Aan Thomas G. Masaryk


Recensie

Een Tsjechische familie
Over Masaryk, Benes en Körbel




Madeleine Albright. Praagse Lente. Het verhaal van mijn jeugd in oorlogstijd 1938 – 1948. Ambo Anthos 2012; 400 blz. Prijs: 24.95 €.

Het valt niet mee een omvangrijk boek als dit zomaar  voor de geïnteresseerde lezer te ontsluiten. Vele details blijven onvermeld, andere krijgen meer aandacht. Het lezen bracht me veel intense momenten, maar ook leidt het tot mededogen met de mensen die in een onvoorstelbaar heftige machtsstrijd waren gedwongen mee te werken.

We hebben het wel moeilijk met het boek van Madeleine Albright, geboren Körbelova, omdat het duidelijk maakt hoe internationale politiek, machtspolitiek een land kan fnuiken. Maar ook treft het hier dat we ontdekken hoe mensen in de trage molen van de macht vermorzeld raken.

Van Praag wist ik dat het de thuisstad was van Franz Kafka, Max Brod en ook wel Alicia Herz-Sommer, die in Theresiënstadt de Holocaust kon overleven. Ook de ouders van Madeleine Albright, het echtbaar Körbel waren Joods, maar zij, geboren in 1937 wist dat niet. Haar ouders hebben er nooit van gerept en omdat het gezin tijdens de oorlog in London doorbracht, maar grootouders, tantes en neven en nichten ging naar Het Oosten, lees: de dodenkampen, ook al was het beleid van Heidrich en anderen zo dat men het niet vertelde. We moeten dus goed kijken naar de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije omdat blijkt uit dit boek dat intenties en plannen vaak tot resultaten heeft geleid die voor de burgers alles behalve meevielen. Maar toch laat de auteur ook zien dat die burgers zelf wel enkele keuzes gemaakt hebben, die voor henzelf niet goed uitpakten.

Vaclav Havel komt in dit boek niet echt aan bod, omdat hij te jong was tijdens de oorlog en de machtsgreep van de communisten, maar hij heeft allemaal ook beleefd. Zijn tijd kwam pas later, toen in Helsinki een conferentie over mensenrechten werd gehouden, waarna hij Charta ’77 opzette, om de eisen tot democratisering en het respecteren van de mensenrechten kracht bij te zetten. Pas in 1989 zou het juk afgeworpen worden. Veertig jaar en meer heeft hij in een systeem geleefd dat hij niet gewild heeft en ook vele anderen niet. Maar in naam was het een communistisch systeem, doch de gedachte lijkt gegrond dat het systeem niets met de principes van de arbeidersbeweging te maken heeft gehad. Toch zien we dat de Russen en de communisten in Praag 200.000 arbeiders konden mobiliseren, toen Benes Gottwald, de leider van de communisten, die in Moskou was tijdens de oorlog de vrije baan gaf. Dat was niet de bedoeling, maar het pakte wel zo uit. Maar, zo blijkt uit dit werk, die situatie was het gevolg van een lange geschiedenis, waarbij een relatief overzichtelijke groep dramatis personae gedurende bijna dertig jaar met elkaar samen had gewerkt dan wel met elkaar in de clinch gelegen heeft.

Voor de auteur begint het verhaal met een schets van de geschiedenis van Tsjecho-Slowakije en met de vaststelling dat dit land doorheen de geschiedenis niet echt altijd een realiteit is geweest, al kan men wel zeggen dat het wedervaren van Tsjechen en Slowaken wel gelijk is opgegaan. Maar wel blijft het opmerkelijk dat het nationalisme hen wel moest scheiden. Dat aspect van de geschiedenis is niet zomaar te vatten en zit in het feit dat de Tsjechen protestants waren, terwijl de Slowaken katholiek waren gebleven, zodat de positie van de Slowaken in het Habsburgse rijk iets gemakkelijker was dan het voor de Tsjechen uitpakte. Maar de Tsjechen, zo blijkt, hebben een nijverheid weten te ontwikkelen, zodat het land welvarend kon worden. Jan Hus is een van de helden van het land, omdat hij reeds vroeg de aanspraken van de kerk op macht en grondbezit in vraag stelde. We lezen dat de Tsjechen een democratische ingesteldheid ontwikkelden als gevolg van de twisten met de buren, zodat het land geen eigen elite ontwikkelde.

Het boek dankt haar bestaan aan een voor Albright opvallende en bijna onthutsende vaststelling, met name dat in 1938, op een document van de Duitse Geheime dienst vermeld stond dat Joseph en Anna Spiegelova, echtgenote en moeder Joods waren. Dat hadden zij, Madeleine noch haar zus en broer nooit geweten. De ouders waren niet bezig met Joodse dingen, feesten en spijswetten, zodat ze op hun huwelijksakte vermelden geen religie aan te hangen.  In 1933 haalt Josef Körbel zijn doctoraat in de geschiedenis. Vervolgens gaat hij werken voor Buitenlandse Zaken, eerst in Praag en vervolgens in Belgrado.

De gebeurtenissen in Praag, maar ook in München, Berlijn en London komen in dit boek uitgebreid aan de orde, waarbij politici als Neville Chamberlain er uiterst onnadenkend uitkomen. Tsjecho-Slowakije was geen oorlog waard, maar zelf Polen kwamen ze niet te hulp. Pas toen de Benelux en Frankrijk werden aangevallen konden de Britten niet anders dan weerwerk bieden, maar dan onder leiding van Winston Churchill. Wat opvalt in het verhaal over 1938 is dat de Westerse landen, ondanks de pogingen van Jan Masaryk, zoon van de president van Tsjecho-Slowakije, Thomas G. Masaryk, niet bereid bleken Hitler van zijn voornamen af te brengen. Het zou nog tot 1942 duren voor Benes, opvolger van Thomas G. Masaryk erkend werd als wettelijke vertegenwoordiger van de Tsjechen. De zaak was op het oog gecompliceerd omdat de Nazi’s de opvolger van Benes Emil Hacha, die na het vertrek van Eduard Benes en Joseph Körbel naar Londen geleidelijk inschikkelijker dan wenselijk wordt voor de beschermheren in Berlijn.

Hoe tragisch gebeurtenissen kunnen zijn, blijkt uit het verhaal van de nichtjes van Madeleine Körbelova, waarvan de oudste, Dasa naar Londen gaat met de Winton-Trein, zo genoemd naar een ambtenaar die hemel en aarde heeft verzet om in 1938 en 1939 Joodse kinderen naar Londen te brengen. Milena blijft bij haar ouders, de arts Rudolf Dieml en haar moeder Greta. Zij zullen, net als de vader van Josef Körbel, Arnost en al die anderen in Terezin of in het Oosten sterven. De bescherming die Rudolf en Greta aan Milena wilden geven, pakte dus fataal uit, maar konden ze het weten? De auteur laat zien hoe moeilijk het was voor de mensen die naar Theresiënstadt werden gedeporteerd te overzien wat hun te wachten stond. Bovendien zou de bezetter nooit de waarheid spreken. Wat evenzeer opvalt is hoe in die garnizoensstad de bevolking aan kunst deed, hoe jong en oud zich aan hun Bildung zetten ook al wisten ze daar dat het eindelijk vergeefs kon zijn. Uitbraken van Tyfus kreeg men doorgaans onder controle maar uiteindelijk sloeg de verzwakking toch toe en ging het fout.

Het geeft geen pas die bladzijden over Terezin te willen navertellen of samenvatten, omdat het een schrale schaduw zou opleveren. Wel laat de auteur zien hoe haar familie, al had ze die amper gekend er gestorven is. Het is voor haar belangrijk te begrijpen hoe  deze mensen volkomen buiten hun wil ontmenselijkt werden en hoe ze daar zo tegenin zijn gegaan, met al die kunst, de romans, vertellen van verhalen. Jong en oud werden geofferd, er werd een tijd lang geprobeerd de schijn op te houden om het Rode Kruis een rad voor ogen te draaien, maar uiteindelijk maakte het niet zo heel veel uit. Wie het overleefde, zoals Alicia Herz-Sommer zou als getuige jaren zwijgen, omdat het allemaal te erg was. Madeleine Körbelova was er zich duidelijk ook jarenlang niet van bewust hoeveel geluk ze gehad heeft dat haar vader en moeder niet joods leefden en ook dat ze via zijn job bij Buitenlandse Zaken weg konden uit Praag.

De bladzijden over de Tsjechische kwestie, waarvan de conferentie in München deel uitmaakt, maken veel duidelijk, dat wil zeggen, laten ons toe te begrijpen dat de Britten alles behalve een oorlog wensten te voeren. Neville Chamberlain was er blijkbaar blind voor dat Hitler zijn welwillendheid zou misbruiken. Maar de Britten, op een kleine groep parlementsleden rond Winston Churchill na, waren de mening toegedaan dat Hitler slechts een aantal gevolgen van Versailles wilde wegwerken, zoals hij in het Rijnland en met de Anschluss had aangetoond. Maar dat de Britse premier inzake Tsjecho-Slowakije niet verder kwam dan appeasement vindt ook Albright laakbaar. Natuurlijk, geografisch was er een probleem want Frankrijk zou door Duitsland moeten optrekken om Praag te hulp te komen. Toch kan men zich afvragen of Stalin, met wie Eduard Benes ook een akkoord had, die 160 km diende af te leggen door Polen, dat risico kon nemen. Maar goed, omdat Frankrijk niets deed, hoefde Stalin ook niets te doen.

De oorlog willen vermijden, zo lijkt het wel, heeft de ellende alleen maar erger gemaakt. Want ook Hitler was in 1938 nog niet klaar. Alleen, de Britten vonden dat ze hun oude rol van scheidsrechter niet meer hoefden te spelen, vooropgesteld dat ze het konden. Als dan de oorlog echt begint, in 1940, zal Churchill met FDR afspreken over voldoende wapens en ander legermateriaal te kunnen beschikken, wat in de Pacht- en leenwet is vastgelegd. In die Lent-lease Act die in 1941 werd uitgevaardigd verbonden de USA er zich toe massaal wapens en scheepsruimte over te dragen aan de Britten en de Russen. Maar de acte bepaalde ook dat de Amerikanen vrij over bijvoorbeeld vliegvelden konden beschikken.

De oorlog betekende voor Groot-Brittanië een einde van een era, waarin het de financiële markten beheerste. De pacht- en leenwet verhulde in feite dat de Britten de Nazi’s op eigen gezag en met eigen middelen konden verslaan. Toch was het een uiterst genereuze daad van de zijde van de Amerikanen. De Britten konden hun middelen nog steeds naar eigen goeddunken inzetten. Zonder die hulp was het wellicht nog moeilijker gebleken op zovele fronten te vechten. Overigens, vanaf die act was de neutraliteit van de VSA een illusie en bovendien zou vanaf december 1941 blijken dat de Amerikanen aan de Japanners een kwalijke klant hadden. Mocht Churchill en niet Chamberlain hebben moeten onderhandelen of afrekenen met Hitler’s provocaties, wat zou dan het resultaat geweest zijn? Geen mens die er een zinnig antwoord op kan geven, maar voor Albright is duidelijk dat het optimisme en de zelfbegoochelingen van Neville Chamberlain en dus de appeasementpolitiek van de man en zijn omgeving voor Tsjecho-Slowakije desastreus heeft uitgepakt.

De familie Körbel keerde eerst terug uit Belgrado, Josef Körbel werd ingezet voor een vredesconferentie maar op enig moment liep dat ook af. Men zocht en vond via een bevriende diplomaat uit Belgrado een manier om naar Engeland te gaan en dat zou hun redding blijken. Alleen, voor Madeleine Albright zat er iets ongerijmds in het verhaal. Want als ze geen Joden waren, hadden ze niet zo snel moeten vluchten. Juist dat element heeft ze pas veel later in de papieren van haar vader gevonden.

In Engeland beleefde Madeleine Albright de oorlog en de Blitzkrieg, met dus de vele uren van luchtalarm en nog veel meer. Maar voor de oorlog goed en wel begonnen was, ontving de familie een nichtje uit het Protectoraat, dankzij een Beursmakelaar die zelf Joodse voorhouders had. Het particulier initiatief kon 600 kinderen redden, zoals het nichtje van Madeleine Albright, de 11-jarige Dasa Deimlova. Haar zusje, Milena zou in Tsjechië blijven, want het ouders wilden haar beschermen. W.G. Sebald beschreef ook die reis van kinderen met de Wintontreinen, maar vooral wat er nadien is gebeurd.

Wanneer de Nazi’s de praktijken van uitsluiting begonnen, onder meer het beroepsverbod van Rudolf Deiml liet ingaan, was duidelijk dat de toekomst voor hen weinig hoopvol was. Toch zou bijvoorbeeld Leon Baeck, een liberale rabijn wel vernemen van een gevluchte uit het Oosten wat het lot was dan hen wachtte na transport. De Duitsers begonnen alvast met een getto in te richten, Theresiënstadt, door Jozef II als garnizoen en als vesting was opgericht tegen de Pruisen, klaar te maken voor verblijf. De eerste tijd was het niet zo moeilijk om te ontsnappen, maar waar de vluchtelingen dan heen moesten, was wel een heel moeilijke. De mensen in het getto zochten naar een manier om te overleven, wilden geen nummer worden en hielden zich, zoals uit het verhaal van Alicia Herz-Sommer bekend is, met kunsten, wetenschap en filosofie bezig. Zou dit een rationele houding zijn? Misschien is het stellen van die vraag al een uiting van onbegrip voor wat die mensen in Terezin te wachten te stond. Het feit dat zoveel mensen werden verlokt om naar het Oosten te reizen en daar (opnieuw) zinvol te werken, kan men met de wijsheid achteraf maar moeilijk vatten. Maar gezien het kleine aantal overlevenden, gezien het feit dat de Nazi’s er aan het eind alles aan hebben gedaan om de sporen van Theresiënstad weg te moffelen, daarbij gesteund door het feit dat de inspectie van het Internationale Rode Kruis op niets was uitgelopen, dat wil zeggen, dat de inspecteurs zich tevreden stelden met wat hen gezegd werd, door de Nazi’s en door de gevangenen zelf, konden de nazi’s geloven dat het nog voldoende geheim was. Albright schrijft dat bij latere inspecties de uitgezonden personen goed werd geïnstrueerd hoe ze de window dressing konden doorzien.

Albrigth beschrijft hoe in al in die verhalen, ondanks de tragische afloop in vele gevallen de hoop toch niet altijd de kop werd ingedrukt. De geallieerden wisten in 1942 zo goed als zeker wat er gaande was in de kampen en hoe de Joden werden uitgemoord. De Nazi’s speelden de vermoorde onschuld, maar kwamen er zolang de oorlog duurde min of meer mee weg. Hadden de geallieerden geen vliegtuigen moeten sturen met pamfletten om de bevolking duidelijk te maken hoe er werd gemoord? De vraag is, ook na het lezen van het boek of niet-Joden in Tsjechië zich bewust waren van de situatie en of het mogelijk, denkbaar was dat zij hen zouden helpen. Een aantal joden konden onderduiken, maar er was, zoals elders in Europa het geval was toch sprake van een latent antisemitisme. De ouders nu van Madeleine Albright, Josef en Anna Spiegelova trouwden voor de wet en gaven aan tot geen enkel geloof te behoren. In Londen zouden de ouders zich laten dopen en katholiek worden, maar of daarmee de kwestie van hun Joodse achtergrond opgelost was, blijft onzeker. De reactie van Anna lana, Malenka Körbelova, toen ze ontdekte dat haar ouders joods waren, was er een van verbazing en onbegrip. Een stuk geeft er bewijs van, zo lijkt het, een stuk van de Gestapo die vanuit Belgrado lieten weten dat ze Joods waren.

In 1942 werd Reinhard Heidrich vermoord en als wraakoefening werd de gemeente Lidice uitgemoord en platgebrand.

Om te begrijpen hoe zij hun Joodse achtergrond haast achteloos achter zich hadden gelaten en om te begrijpen wat voor een staat Tsjecho-Slowakije was, is het daarom goed dat de figuur van Thomas G. Masaryk onder de aandacht blijft. De man was de zoon van een koetsier en zijn moeder was een huismeid, beide nog onvrij. Masaryk (geboren in 1850) ging na zijn lagere schooltijd werken als hoefsmid maar kreeg uiteindelijk toch de kans gymnasium te volgen en vervolgens naar Wenen te gaan studeren. Zijn ouders waren al een spiegel van  de Habsburgse wereld, de vader was Slovaak, de moeder van Duits-Moravische herkomst.

Na Wenen waar hij een doctoraat haalde in 1876, in 1878 werd hij privaat-docent en in 1882 hoogleraar filosofie  aan de de Karel-Universiteit, waar hij mee de aanzet gaf tot een Tsjechisch renouveau. De man had de gelijkheid en het respect voor de persoon zeer hoog zitten en zo gaf hij vorm aan een Tsjechisch nationalisme, dat evenwel niet exclusief was. Ook antisemitisme wees hij af. Men kan dat evident vinden, maar links en rechts ontliepen elkaar weinig. Het antisemitisme werd door de een gevoed op religieuze gronden, door anderen op grond van de klassenleer en in beide gevallen kwam men uit bij een geheimzinnige vijand. Als de ouders Körbel al bereid waren op hun huwelijkspapieren te laten noteren dat ze niet tot een kerk behoorden, dan was voor veel mensen in se een gevaarlijke positie. Maar in het Praag van de Republiek was er wel meer volk dat zich niet tot een gezindte wilde bekennen. Masaryk heeft er zwaar op gewogen dat toen de republiek er kwam, de Duitstaligen volkomen deel konden hebben aan de republiek.

Masaryk, de intellectueel, zelfs op hoge leeftijd nog de tafelspringer – hij sprong zijn tuin over de tafel, nadat zijn gast over diens fysieke prestaties had gepocht - Masaryk was toen wel een zeventiger – heeft tijdens de eerste wereldoorlog in Londen, Parijs en ook Washington geijverd voor de onafhankelijkheid van Tsjecho-Slowakije, met daarbij inbegrepen ook Moravië. Reeds onder Franz-Joseph had hij met anderen de voelhorens uitgestoken en geprobeerd een beter statuut te krijgen, maar dat was dode letter gebleven, omdat Wenen geen bressen wilde in het veelvolkerenrijk. Maar toch was er in Tsjecho-Slowakije al een levendige interesse voor het historische erfgoed, van de kinderverhaaltjes tot de grote geschiedenis, de slag op de Witte Berg in 1620, waarmee de 30-jarige Oorlog begon. Over de defenestratie van twee gezanten van de keizer kan men het ook hebben, al blijft dat nog altijd een vaag verhaal voor ons.

Masaryk zal tijdens WO I in het westen voldoende steun vinden om dat nieuw staatsbestel op te richten en hij zal zijn autoriteit en toewijding tot het einde toe, in 1935 inzetten om de republiek overlevingskansen en een toekomst te geven. Uit andere werken over Praag tijdens het Interbellum krijgt men de indruk dat het er zeer goed leven moet zijn geweest. De tragedie die volgt, wanneer Benes er niet in slaagt de Engelsen te overtuigen Hitler tegen te houden, leidt niet enkel tot de bezetting. Alle inspanningen van Eduard Benes en de anderen in Londen, waaronder Josef Körbel om de achterban in het thuisland te steunen, om ook de ideeën van humanistisch en liberaal democratische ingesteldheid te ondersteunen, ten spijt zal de discussie al vlug door Moskou en onder andere Fierlinger, Klement Gottwald afgebroken worden. Gottwald zou na de oorlog in een paar jaar tijd het hele bestel onderuit halen. Albright geeft aan dat Benes hier een problematische positie heeft ingenomen, door voortdurend toe te geven op formele gronden, maar daarmee ook de zaak zelf, een democratisch Tsjecho-Slowakije in stand te houden.

Josef Körbel was intussen diplomaat in Belgrado, leert Tito kennen en diens praktijken instrueerden hem aller-duidelijkst over de toekomst van het eigen land. Hitler heeft van Tsjechië een speelbal gemaakt in de internationale politiek, maar Gottwald heeft zelf zijn land en volk onderuit laten gaan en Eduard Benes heeft hem niet kunnen of willen tegenhouden, tot aan de staatsgreep van Gottwald. Men ziet hier ook hoe de verhoudingen tussen de Russische ballingen en de Londense club, waartoe ook antifascistische Duitstaligen, c.q. de Sudeten, behoorden. De reis van Benes - tijdens de oorlog - naar Moskou bracht hem ertoe te geloven op Stalin en diens welwillende houding tegenover het land te kunnen vertrouwen. Men weet dat intussen de communistische partijen zich goed organiseerden. Maar ondanks de reeds verworven machtspositie vreesde Gottwald dat zijn partij zou verliezen - en daar zijn redenen voor.. De staatsgreep betekende het einde van de republiek zoals Masaryk die voor ogen had. Pas in 1989 zou de schaduw van Moskou verdwijnen, waarbij ook wel duidelijk werd dat het land een nieuwe Masaryk wel kon gebruiken. Er kwam Vaclav Havel, die overigens in 1992 in een redevoering de complexe verhouding tot de Hongaren en de Duitstalige Tsjechen ter sprake bracht en hun uitdrijving. Het koste hem veel populariteit… Hij wees erop dat men in 1945 geweigerd had schuldigen aan te duiden onder de Sudeten-Duitser te straffen en de anderen ongemoeid te laten. Men had op die manier zelf de ziekte van de Nazi’s overgenomen.

Zoals we al schreven, blijkt bij het lezen van dit boek nog maar eens hoe belangrijk het is dieper op bepaalde gebeurtenissen in te gaan. Zo lezen we dat de vader Albright wel links was, maar in een democratische traditie vertrouwen had. Aan de gebeurtenissen in 1938 en nog eens in 1948 bleek hem dat wat men van dat linkse denken maakte en van de verantwoordelijkheid van staten, dat hij daar weinig kon doen. Hij vluchtte uit Praag naar Zwitserland, waar Madeleine al op kostschool zat. Vandaar ging het naar New York, per schip, om vervolgen vrij snel politiek asiel te krijgen. Natuurlijk, Josef Körbel was een diplomaat, had in Belgrado een Britse gezant aangesproken en die had hem gesteund, zoals ook de Amerikanen hem vrij snel zouden steunen.

Het is geen verhaal van gewone mensen? Maar hoe kan men betrokken zijn bij deze gebeurtenissen en slechts een gewoon iemand zijn? Een jongen die gaat kijken naar uniformen in een winkel en gedurende jaren bezig is die uniformen te verbeteren, om uiteindelijk in het theater terecht te komen en vervolgens een manifest te publiceren over mensenrechten. Vaclav Havel dus, die dezelfde wegen volgt als zijn voorganger Masaryk, zij het in een andere tijd. Dat Slowakije in een snik en een zucht onafhankelijk werd en daar goed is bij gevaren, is intussen bekend. Dat het een fatale uitkomst moet heten, is minder duidelijk: als buren kan men elkaar beter verstaan, dan met de ballast van een lange geschiedenis. Want het aangrijpende verhaal van Jan Masaryk, inderdaad, de zoon van Thomas G. Masaryk, die wel weg wilde maar zijn vader beloofd had Benes zo goed mogelijk te steunen en in die hoedanigheid buitenlandminister was zonder verkozen te zijn, maakte dat hij bij de staatsgreep van 6 mei 1948 nog steeds in functie was. Net voordien was er een viering geweest voor de verjaardag van Thomas Masaryk bij diens monument. Jan Masaryk was wellicht enkele uren weg geweest, waar niemand iets over wist. Vele speculaties zijn er geweest, maar het feit dat vast staat is dat de man des morgens gevonden wordt onder het raam van… de badkamer, waar hij wellicht niet door was geraakt. Een nieuwe defenestratie, zoals in 1618? Maar hier werd een man vermoord – het is nooit definitief vastgesteld, maar hoe zou dat kunnen in een bestel waar  recht is wat de partij zegt dat recht is? – die bijna benevolent minister en politiek was. Madeleine Albright vertelt over de gesprekken van haar vader met Jan Masaryk, in Belgrado en in Praag, waarin de minister, de diplomaat Josef Körbel  als toeverlaat ziet.  

Het boek dat Madeleine Albright schreef met bijstand van anderen, researchers komt voort uit een onderzoek naar de Joodse achtergrond van haar ouders en waarom de anderen het niet overleefd hebben. Het beeld dat we krijgen van de geschiedenis van Bohemen, Tsjechië is er een die tegelijk het hart verwarmt en toch triestheid brengt. Zoals zij, de voormalige minister van Buitenlandse zaken duidelijk maakt, is het verhaal niet hoopvol omdat het goed afloopt, wel als er iets in het verhaal lezers of toehoorders laat aanvoelen wat menselijkheid is. Ondanks de wrede dood blijft Jan Masaryk een mens die niet alleen goedlachs was, maar ook geloofde dat men problemen met gesprekken kon oplossen. Alleen, zij wilden niet meer spreken, de communisten. Het is wat mij betreft het belangrijkste van dit boek, dat je geen humanist kan zijn en het systeem, van Stalin en Lenin kan accepteren. Het systeem kan het nooit overnemen van onze inzichten en verwachtingen. Maar een cultuur waarin de wet bevrijdt en mensen ondersteunt, kan men wel degelijk verkiezen. Alleen, het blijft triest te zien hoe in Tsjechië een man, Konrad Henlein gedurende enkele jaren een discours voert over de eigenheid van de Duitstalige gemeenschap en daarbij de indruk wekt niet een fellow traveller van Berlijn te zijn geweest. Binnenlandse spanningen hebben in 1938 de ondergang van de republiek mogelijk gemaakt, de onwil van Parijs en Londen Tsjecho-Slowakije de das omgedaan.

In 1948 deed zich iets analoogs voor, omdat onder anderen Eduard Benes geen middel zag om de democratie te redden. Gottwald en de communisten kregen concessies om het geheel te redden, maar finaal viel er niets meer te redden. Dat kan niet echt veel hoop geven, natuurlijk, maar zowel de Praagse Lente als de Fluwelen Revolutie laten zien dat het volk uiteindelijk wel voor de democratie koos. Democratie is dan niet enkel het spel van formele regels, maar ook veronderstelt de democratie een grote betrokkenheid, van de burgers en van de politici. Daarover hebben we het vandaag weinig, als we het over democratie hebben. In Praagse Winter beschrijft Madeleine Albright hoe de democratie door toedoen van een onvermoeibare Thomas G. Masaryk en enkele getrouwen in Praag wortel kon schieten. Tsjecho-Slowakije was al economisch ver ontwikkeld, had goed opgeleide vakmensen en grondstoffen – andere bleek er ook uranium te vinden in het Westen. Masaryk zelf was een voorbeeld van snelle economische, culturele en intellectuele ontplooiing. Ook diens zoon, maar ook de Körbels en anderen konden zich in industrie, intellectuele beroepen en kunsten ontplooien.  Praag was een oord van wetenschappers en kunstenaars. Dat het land noch de burgers hier de vruchten van konden blijven plukken, mag men de betrokkenen aanwrijven, aldus Albright, want het verzetten van de regering, de machtsgreep door de communisten was goed voorbereid. Dat er nog een paar duizend studenten tegen de machtsgreep hebben geprotesteerd, is wat we duidelijk niet wilden weten: betogen tegen beter weten in, dat is pas moed, al bleef het resultaat hetzelfde....


Bart Haers

Reacties

Populaire posts