Daar is een Mensch
Recensie
De Kapucijner Crypte
Joseph Roth, De Kapucijner
Krypte. Eldorado Uitgeverij. 10 €. 175
pp.
Oorspronkelijk: Die
Kapuzinergruft. 1938 Bilthoven. De Gemeenschap. (uitgeverij auteurs in
ballingschap).
Het leven van een jongeman in
Wenen voor 1914? De roman die Jozeph Roth weidde aan de familie von Trotta, dat
is dan toch de Radetzkymars? Dat is zo, maar het verhaal dat hij aan het einde
van zijn leven schreef gaat ook over de von Trotta’s, uit dezelfde Vlek in
Slovenië, Sipolje, waar de held van Solferino, de man die de keizer het leven
redde vandaan kwam zoals de vader van Franz-Ferdinand von Trotta. De andere
Trotta ging naar Amerika en werd er rijk als chemicus. Eens rijk keert de man
terug naar Wenen om er een grootburgerlijk leven te leiden en vooral vlug te
sterven, ondanks zijn ambitie het Habsburgse rijk te redden. Zijn zoon, de von
Trotta die we hier zien optreden behoort tot een verwende jeunesse dorée, die
het leven vooral niet ernstig durft te nemen. De soort gedachten dus die leiden
tot het einde van welvaart, tot het einde, misschien wel van het gewoon durven
te leven. De decadenten in Wenen, maar ook in Parijs en Londen stonden af en
toe wel eens in de schijnwerpers, maar zijzelf hadden niet in de gaten, zo
blijkt ook hier dat anderen nijver aan de weg timmerden. De industrialisering
van Europa, de rol van de chemie in de industrie veranderde en nam toe. Neem ik
dat in overweging, dan merk ik dat Roth een segment van de samenleving schetste
dat in moeilijke tijden niet zou overleven. De spiegel die hier voor gehouden
wordt is geen morele spiegel, maar een poging aan te geven hoe mensen zich
kunnen verliezen als ze zich in hun blindheid gaan koesteren.
Na de oorlog, die hij als
krijgsgevangene in Siberië heeft beleefd, met zijn neef Josef Branco en diens
vriend, Manes Reisiger, ook een tijd bij een Poolse bonthandelaar,
Baranowitsch, drong het tot hem, Trotta door dat hij er geen deel meer aan had.
Had hij nooit iets uitgevoerd, had hij zijn studie laten lopen, had hij met een
aantal adellijke vrienden genoten van de nonsens en van het absoluut niet
belangwekkende, had hij de idee dat hij
van zijn renten kon leven, dat alles bleek voorbij. Maar hij was paradoxaal
genoeg in staat de koude en gevaren van de oorlog en Siberië te overleven, maar
hij kon in Wenen geen burgerlijk bestaan meer opbouwen. Hij zou dus met
Habsburg ten onder gaan.
Men kan dit wijten, zo menen
we van Josef Roth te begrijpen, aan het feit dat het rijk nu net de geestkracht
niet meer had om te overleven, maar misschien ging het erom dat al wie met die titulatuur
en fournituren van het hofleven betrokken was, op het oog de vorm voor de
inhoud had genomen. Want er waren toch anderen, zoals de Wittgensteins? Er
waren in Tsjechië toch aanzetten tot een modern bestuur onder invloed van
Thomas G. Masaryk… Wat gebeurde er in Hongarije of Roemenië?
Echter, Roth schrijft in 1938,
in Parijs, dus ver weg van de grafzerken van de Kapucijner Crypte, over hoe het land na het einde van het oude rijk verder is afgegleden naar de vernietiging van een oude
cultuur. Naar ik meen heeft ook Benno Barnard die gedachte wel vaker geponeerd,
maar ik vraag mij af of die fatalistische benadering wel houdbaar blijft na
nader onderzoek. Indien wel, zoals sommigen menen, dan was ook de oorlog, de
eerste, enfin de Dertigjarige oorlog (1914 – 1945) een eenvoudig fatalisme. Van
Roth, die de hele ommekeer in Kakanië had meegemaakt, mag men aannemen dat hij
niet goed zag wat er zou kunnen voortkomen aan goeds uit de aftakeling van het
Rijk. Aan ons, die later geboren zijn, om beter te kijken. Het rijk was
misschien uitgewoond, maar er veranderde heel wat, alleen, voor de oude adel was
er eindelijk geen plaats meer noch voor een rijk met vele volkeren, Maar dat is
geen voldoende verklaring.
Elisabeth Kovacs, met wie
Franz Ferdinand von Trotta net voor zijn vertrek naar het front en – zoals hij
niet kon bevroeden ook krijgsgevangenschap – getrouwd was, overleefde de oorlog in Wenen en
werd meegenomen in de sfeer van nieuwe kunst en nieuwe levensvormen. De oorlog,
zo kan men wel eens lezen, was een tijd van waanzin. Maar iemand, velen
handelden rationeel of binnen een eigen logica en veroorzaakten chaos en wat
wij nu waanzin noemen. Elisabeth begon een lesbische ( waanzin, chaos ?)
relatie met een Dr. Jolant Szatmary waarmee ze een atelier van moderne sieraden
had opgezet. Franz Ferdinand liep daar enige tijd in de weg maar toen kwam ze
terug naar hem. Ze kregen een kind maar finaal ging ze terug naar Szatmary mee
en probeerden ze het in de film.
Vergeten we de derde niet, de Brandenburger, Kurt von Stettenheim en die
belust was op het familiefortuin van de Trotta’s. Hij sprak luid, was het
tegendeel van formule beschaving van de Trotta’s en toch viel zijn moeder voor
hem.
De gewezen krijgsgevangene
vond niet zo meteen zijn plaats terug in het nieuwe Wenen, maar toch zou hij
erin slagen een zeker bestaan op te bouwen. Zijn moeder werd oud en ziek. Het
huis werd een pension waar de vooroorlogse vrienden van Franz-Ferdinand onderdak
vonden, tot dus Elisabeth vertrok en hij zijn zoon naar Parijs deed vertrekken.
Zelf verkocht hij het huis en verder verging het hem geleidelijk lastiger om in het
leven te blijven. Hij had er toen
helemaal geen part of deel meer aan. En wat restte van de Habsburgse erfenis? In
het Duitstalige deel van het rijk was men niet echt meer zo opgezet met het
veelvolkerenrijk, omdat zij zich benadeeld voelden. De keizer had er overigens
veel over om de vele volkeren bij het bestuur te betrekken. Aan de andere kant
was de industrialisatie toch wel verder gevorderd, maar behalve rond Wenen
lagen die in de buitengebieden, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Slovenië lagen.
Merken we op, dat in dit boek een Brandenburger optreedt, geen Berlijner… maar
toch, hij zou mee met Jolanth het huis von Trotta onderuit halen.
We lazen dus een boek dat, zoals het Roth het goed kan op een bijna terloopse wijze een verhaal vertelt,
waarin de details geleidelijk gaan leven. Zo vraagt een lezer zich toch maar af
hoe die Jolanth Szatmary en Elisabeth zich met kunstnijverheid konden inlaten.
Sinds 1903 bestonden er in Wenen ateliers met mensen als Kokoschka, Gustav
Klimt en Egon Schiele die een nieuwe
design wilden brengen, de Wiener Werkstatte. Na WO I werden er ook meer barokke
voorwerpen gemaakt. In 1932 moesten ze sluiten. Dat de film voor deze lui,
Szatmary en Elisabeth een grote aantrekkingskracht had, mag ons niet ontgaan,
vooral denk ik, omdat men de indruk had dat talent niet zo veeleisend was. Het
was wel vereist, maar men moest er zelf niet zo heel veel zelf bij inbrengen.
Is het boek fatalistisch?
Eerder gaat het over de onvermijdelijkheid der dingen. Nu het is nogal wat,
want er leken in die periode na WO I eindelijk niet veel mogelijkheden, De
dictatuur van Links of van Rechts? Het valt op dat men zonder schroom
nostalgisch kan zijn naar dat oude Rijk, Kakanië, maar tegelijk merkt men toch
dat het niet functioneerde. De bestuurspraktijken waren en werden nauwelijks
aangepast, zo zegt men vaak, maar bij nader toezien heeft Franz-Joseph toch
gepoogd betere bestuursvormen te ontplooien. Het punt is immers dat de
discussie over een grondwet belangrijk is, maar de mate waarin bestuur
effectief blijkt, kan men toch ook maar beter naar waarde schatten. Men vond
geen ruimte, denk ik in Wenen om de discussie over wat belangrijk was te
voeren. De ideologische gespletenheid echter was niet zozeer een erfenis van de
Habsburgs, maar van een elite die ook niet meer meespeelde. Het volk kreeg
daarom allerlei verlokkingen voorgeschoteld. Friedrich von Hayek heeft na de
oorlog The road to Serfdom geschreven
en er al vlug een publiek voor gevonden. Collectivisme zou de vrijheid
beknotten. Nu we het falen van de banken- en van de deregulering zonder grenzen
gezien hebben, zowel in Europa als in de VSA heeft die deregulering gezorgd
voor zeer schadelijke gevolgen voor het vrij initiatief. Immers, ook hier is er
geen mogelijkheid de negatieve en onbedoelde effecten ernstig onder ogen te
nemen en bij te sturen.
Franz-Ferdinand von Trotta
slaagt er niet in zijn leven in handen te nemen en iets te ondernemen. Hij
leeft voort op het tanende fortuin van zijn vader en verdwijnt uiteindelijk in
het kapucijner klooster, als garde van het graf van zijn keizer. Maar zinvol is
het niet. Alleen, waar moet hij heen?
De wereld was veranderd, want
zoals Josef Branco zegt, kon hij voor de oorlog overal komen langs ’s keizers
wegen met zijn kastanjes en alle tuig opgeladen op zijn ezel, maar na de oorlog
was er overal een paspoort voor nodig. Benno Bernard zal die klacht wel begrijpen,
maar wat ik niet begrijp is dat men in dat rijk, zoals nu in Europa geen vormen
gevonden heeft die regionale belangen, culturele identiteiten te verzoenen met
het grotere geheel. De eisen van de Catalanen in Spanje? De wijze waarop zij,
veel meer dan in Vlaanderen het geval is een taaldwang opleggen, waardoor
jongeren, ondanks uitspraken van het Spaanse Hooggerechtshof in Madrid – tja,
zo werkt een staat en een Hooggerechtshof dus ook – geen Spaans meer krijgen,
op wereldvlak toch een belangrijke taal, beknot die jongeren in hun rechten en
meer dan nog dan dat, in hun mogelijkheden. Maar het valt wel op dat men die
details van het verhaal niet altijd in herinnering brengt. Overigens, waarom
zou men mensen verbieden een andere taal te leren?
De vader van Franz-Ferdinand
von Trotta was in zijn jeugd blijkbaar een agitator, die door de politie in het
oog werd gehouden. Hij ging als chemicus-ingenieur naar de VS om er in de
verfproductie te werken en keerde blijkbaar welgesteld terug. Nu mocht hij wel
bezig blijven in Wenen, zelfs 2 kranten kopen in Agram, gekend als Zagreb,
hoofdstad van het huidige Kroatië en zo deelnemen aan het politieke leven. Hij stierf
in 1912, twee en een half jaar voor de moord op Franz-Ferdinand en zijn hoop,
zijn inzet een koninkrijk van Kroatië, Slovenië en Oostenrijk te maken, om de
Habsburgers te redden en de eigen wereld, viel in duigen.
In het begin van de roman is
er een scène waarin onze von Trotta met zijn vrienden, Chojnicki, graaf
Sternberg, Kovacs, de broer van Elisabeth die sterft in de oorlog, en anderen over
de mening discussiëren of ze aannemen dat het de Duitsers zijn binnen de
Dubbelmonarchie die de zaak om zeep helpen, terwijl het de andere volkeren zijn
die het bestel ondersteunen en in stand houden. Een ander dispuut zet Chojnicki
tegen Kovacs op, die steeds meent, aldus von Trotta, dat de Hongaren zich
altijd weer verongelijkt tonen, terwijl ze haast onafhankelijk zijn. Roth verzet
zich tegen een nationalisme dat nergens oog meer voor heeft omdat zo dat Rijk,
maar dus ook zijn wereld verloren zou gaan. Sommigen zijn geneigd dit op
Vlaanderen en België toe te passen. Kan wel lukken, maar dan moet men niet
enkel de Nederlandstaligen in dit land aan het woord laten maar ook eens kijken
hoe anderen kankeren over “L’état Belgo-flamand”.
Er valt veel te zeggen voor
het einde van het wereldlijke leven van Von Trotta, omdat daarin het
uiteenvallen van de Republiek, de Anschluss zo verteld wordt, dat het fatale
ervan in alle toonaarden wordt gefluisterd. De uitbater van het koffiehuis Lindhammer, Adolf
Feldmann sluit hem net niet in met twee kaarsen.
We sluiten dan ook af met de
begrafenis van Ephraïm Reisiger, die als jongeman door Chojnicki in het
conservatorium was geraakt, vanuit Galicië door diens vader naar Wenen
gebracht, omdat de Polen of de Russen niet goed genoeg zijn. Dat de jongeman
een talent heeft, is duidelijk maar hij kiest voor de revolutie en zal bij de
Anschluss als communist opgepakt en gedood worden. Er is geen uitweg, zo lezen
we. Maar voor ons kan het niet dezelfde betekenis hebben als voor Josef Roth
heeft gehad. Hij begreep, zoals Stefan Zweig en dat even wanhopig als hij, dat
hét kapot was. Het rijk en de samenleving. Gingen eraan en een onmenselijke
utopie won het van een menselijke en open samenleving. Kan men zo een jongen
zijn revolutionaire bewogenheid kwalijk nemen? Velen menen van niet, maar als
men ervan uitgaat dat men de tegenstander moet vernietigen, de politieke vijand
vermorzelen, dan houdt het op. Nu, wie de geschiedenis van Wenen en Oostenrijk
na 1917 beter wil letter kenen, vindt, zeker in het Nederlands, niet zo gauw
een goed overzicht. Het omvallen van een grote bank, het lijkt ook in dit boek
aangekondigd: we leenden aan en van elkaar… maar niemand had geld. Erger nog
was dat in 1934 een burgeroorlog uitbarstte, waarbij Dolfuss vermoord werd. De
strijdende partijen: NSDAP, Communisten, boerenpartij, sociaaldemocraten en christelijk-sociale
partij en dan was er nog de Heimweer. Dat die groepen op een behoorlijke
aanhang konden rekenen, bracht mee dat niemand zich nog voor een doordacht
behoud van de instellingen kon inzetten. Van een polarisatie gesproken.
Heilloos, die polarisering,
ook al omdat ze meer met al dan niet geschifte ideeën te maken heeft dan met
een werkelijke samenleving en mensen. En toch ben ik de mening toegedaan dat
men geen van de betrokkenen zomaar als willoze slachtoffers kan zien. Noch in
het Wenen van 1934 of 1938 dan wel in
Praag anno 1938 was iedereen zomaar bezig met die ene ideologie, maar was in
het laatste geval de NSDAP bezig de bereidwillige medestanders te steunen, om
zo het land, Oostenrijk dan wel Tsjecho-Slowakije in handen van Hitler te
spelen. Maar vreemd genoeg moet men ook nu nog vaststellen dat het niet zo
evident is de Bloedlanden, zoals
Timothy Snyder het gebied noemde beter te begrijpen. Een bezoek aan de
Kapucijner Crypte kan misschien wat inzicht brengen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten