Pleidooi voor een nieuwe publieke moraal


Recensie

Niet verdwalen in de wereld
Excelleren dan wel anderen overtreffen is niet het doel
wel een levensweg van zelfzorg en meer

Joep Dohmen. Brief aan een Middelmatige Man. Pleidooi voor een nieuwe publieke Moraal. Uitgeverij Ambo 2010; pp.  218. Prijs: 19,90 €

We hadden het over de onmogelijke discussie over rechts en links, over progressief en conservatief en meenden dat het probleem is dat die termen en vooral het kamperen in de betreffende kampen niet enkel het debat onmogelijk maakt maar ook een waardering van de zaken moeilijk maakt. Ook zaten we in de knel, zoals wel meer mensen dezer dagen in het probleem dat we ons over doel en de weg om het bereiken niet goed meer onderscheiden en vooral niet altijd voldoende belang hechten aan de weg als zodanig. Als het doel okay is, dan moeten we ons geen vragen stellen over de weg. En toch blijkt maar al te vaak dat doelstellingen niet bereikt worden omdat we niet goed hebben opgelet op de middelen die we inzetten. Verder letten we niet altijd goed op als het om de gevolgen gaat van wat we doen.

In de discussie over neoliberalisme zien we nog een ander probleem opduiken dat onder anderen Paul Verhaeghe heeft aangestipt, met name de vraag of we wel wolven kunnen zijn voor elkaar en daar nog eens bij of het wel geen onvoorstelbare misvatting is want de wolf is ook een roedeldier en leeft dus in een groep. De eenzame wolf is een dier dat op de een of andere manier uit de groep is vertrokken maar doorgaans gestoten. Meestal is de eenzame wolf een ziek en oud dier dat de tochten niet meer volgen kan.

Ook de mens komt uit een natuurlijk milieu waarin men op samenleven aangewezen is, om te overleven. Men heeft geprobeerd aan te tonen dat de samenleving voor de landbouwtijd matriarchaal was en er zijn er zeker die steunden op de rol van vrouwen. Het is evenwel de vraag of men wel voldoende zicht heeft op die samenlevingen voor er schriftelijke en andere bronnen zijn. Ook weten we vaak niet hoe mensen zelf naar het leven keken, het hunne en dat van anderen. Het valt op dat we bij de Grieken wel inzicht kunnen krijgen over hoe het leven in de beste omstandigheden geleefd zou kunnen worden, het gaat immers om het begin van reflectie, ook wel bekend als filosofie, toen nog nauw verbonden met nieuwsgierigheid naar de aard der dingen.

Sloten op de kennis waren technische onvolkomenheden van de observaties, maar ook de gedachte dat men niet zomaar technische vooruitgang mocht nastreven, althans, dat is wat men vaak gezegd heeft. De slavensamenleving zou ook niet  aanzetten tot betere inzichten of tot het vervangen van mankracht  door  technisch vernuft. Archimedes zou dan wel een uitzondering geweest zijn. Maar toen, zo lijkt het, was wetenschap al een beetje los gegroeid van de filosofie, al zou het tot de renaissance duren dat wetenschap en techniek een eigen waarde kregen.  Vandaag hebben wetenschap en techniek het overgenomen van de filosofie, zozeer dat sommigen menen dat filosofie niet  echt meer een bijdrage kan leveren aan kennis en inzicht. Hoogstens, stelt men, kan het leuk zijn met Spinoza of Kant, Schopenhauer en Nietzsche spielereien te verkopen. Maar de vraag is of we daarmee het evenwicht tussen technologie, wetenschappen en techniek enerzijds en kennis, inzicht anderzijds niet  verbreken. Want op zeker ogenblik zullen we ons moeten afvragen of we die techniek ten allen tijde willen inzetten en vervolgens of het altijd het persoonlijke welbevinden, het maatschappelijke welbevinden ten goede komt.

Deze redeneringen zullen bij sommige lezers in het verkeerde keelgat schieten, omdat ik de indruk zou wekken afkerig te staan ten opzichte van technische kennis. Dat is niet zo, wel denk ik dat we goed moeten nadenken over wat we willen en hoe we die technologie zien in ons bestaan. Het is in die zin dat Joep Dohmen met zijn brief aan een middelmatig man er nog eens de aandacht op vestigt dat er een grote vraag is naar mogelijkheden om ons leven zinvol te leven. Hij vertrekt van de idee van de posttraditionele mens, een concept waar we enige moeite mee hebben, om aan te geven dat we het eindelijk niet  meer goed weten, net omdat de heldere lijn die vroeger in de aanbieding leek, vandaag verdwenen zou zijn. De vraag is of dat klopt, dat het vroeger eenvoudiger was en of er vandaag geen verwachtingen zijn. De traditionele verhoudingen vroeger waren wellicht voor een deel ideëel en kwamen pas aan de orde als ze onder spanning kwamen te staan. De verstedelijking zorgde er bijvoorbeeld voor, zowel in het Vlaanderen van de twaalfde eeuw als het Holland van de Gouden eeuw dat oude samenlevingsverbanden heel stevig onder druk kwamen te staan. Maar in Vlaanderen rond 1140 en in Holland rond 1660 zorgde de economische ontwikkelingen en de verstedelijking ervoor dat nieuwe levensvormen ontstonden. De instroom van migranten in Holland, toen via en voor de scheepvaart, maar wellicht ook als legerofficieren, al lijkt die evolutie vooral in de 18de eeuw op gang te zijn gekomen, zorgde ervoor dat zowel die migranten als de  Hollanders – van het graafschap Holland dus – hun leven drastisch zagen veranderen. Ook toen kon men dus spreken van een posttraditionele samenleving.

Misschien is het forse kritiek aan het adres van Joep Dohmen, tegelijk zullen  we het boek daarom niet afwijzen. Het ligt eraan denk ik dat we vandaag nog geen termen hebben om onze tijd, levensomstandigheden en praktijken te benoemen. Aan de andere kant voelt niemand ervoor die praktijken van levensvervulling als een voortzetting te zien van wat er vroeger was. Seksuele vrijheid en beroepsmatige ambities zijn wellicht minder veranderd, alleen, we weten niet of het wel zo is dat de vaderlijke autoriteit toen zo een grote rol speelde als men altijd zegt, net omdat de levensloop anders was ingedeeld, want mensen trouwden pas als er financiële ruimte was of als ze in hun levensonderhoud konden voorzien. Aan de andere kant was men volgens historici in de achttiende eeuw niet zo preuts als men graag voorwendt te weten want er waren nogal wat voorechtelijke zwangerschappen.

Spreken over een zinvol leven is ook niet gemakkelijk als men aanneemt dat mensen niet over een vrije wil zouden beschikken. Maar er zijn nu eenmaal mensen die vinden dat we ons niets moeten of mogen inbeelden, terwijl dat juist een typische menselijke eigenschap is. We kunnen de jacht  op een oeros plannen zonder dat er een exemplaar in de buurt is, des avonds bij het vuur en afspraken maken over wie wat moet doen om het beest te pakken te krijgen en om te leggen. In mijn jeugd heb ik mij vaak genoeg afgevraagd hoe mensen op de prairie leefden of in onze bossen en moerassen. Maar toen ik geschiedenis studeerde werd het me duidelijk hoe moeilijk het wel niet is toegang te vinden tot andere perioden en levensomstandigheden. Neem de Egyptische cultuur en de discussie over de hervormingen van Toetanchamon, die als eerste een monotheïsme voorop stelde en installeerde. De goden waren misschien niet zo boos, maar de priesters en anderen die hun levenssituatie zagen veranderen wellicht wel.

De hele godsdienstkwestie vormt overigens een onderwerp waarover men vaak in sterke termen wenst te spreken, terwijl de mens een natuurlijke neiging lijkt te hebben tot het vertellen van mythes en tegelijk aan die mythes een zo groot mogelijke samenhang te geven, de mythes integreren in een raamvertelling. Wie Genesis leest merkt dat die neiging tot soms wonderlijk uitwaaierende verklaringsmythes heeft geleid, die  tegelijk mensen de kans gaven om over hun gedrag of het gedrag van mensen na te denken. De verwevenheid met andere verhalen, uit India of het Gilgamesj- epos laat overigens zien dat die verhalengroepen wel degelijk vele onderscheiden samenlevingen aanspraken. Het gaat er in deze observatie niet om zelf partij te kiezen voor of tegen het fenomeen, maar te observeren hoe tot in recente tijden auteurs van gedichten, liederen en verhalen, films ook opnieuw te vertellen. Dat “The then commandements” een nogal heftige Mozes laat zien, maar dat Christus in Jezus Christ Superstar een beetje gek en Herodus een regelrechte nicht, dat alles kan men nog nagaan. En ja, ook The life of Brian is als satire meer dan alleen oefening in het afkatten van de religie, want ook de toen zeer actieve en met elkaar rivaliserende bevrijdingsorganisaties in Palestina kregen hun deel van de spot.

Van belang is dat het omgaan met die traditie vandaag niet goed meer mogelijk is, maar dat we ook niet weten hoe het dan verder moet. Het verschil tussen mensen die menen dat je een vaste planning kan uitzetten voor je leven en mensen die net belang hechten aan het bewustzijn dat de dingen kunnen veranderen en evolueren, waardoor het wat gek is op je zestiende al te weten waar je met veertig of zestig zal staan, met alle risico’s op een zware ontgoocheling en/of een vastlopen in een spoor waar men geen uitweg ziet.

Het gaat dus alweer over levenskunst en de vraag hoe we zelfzorg kunnen invullen. We  hoeven niet perfect te zijn of het perfecte in onze realisaties na te streven. Wel kunnen we met onze mogelijkheden zowel in handelingen, vaardigheden uitbouwen als in de praktijken van het goede leven. Deze aanpak laat  Dohmen toe de moeilijke kwestie verhelderend te behandelen wat we van ons leven, zoals het achter ons ligt denken en wat we voor de toekomst nog hopen. Het blijkt mogelijk die praktijk zo onder de knie te krijgen dat we ook beseffen dat we van het leven van anderen iets kunnen maken. Onze aanwezigheid op aarde is niet  enkel een persoonlijke zaak, maar toch kan men er niet omheen dat sinds Sartre de idee overheerst dat we onszelf volledig aandacht moeten geven, zonder de anderen zelf nog eens mee te nemen. Hoe een linkse denker mee de basis legde voor een neoliberale benadering van de samenleving.

De filosofische referenties in dit boek zijn enerzijds de auteurs waar Dohmen verder op wenst te bouwen, maar ook laat hij niet na bepaalde inzichten die volgens hem wel met de kwestie te maken hebben, maar volgens hem niet sporen, aan te brengen. Sartre wordt vermeld en hij geeft weer hoe groot de tegenstelling tussen de emancipatie die uitgaat van Sartre’s visie op ontplooiing als een project van het zelf, dat zich niets gelegen laat aan anderen en de zelfzorg waar hij een grond voor aan de orde stelt. Aan de andere kant van het spectrum is er de zorgethiek en in nog hogere mate presentie-ethiek, waarbij de zorg voor de ander voor de zorgende een grote inspanning betekent om de zorgbehoevende bij te staan en een relatie op te bouwen. Deze houding raakte ook bij ons in zwang bij mensen in de zorgsector. Merkwaardig is wel dat deze visie ontwikkeld werd in de sfeer van pastores, maar in feite niet of nog niet bij de priesters in Vlaanderen lijkt doorgedrongen. Maar of het de beste benadering is, lijkt Joep Dohmen te betwijfelen.

Dohmen vertelt hoe hij bij de keuze voor een onderzoek naar het werk van Michel Foucault de wind van voren kreeg, maar dat zijn onderzoek naar de eerste grote werken van de Franse filosoof en het keerpunt in 1976 waarna hij op basis van de hernieuwde studie van Socrates/Plato tot nieuwe inzichten kwam, die culmineerden in de zelfzorg, de cura Sui en hoe dit voor Dohmen een aanleiding vormde de filosofie van de emancipatie, de Bildungsmoraal te onderzoeken. 

In een wereld waarin succes zo fenomenaal belangrijk is en waar men er zich op laat voorstaan met niets minder dan de perfectie tevreden te zijn terwijl, zoals ook Richard Sennett het zag, in het kunnen perfectie misschien beter plaats ruimt voor meesterschap. Of men een perfect leven kan leiden? Volgens velen vandaag wel, maar ook valt op dat velen onder ons er erg onder lijden dat ze niet het leven kunnen leiden dat ze voor zich hadden. In schril contrast daarmee is daarom de verklaring van Dohmen over het werk van Bieri/Mercier, enerzijds “Het Handwerk van de vrijheid” en anderzijds de roman “Nachttrein naar Lissabon”, omdat het succes ervan ligt in het feit dat Mercier perfect aan heeft gevoeld dat de posttraditionele mens wel degelijk begrepen heeft dat men wel opnieuw kan beginnen. Hoezeer men ook in de comfortzone zit van een routine, van een vaste betrekking of net niet, er zijn altijd mogelijkheden, als men het wil, om opnieuw te beginnen.

Wat we doen om ons leven invulling te geven, roept heel wat vragen op, want zoals uit de laatste bladzijden valt te begrijpen, kan Dohmen die middelmatige man maar matig appreciëren. De man heeft geen poging gedaan om zijn eigen leven vorm te geven, hij blinkt uit in een gebrek aan zelfzorg. Hij weet eindelijk maar één relatie tot anderen te bedenken, namelijk die van uitblinken, al was het nog zo gek, maar hij zou de anderen overtreffen. En wat is zijn horizon, waar denkt hij iets van betekenis te vinden, wat voor horizon heeft hij voor zijn leven? Geen gearticuleerde zin of betekenis. Nu weten we dat we ons bestaan niet kiezen en dat het best absurd kan wezen. Albert Camus heeft die worsteling met de zinloosheid beschreven en doordacht. Zijn antwoord lijkt mij nauw aan te sluiten bij wat Dohmen voor ogen staat, dat men juist via de zelfzorg, via de zorg voor mensen om ons heen de kans grijpt om die leegheid, die gegeven lijkt, vorm te geven.

Het neoliberale adagium waarin alleen een aantal negatieve vrijheden bestaan kan inderdaad die leegheid niet verhelpen, zodat we op veroveringstocht moeten gaan en die vrijheid positief invullen. Waar Alicja Gescinska ons laat zien dat we dat kunnen op velerlei wijzen, bijvoorbeeld door onze vaardigheden te oefenen, zal Dohmen aan zijn middelmatige man schrijven dat hij wel eens zou kunnen uitblinken in de levenskunst, dat hij het oefenen van het goede leven ter hand kan nemen.

Van Pico della Mirandola – Dohmen citeert hem als uitgangspunt – laat de lezer van “De Oratio over de menselijke waardigheid” weten dat we geschapen zijn door God, niet om ons te laten leiden en misleiden door god en klein pierke, maar dat onze waardigheid erin bestaat dat we zelf ons leven vorm zullen geven. Afgelopen jaren, decennia zijn de discussie niet opgehouden tussen de filosofen die menen dat ontplooiing en de Bildungsmoraal geen zin hebben en lieden als Dohmen, maar bijvoorbeeld ook Joke Hermsen, die menen dat het juist van het belang is die weg te zoeken, waardoor we de lege schelp die een leven is kunnen vullen en waardoor het leven de moeite waard wordt geleefd te worden.

Spreken over zorgethiek, zoals Dohmen doet, lijkt vandaag te botsen op het perspectief van het professionalisme. Professionele hulp negeert de mens die lijdt, maar zet alles opzij wat de mens kenschetst, ook als die ziek of anderszins hulpbehoevend is. Het is zaak te begrijpen, zoals Dohmen ons voorstelt dat de kloof tussen een begrijpen en verzorgen van het zelf de relatie met anderen ten goede komt en dat het schetsen van een wereldbeeld en visie op het leven wel degelijk van belang zijn voor het goede leven. Dit steekt schril af tegen een discours waarin men zich voorhoudt dat het vrijwaren van de negatieve vrijheden voldoende is, dat we succes moeten hebben door anderen te overtreffen. Het doet denken aan het promoten van kookwedstrijden, waarbij een paar juryleden de kandidaten, volwassenen zo goed als kinderen gaan beoordelen. Het gaat dan om beter zijn dan de andere, minder om de vraag of iemand goed is in het metier. Zoals Maria João Pires meent, moet men vooral goed zijn aan de piano. De wedstrijd waarin talenten tegen elkaar afgewogen worden, draagt niet zo heel veel bij tot het goede meesterschap. Helaas hebben we in onze cultuur wel eens de neiging alles in een comparatief kader te plaatsen. Het mooiste boek? Ik begin er niet meer aan, want de boeken die ik sinds 1971 heb gelezen hebben alle iets nagelaten en de vele, talloze boeken die ik niet heb gelezen? Daar kan ik geen zinnig over zeggen. Maar het is een fijne wandeling door de bibliotheek, het is ook een beetje een archeologische zoektocht naar de dingen die mij aanspraken, die ik ter hand nam en las.

Bildung is volgens sommige pedagogen niet meer van deze tijd. Bildung en Bildungsmoraal zijn niet helemaal hetzelfde, maar toch hebben ze gemeen dat het erom gaat, zoals Peter Sloterdijk ons aanmaant  in “Du muβt dein Leben änderen” een manier te vinden om ons niet door het lot of de gebeurtenissen te laten overweldigen! Het gaat om het wandelen boven Sils Maria, om Nietzsche dus en om het pogen te vatten wat de mens boven het banale tillen kan. De ambitie uit te blinken en zich verheven te voelen boven de anderen, zou dat nu banaal zijn?

 De middelmatige man die een brief schreef in de Volkskrant, vond dat hij er niet in was geslaagd dat hij de anderen met zijn enkele talentjes had overtroffen. Dus was hij middelmatig. Maar Dohmen meent dat het hem ontbrak aan begrip voor zijn eigen mogelijkheden en talent. Hij wilde zijn talent niet zelf inzetten, maar instrumentaliseren. De leegte geen roem en eer te verwerven? Zoals Socrates al wist wat die thimotische ingesteldheid geen goede basis voor het leven. Roem en eer zoeken, kan bepaald eindigen in middelmatigheid. De uitblinker uit de Ilias? Odysseus, die wendbaar blijkt en oplossingen vindt voor soms onmogelijke problemen. Bij zijn tocht over de Styx ziet hij Achyleus en die maant hem aan zijn voorbeeld niet te volgen, want hij was dan misschien de kampioen, de strijder bij uitstek, maar hij had nooit stil gestaan bij de dingen. Hij was gewoon wraakzuchtig en rancuneus geweest. We weten dat de waardering voor Odysseus doorheen de geschiedenis niet altijd even welwillend is gebleven. Maar dat Odysseus de benepen burgerjongen was, zoals Adorno het zag, daar kan men wel een stevige boom over opzetten. Susan Neiman zal in hem wel degelijk de gebildete  zien die aan zijn eigen zelf de aandacht besteedt heeft die hij verdient. Hij moet ook vechten, hij gebruikt echter  meer zijn hoofd.

Misschien moeten we met Joep Dohmen eens hebben over die figuur, Odysseus, maar evengoed over Tijl Uylenspiegel of Don Quichotte dan wel Tristram Shandy van gedachten wisselen. Shandy kan dan vreemd lijken, maar deze drie figuren geven aan, zoals Odysseus dat men toch wel met een bepaalde witz door het leven kan gaan en dat het bezig zijn met het zelf en de anderen wel degelijk een rijk leven kan opleveren, hoe grappig het ook soms oogt.

Finaal zullen we, zoals Dohmen ons voorhoudt een inzicht verwerven moeten zien te verwerven in het eigen leven, aannemen dat het nooit voltooid is, voor we het moede hoofd neerleggen, met die zelfverwerkelijking. Maar omdat sommige verstandige lui graag laten begrijpen dat zelfontplooiing toch maar een bescheten affaire is, dat emancipatie en zich waar maken romantisch gedoe is, zullen we merken dat het wel degelijk de moeite is ernstig aan de slag te gaan. De eigen biografie is voor Dohmen dan ook een mogelijkheid tot integratie van de vele facetten, met het oog op het formuleren ook van onze prioritaire wensen, meer dan zomaar wat dagdromen de dieper liggende verwachtingen, waar we naar kunnen handelen en ons wel bij weten. 

De slotsom kan luiden: niet geloven in de mogelijkheid boven dat wat gegeven is, door onze natuur en door de omgevende cultuur, uit te stijgen, geloven dat we niet aan ons lot kunnen ontkomen, maar dat we handelen zoals we handelen omdat we niet anders kunnen, dat alles maakt het bijzonder dat we inderdaad van ons leven iets zullen maken. We kunnen altijd nog een middelmatige man worden of anderen middelmatige vrouwen, maar als we onszelf en anderen die mogelijkheid niet bieden niet iets meer ervan te maken, dan geven we ons over aan nalatigheid. Dohmen vindt dat zonde en we kunnen hem niet tegenspreken. Het is wellicht ook een gemiste kans voor onszelf, maar het is ook een zaak van publiek belang. Niet voor niets pleit Dohmen voor een nieuwe publieke moraal. De zorg om onszelf is een begin, de omgang met anderen is niet minder belangrijk, waarbij aan het einde van de rit, die er uiteraard niet komt, vastgesteld kan worden dat we ons persoonlijke welbevinden en dat van anderen op kunnen krikken.

Bart Haers   

Reacties

  1. Mag ik in dit verband verwijzen naar https://www.youtube.com/watch?v=v7CqiSO2GE0

    Hopelijk bespreekt u ook eens een boek van Onfray. “Theorie van het verliefde lichaam” bijvoorbeeld, met het magistrale hoofdstuk over de egel.


    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb de idee dat ik dat zal moeten doen. maar eerlang heb ik het over een boek van Tinneke Beeckman en daarna over het boek van Jean-Paul van Bendegem, over de vrolijke athe¨sit.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. bedoeld was : http://www.youtube.com/watch?v=fvf6kklOGWQ

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts