verkiezingskoorts echt toesloeg. Die
contradictie bleef tot nu onbesproken.
Beleidsbeslissingen blijken zo
op de rooster gelegd te worden, dat inzicht in het hoe en waarom aan het
publiek voorbij gaan. Wat van belang lijkt, is ofwel hoeveel het de
belastingbetaler kost en liefst wat het voor die of die groepen opbrengt. Politiek
wordt dan een privatiseren van publieke middelen en niemand weet waarom er dan
plots niets meer over lijkt te zijn.
Plaats van de politiek
Aan de gedachte dat politiek
een specifieke aangelegenheid vormt in de samenleving, niet te ontkomen, omdat
waar er veel mensen samen leven macht en in het ergste geval willekeur vanzelf
ontstaan. De reden waarom men een goed geregelde ordening van de politieke verhoudingen
nodig is, hoe personen hun rechten kunnen laten gelden, maar vooral hoe ze hun
(zogenaamd banale) leven ongestoord kunnen leiden blijft een belangrijk
gegeven, maar in de discussie over de actualiteit, vergeet men dat meer dan eens.
De reden waarom men dit wel degelijk voorop moet blijven stellen is omdat de
staat meer is dan een conglomeraat van individuen, die alleen particuliere
belangen hebben. Sommigen menen dat de idee van collectieve belangen niet echt
te bewijzen valt, maar we vragen ons af of men dan rekening houdt met het
concrete, zoals infrastructuur, zoals de handhaving van rechten en bezit, of
onderwijs en cultuur. Wie meent dat de discussie over de verhouding tussen
burger en overheid er niet een is waarin de overheid de zaak is van burgers en
dus dat politici niet zomaar mogen of kunnen uitgaan van de waan dat zij het
voor het zeggen hebben, dat hun ideologie of streven boven elke twijfel
verheven is, mag toch even nadenken over de wijze waarop burgers zelf over
inzicht en wijsheid beschikken. Politieke legitimiteit is voorwaardelijk, maar
zij die de legitimiteit ondersteunen hebben ook hun verantwoordelijkheid. De
verkiezingen van 2003 herinner ik mij als een zeer trieste zaak, omdat het
geroep over de redder des vaderlands, Verhofstadt en vooral Steve Stevaert niet
strookte met andere inzichten en ervaringen. Om maar iets te zeggen, de Vlaamse
regering bestond het er op een drafje
een hervorming door te jagen van het
universitair en hoger onderwijs zonder dat er naderhand van enige evaluatie is
gehoord. Zij, zoals toenmalige minister Vanderpoorten als André Oosterlinck, nu
de grote baas van de associatie van de KU Leuven en talloze hogescholen. Tegenstanders,
academici van de VUB of de Universiteit Antwerpen, werden in de media door op
hervormingen verzotte journalisten net niet gek verklaard. En toen het
academiejaar begon in de nieuwe Bamastructuur, toen bleek plots hoe wonderlijk
goed het wel niet was en welke zegening van deze hervorming zou uitgaan. De
evaluatie, als gezegd, bleef uit. De kritiek? Zoals met de voorgenomen
hervormingen van het middelbaar onderwijs, was volgens journalisten van geen
tel en de mensen die er zich tegen verzetten? Nobele onbekenden. Dat vormt het
probleem dat de media stellen. Zij mogen kritiek hebben op actiegroepen en op
de kritiek van burgers, maar mogen die niet zomaar als dwaas of te zot voor
woorden kwalificeren. Argumenten? Nooit
van gehoord.
De idee om opleidingen met een
driejarige basisopleiding en vervolgens een jaar vervolmaking is werkelijk
droef, omdat in richtingen die voorheen vier jaar telden, twee kandidaturen en
twee licentiaatjaren vandaag de stappen die een student zet in die twee jaren
niet meer aangeboden worden.
Men zal zeggen dat er niet op
moet worden terug gekomen, maar ook hier haalt de realiteit ons in, want de
VDAB haalt ingenieurs uit landen als Spanje omdat er hier niet voldoende
opgeleid worden. De reden is dat de pedagogische benadering van het onderwijs
vandaag de vakgerichtheid en ook wel de mensvorming eindelijk in het
verdomhoekje steken. Men niet kan zeggen dat men jongeren alle kansen geven wil
en tegelijk beweren dat ze niet zoals als goede kennis van de grammatica
behoeven. Maar ook uiteraard diepgaand durven bezig zijn met wiskunde en dat
boeiend vinden, ook dat klinkt nergens. Onderwijs moet zich volgens
beleidsmakers bezig houden met holebi’s en mensen in kansarmoede, terwijl juist
kinderen in kansarmoede veel baat bij kunnen hebben bij uitstekend onderwijs. Mensen
die hun leven niet inrichten op een leven met een partner van het andere
geslacht, hebben, zoals Marc Hooghe schrijft heel wat wettelijke bescherming en
hun partnerschap is legaal als huwelijk erkend. Maar zoals Hooghe ook schrijft,
veel mensen hebben het om redenen die hen moveren lastig mee. Men wil in het onderwijs kinderen laten lezen in
boekjes waarin holebi’s als rolmodel kunnen fungeren. Maar zal men dan niet net
die stap te ver zetten? Die stap die welwillende mensen het vermoeden geeft dat
hun welwillendheid ertoe leiden zou dat “gewone” relaties niet meer spannend genoeg
zijn of respectabel.
Maar de discussie zo te voeren,
te pleiten dat kinderen zeer goed onderwijs krijgen, lijkt vandaag uitgesloten omdat men dan niet
sociaal bezig zou zijn. Ietwat grofgebekte mensen zouden dat sociale wel heel hard weg honen, omdat het
sociale als expliciet doel, wel eens nadelige gevolgen kan hebben. Het gaat er
dan om, dat mensen in hun situatie vast gepind worden. De samenleving heeft er
niet veel aan, maar de organisatie van de interpersoonlijke solidariteit is te
belangrijk om er geen goed debat over te voeren. De verdienste van het
Rijnlandmodel kan men niet onder het tapijt vegen. De zaak is dat we niet weten
of en hoe we het Rijnlandmodel zomaar in stand kunnen houden.
Van dat Rijnlandmodel kan men
ook geen karikatuur maken, net zomin als men beweren kan dat de staat het
probleem is. De merkwaardige paradox die Guy Verhofstadt oproept, door aan de
ene kant jarenlang te jeremiëren dat de staat boven haar stand leeft maar nu te
pleiten voor een sterk Europa, maakt duidelijk dat we over die idee van een
staat nog niet uitgepraat zijn. Erger nog, eindelijk is er vandaag nog weinig
debat over.
Verwijzingen naar de jaren
dertig om een partij weg te zetten als inacceptabel, waarbij men een beeld
oproept van een grote kennis van die periode is bedenkelijk. De jaren dertig
was ook de volksfrontregering in Frankrijk, was ook de periode waarin links de
oorlog in Spanje omarmde en waardoor men zich kan afvragen of er een partij in
die burgeroorlog was die zomaar boven elke twijfel verheven nobel was. We
hebben het dan niet enkel over de verraderlijke rol van Stalin. Het kan dus
zijn dat wie de jaren 1930 beter bekijkt merken zal hoe complex en verwarrend
het allemaal is. De politiek van FDR, Franklin Delano Roosevelt, de New Deal is
voor sommigen een mislukking geweest, omdat men eindelijk vooral tegen het
overheidsingrijpen was. Net zoals het plan van Johnson in de jaren na 1963
heeft dat een hoop mensen kansen geboden, die verder gingen dan alleen de
segregatie van wit en zwart opheffen, zodat vandaag een zwarte middenklasse een
goed leven heeft.
De houding van de
Republikeinen is dan ook schier onbegrijpelijk, omdat ze sociaal reactionair
zijn en economisch libertair, maken ze het leven schier onmogelijk, maar een
aantal slogans rond religie en rond typisch Amerikaanse waarden maken dat velen
erin meegaan.
Doch, de polarisatie is niet
enkel een zaak van de politici, maar die wordt gedragen door journalisten en
allerlei volksmenners. De gedachte moet zijn dat we de staat zien als vijand,
wat in se onmogelijk is. Washington en Brussel hebben bij velen een slechte
naam, omdat allerlei populisten er graag een potje van maken. Nu is het zo dat
er op de politici in het algemeen en een aantal uitgesproken politici heel wat
gezegd kan worden. Maar tegelijk merkt men dan niet dat zij, vele (anderen) dus
wel degelijk werk leveren. Maar goed, men kijkt naar een paar rotte eieren in
de mand en gooit die ineens weg.
Tegelijk hebben politici nog
niet door, denk ik, dat ze bijvoorbeeld fier zouden mogen zijn dat jongeren het
goed doen in het onderwijs of in de kunsten – over de sportieve prestaties is
men dan weer overdreven fier. Een museum of artistieke tempel zoals Bozar in
Brussel, in feite vind ik Paleis van Schone kunsten nog altijd beter bekken,
waar tentoonstellingen van belang worden gebracht, waarom zou de overheid daar
niet aan meewerken, het financieren? Het is van belang te begrijpen zoals een
paar Duitse bezoekers die tegelijk met mij de tentoonstelling van Permeke bezochten, opmerkten, dat die Vlaamse
schilderkunst doorheen de eeuwen altijd bijzonder is gebleven. Het is niet de
prestatie van elke Vlaming, het blijft het werk van Permeke, maar we mogen het
wel koesteren, denk ik.
Maar goed, men vindt dat soort
esthetische ervaringen goed voor de vrije tijd. Tinneke Beeckman schrijft
wellicht met goede redenen dat voor Spinoza het esthetische minstens voor zijn
goede leven van belang was. Esthetische ervaringen zijn persoonlijk, maar men
kan ze wel delen, al lijken sommigen er geen weg met te kunnen daarover te
spreken. Ook politici lukt het niet met gepaste afstand over kunst te spreken.
Als het voorvalt, dan willen ze het zich toe-eigenen en er politieke betekenis
aan geven. Dan komt de kunst in een moeilijk vaarwater... maar ook de politiek.
Maar net omdat we in een
permanente verkiezingsknoop liggen, kunnen we niet anders dan ook de discussie
over het kunstenbeleid polemiseren en het kunstenbeleid politiseren, waarbij de
kunst niet centraal staat, maar de macht om mensen toegang te verlenen tot de
kennis en vaardigheden die erbij thuis horen. Dan maar de gedachte van Johan
Thorbecke in gedachten houden: de overheid voorziet middelen en de kunstenaar
krijgt alle vrijheid. Er is natuurlijk een probleem, met name het feit dat
zoveel mensen op de kunstscènes actief zijn en dat een deel behoorlijk kan
teren op de eigen renommee, maar ook is het de vraag of de overheid, zoals in
Nederland enige tijd het geval was, regelmatig doeken van schilders moet kopen
als vorm van ondersteuning? Met andere woorden, we worstelen met de kwestie dat
het aanbod zo groot geworden is aan mogelijk verdienstelijke mensen. Is de
vraag dan gedaald? Ook niet, want meer mensen dan ooit lezen, houden van
allerlei soorten kunst en theater. Maar er is wel zeer veel in het aanbod dat
een mens haast geen tijd heeft om het allemaal te verstouwen. Het probleem
blijkt dan weer dat naakte cijfers alles zeggen, maar naakt zeggen ze nu net
niets. En toch zullen politici aan de hand van cijfers die zaak niet ernstig
genoeg nemen, want de cijfers vertellen au fonds niet heel veel, omdat aantallen
toeschouwers niet veel zegt over plezier en ervaring, blijdschap iets van
betekenis bij te wonen.
Besluit
Is het slechts een indruk dat politici
voortdurend in verkiezingsmodus blijken te zitten? Het brengt met zich dat
thema’s, issues en beleid voortdurend in functie van het politieke nut en de
nooit aflatende strijd bekeken wordt en dat op die manier beleidsfouten
ongemerkt tot stand komen. De hele discussie over de afwikkeling van de Dexia
ging niet meer over de vraag waarom in 1996 het Gemeentekrediet haar betekenis
verloor, maar waardoor over gemeentelijk beleid veel info verdween. Sommige
politici vinden dat niet erg, maar het is voor de burger van belang dergelijke
rapporten te kunnen lezen. Het falen van Dexia stond niet in de sterren
geschreven, zegt men, door de fusie van bedrijven, overheidsinstellingen die in
se niet groter hoefden te worden. Als Gemeentekrediet had de bank de
mogelijkheid veel depositos van particulieren en kon ze zo gemeenten op
redelijke voet geld lenen. In Frankrijk was de Credit Communale een leenbank,
die voor de lokale besturen geld leende op de kapitaalmarkten en zo ook tegen
redelijke tarieven middelen kon aanbieden; samen hebben beide banken de
deposito’s van de Belgische spaarder misbruikt en nadien ook nog doen geloven
dat de instelling, Dexia de gemeenten veel geld kon opbrengen door… de grootste
bank voor lokale besturen ter wereld te worden. Die ambitie lijkt logisch, maar
is totaal naast de kwestie. Het model is ook spaak gelopen omdat men financiële
producten ging aankopen die men zelf niet begreep, zoals zovele andere banken.
En wie zat in de Raad van bestuur, in de algemene vergadering? Politici, die er
zich achteraf nog niet echt van vergewist dat enige verantwoording op zijn
plaats zou zijn.
De kwestie die men moet
oplossen is echter in veel grotere mate dan nu het geval is de politieke strijd
irrelevant te beschouwen. Of liever, de politiek is de specifieke vorm van het
politieke, waaraan niet te ontkomen is. Als men steeds elke handeling in het
licht van de komende verkiezingen ziet en politici gevraagd wordt of ze soms
autodestructieve neigingen hebben als ze daar immuun lijken voor lijken, dan
een politicus geen beleid op stapel zetten en op gang houden, zodat de
relevantie van die handelwijze helemaal onderuit gehaald. Het belang van de
verkiezingen moet men naar waarde schatten en het is al helemaal niet het feest
van de democratie, dat is als politici erin slagen de burger het gevoel te
geven dat het publieke veilig is en dat ze hun eigen weg kunnen verder gaan,
hun ambities waarmaken en het eenvoudige leven kunnen leven.
Verkiezingsmodus handhaven is
voor de politiek desastreus omdat mensen dan niet de indruk hebben dat politici
hun taak ernstig nemen. En dus zal men niet over integere politiek kunnen
spreken als die steeds doel- en resultaatgericht is, enfin, voor henzelf en hun
partij. Want de resultaten die de kiezers in drommen naar Verhofstadt en vooral
Stevaert deden rennen om hen het vertrouwen te geven is minder dan een
decennium later voor hun beider partijen het begin geweest van een duidelijke
afgang. Ondanks de steun van de media aan Paars, kon men het kartel van
CD&V en N-VA niet tegenhouden, maar nog later, in 2009, 2010 en nu, lukte
het die partij zelfs alleen te zorgen voor een grote verschuiving in het
electoraat. Maar nu staat de wetstraatjournalist en met hem al die anderen te
huiveren. De media hebben vergeten, de burger niet, hoe sterk de collusie kan
zijn. Daarom kan men alleen maar hopen dat de media ook uit die
verkiezingsmodus geraken. Politiek is niet geschikt voor spektakel en al
helemaal verkiezingsspektakel. Verkiezingen zijn er in een democratie nu
eenmaal en zo duiden we verkozenen aan. Maar het werk, is niet op de markt, wel
in kabinetten, parlementaire assemblees en zo verder.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten