Afrika in de spiegel van China
Recensie
Het verhaal van een reis door
Afrika en Azië
Het
langzame onderzoek naar beweging
Lieve Joris, Op de Vleugels van de draak. Reizen tussen Afrika en China. Atlas-Contact 2013; pp. 318. 19.95€
In december mocht ik Lieve
Joris horen in het salon van boekhandel de Reyghere en ik was behoorlijk onder
de indruk. Hoe zou ik nu dan over het boek schrijven, wat nog niet in dat stuk
stond? Dat ze zich klein weet te maken? Dat ze zich als een poliep kan vasthaken
aan iemand, zoals Shudi om dan een heel traject met hem te volgen? Het stond er
allemaal al min of meer. Maar toch heeft het boek te lezen zelf nog iets anders
met zich meegebracht: bedenkingen over onze manier van kennisverwerving.
Want als je dit boek leest,
merk je pas hoe lang de auteur zich met het project heeft bezig gehouden,
waarbij ze langzaam en met veel geduld deuren die soms op een kier staan, maar
vaak gesloten zijn, weet open te wrikken. Journalisten hebben de neiging een
situatie snel in beeld te brengen en soms merkt men wel eens iemand die de
zaken langzaam tot zich neemt, maar doorgaans is er geen ruimte voor, laat
staan tijd. Bij het lezen kwam het me voor dat deze bladzijden niet echt in
beeld gebracht kunnen worden, gewoon omdat het allemaal zo (tergend) langzaam
lijkt te gaan, maar wel boeiend in woorden en gedachten is gebracht.
Zou dan elke journalist op die
manier moeten werken? Soms gebeurt het min of meer, zoals Michaël Vos doet, als
hij door zijn nieuwe vaderland trekt en probeert aan te geven hoe zijn relatie
tot de VSA en de Amerikanen nu werkelijk in elkaar zit.
Die gedachte houdt me dus
bezig: hoe kan men diepgravende kennis verwerven en wat brengt die bij wat we
nog niet weten uit de dagbladen? Dan komt Lieve Joris met een kikkerperspectief, terwijl journalisten
vaak kiezen voor een vogelperspectief. De beelden van Rudi Vranckx uit
Zuid-Soedan zijn dan wel relevant, maar het blijkt bijzonder moeilijk de motor
van het conflict en vooral het mechanisme te onderkennen dat er voor zorgt dat
de oorlog zo wreed wordt uitgevochten als hij ons liet zien. Maar we vragen ons
wel af, wat er nog allemaal gaande is in Afrika, dat te maken heeft met zowel
bestuurlijke chaos en zelfredzaamheid van mensen. De kwestie blijft dus, denk
ik, dat we niet goed weten of we goed willen weten hoe het er in die wereld nu
aan toegaat. Dat China al langer aanwezig is in Afrika, in delen van Afrika,
was wel duidelijk, dat Chinese bedrijven actief waren in Rwanda en nu in Congo
aan de “Cinq chantiers” bezig zijn die Kabilla jr op stapel heeft gezet. Maar
hoe dat in het werk gaat, blijft voor ons iets… vaags.
Daarom is de reis of zijn de
reizen van Joris van Dubai naar Afrika en vervolgens naar China best
indrukwekkend te noemen. Dat ze toegangen krijgt tot mensen in hun dagelijkse
bestaan, hangt niet enkel van haarzelf af, want ze gaat niet met glinsterende
visitekaartjes, maar kijkt toe, praat, luistert, observeert en wisselt, indien
nodig of mogelijk eigen inzichten uit.
De conclusies van dit onderzoek?
In Afrika zijn er heel wat mensen die vooruit willen, maar de bestuurders
willen die vrijbuiters niet echt inzetten, ook als zij, de vrijbuiters er wel
hun inbreng willen doen. Wie in Europa, meer nog, wie in China of Dubai is
gepasseerd kan men niet zomaar inzetten, want blijkt voor de bestuurders een
bedreiging voor de eigen elite.
Een tweede conclusie? China
kent een uitermate moderne kant, maar tegelijk leven nog veel mensen in een
wereld die voor Afrikanen perfect begrijpelijk blijkt, waarin vormen van
animisme elkaar overlappen. Aan de andere kant, wie in China op Afrika wil
koersen, zal merken dat de werkelijkheid in Congo, Zuid-Afrika of andere landen
minder evident te vatten vallen dan ze vooraf hadden gedacht. Maar ook de
Chinese Afrikastudies blijken wel eens te botsen op een overmaat aan reducties
en reductionisme.
Een derde conclusie betreft de
vervreemding die iedereen in dit verhaal overkomt, maar waar sommige figuren
zeer sterk uitkomen, anderen gaan geleidelijk of onmiddellijk ten onder.
Ook opvallend is dat men
elkaar niet per se de kop afbijt, maar dat de concurrentie vaak ongenadig gevoerd
wordt, maar waar tegelijk vormen van solidariteit ook aan de orde zijn. Twee
tegengestelde attitudes of complementaire posities: men mag proberen eigen
kanalen aan te boren, men mag met de prijzen spelen, maar als men een ander
niet geheel eerlijk bejegend, dan mag men een reactie verwachten, eventueel
koud opgediend.
Het zijn net mensen, zal u
zeggen, maar hoe zou het ook anders kunnen, aangezien hier mensen bezig
blijken. Honkvast zijn deze mensen geenszins, want iedereen lijkt een plaatsje
onder de zon te zoeken en meer dan wij hier denken ook te vinden. En echt
ongelukkig lijkt men niet, na jaren zwoegen, wanneer even tijd neemt de eigen
zegeningen te tellen. Sommige Chinezen, zoals Shudi, de man van de
gevechtsporten, kunstenaar en kunstkenner, blijken er zich bewust van dat hun
landgenoten te obsessief met geld bezig zijn, wat hen op korte termijn vaak
hindert opportuniteiten te zien. Zelf leeft hij als een Bourgondiër te leven,
of in elk geval niet om een glaasje te veel verlegen te worden.
Zou men kunnen zeggen dat we
met Richard, Shudi en die anderen, die in zaken gaan omdat ze moeten, omdat hun
inkomen anders ontoereikend is, beginnend heel klein en dan geleidelijk
groeiend, tot ze merken dat ze de goede maat gevonden hebben China leren
kennen? Wellicht niet geheel, wel aspecten die doorgaans onder de radar blijven.
Het gaat om productie van producten die van verre na niet de kwaliteit behalen
van de oorspronkelijke Amerikaanse of Europese producten, maar die wel betaalbaar
zijn voor de klanten in Kinshasa of Soweto, Mali of andere landen. Gaat het
beter, dan zoeken de handelaren duurdere varianten, tot men botst op de
originele producten, die de nieuwe rijken dan liefst in Europa of de VS kopen.
Ook opvallend, al deze mensen
beschikken over de instrumenten om op lange afstanden te communiceren, telecom
dus en als het moet zorgen ze voor een eigen generator, om constant beschikbaar
te blijven. Dat geeft in de hoofdstukken die in China spelen aanleiding tot
merkwaardige tonelen, waar men nachtenlang wakker blijft om met het thuisfront in contact te blijven. De weg is lang, ook
voor de containers en vaak gaat er iets mis, maar als ik het goed lees, dan
ontstaat een soort déja-vu, omdat het doet denken aan hoe in vroeger tijden
schippers van de VCO voor eigen rekening handel mochten drijven, maar waar ook
soms de slimmere matrozen – al dan niet met permissie – voor eigen rekening
spullen kochten in Sumatra of elders. Maar ook in de negentiende zag men hoe
hier mensen op tocht gingen, eerst met garen en knopen, strassen en andere
accessoires om die op de hoeven te slijten. Sommigen daarvan werden na verloop
van tijd gevestigde handelaren in vlekken als Maldegem of marktstadjes als
Eeklo.
Het is de dynamiek van onderop
die in dit boek aan bod komt en die in officiële rapporten afgedaan wordt als
informele economie. Maar dat hier een natuurlijke aandrift zorgt voor de op het
eerste chaotische dynamiek, waarbij men de Tweede wet van de Thermodynamica in
herinnering kan roepen: deze handelscontacten tussen China en Afrika zorgt voor
veranderingen in de respectieve samenlevingen die blijkbaar ook voor
ontwikkelingswerkers buiten beeld blijft.
Uiteraard kent Afrika
problemen, demografische, economische, bestuurlijke en wellicht ook een
probleem van vorming en onderwijs. Men stelt vast dat mensen in Congo best
beseffen dat er in 1960 en vooral met, dat wil zeggen door toedoen van Mobutu
veel verloren is gegaan. De kolonisatie was niet in alle facetten negatief voor
de bevolking, want er was een infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs – zij het
niet voldoende uitgebouwd tot en met het hoger onderwijs. Leuven had in
Lovanium wel een vestiging waar mensen universitair onderwijs konden genieten,
maar hoe het daarmee gesteld is? Geen journalist die het uitzoekt.
Goed, men wil middelen blijven
inzamelen om de mensen daar te helpen en doet daarbij beroep op een gevoel van
schuld en verantwoordelijkheid vanwege het oude moederland en haar burgers,
maar de tijd van de Witte olifanten, de grote projecten vanwege Belgische
ondernemingen en dan vooral de Generale Maatschappij gepromoot, was wellicht
niet de verantwoordelijkheid vanwege ons, die telkenjare en meermaals
uitgenodigd worden om te geven. Zelfs Vredeseilanden, waar ik vroeger vrij
enthousiast over was omdat het meer deed dan grootschalige projecten maar
precies in kleinschaligheid een middel zocht om haarden van ontwikkeling
mogelijk te maken, is blijkbaar vergeten dat men mensen geen vis moet geven
maar de middelen om visnetten te breien en boten te bouwen.
Het relaas van Lieve Joris
laat zien dat er een inherente dynamiek bestaat in meerdere Afrikaanse regio’s,
dat China daarin een eigen rol spelen en dat China naast overheidsoptreden
sinds de opening van het land ook veel mensen zag vertrekken, vooral na de
gebeurtenissen op Tiennanmen, het Plein van de Hemelse Vrede in 1989. Die
gebeurtenis, waarover men volgens ingewijden in China niet veel zou horen, maar
als ik zie hoe er families zijn die leven in China en Afrika met die
herinnering en andere, zoals aan de Grote Sprong voorwaarts en de Culturele
Revolutie, dan kan het niet dat men het niet weet, al zal men dat in de media
of via sociale media niet onverbloemd vertellen. Het probleem van de
autoritaire staat is dat door de gewetensvrijheid te beknotten en de vrije
uiting van meningen en inzichten te verbieden zelf niet meer weet wat er leeft.
De stuurbaarheid neemt daarmee af. Misschien moet men als overheid echt de
teugels vieren, wil men 100 bloemen laten bloeien, want deze kopie van Lenin’s
Nieuwe Economische Politiek faalde… zegt men. Of moest dat zo zijn om
vervolgens de grote sprong voorwaarts te rechtvaardigen? Kopieerzucht van
revolutionairen?
Want de mensen die in dit
relaas aan bod komen, ze lijken op de een of meer op te flitsen, een deel van
hun weg volgt Joris, waarvan ze ons dan verslag doet om vervolgens met een of
ander inzicht te komen, dat we, het weze herhaald, in de media doorgaans niet
te zien krijgen. Maar heeft het al belang, want is het niet meer dan een beetje
rondstruinen in een exotisch landschap? Als je haar eerdere boeken leest of
gelezen hebt, bijvoorbeeld over de dynamiek van de rebellieën in de Kivu, dan
merkt men dat die benadering tegelijk de handelende figuren weet te vatten als
zij lijdend voorwerp zijn van de gebeurtenissen en dat niet als slachtoffers,
maar als mensen die zelf ook hun eigen plannen en verwachtingen hebben. Wie de
onmacht en de blokkeringen in eigen land niet meer accepteert gaat ergens heen,
zowel in China als in Afrika. Ook in Europa zijn er wel zulke mensen, maar we
worden ouder, toch? En inderdaad, het is merkwaardig, maar de jongelui die nu
gaan trekken in de Andes of Afrika, gaan niet (meer) met een missie. Nu, Jef
Geeraerts was nog wel zo iemand die in Afrika de vrijheid vond die hij hier
ontbeerde, maar toch, of men nu als missionaris ging of later als
ontwikkelingswerker, men vond een uitweg uit de veilige cocon, maar de
blijvende bestuurlijke chaos, de corruptie laat blijkbaar onverlet dat ook daar mensen nieuwe horizonten opzoeken.
Lieve Joris schetst net voor
het einde van Professor Li Baoping, een enig verhaal met tragische inslag, over
een man die het lot van zijn vader kende, die zelf naar Afrika ging om eraan te
ontkomen en finaal daar zijn fijnste tijd kende maar ook zijn fatum kende, iets
wat hem helemaal teneer drukte. We lezen dan dat Lieve Joris de vergelijking
maakt: eens de al te jonge Belgische missionarissen die nauwelijks het eerste
jaar in Afrika overleefden en waarvan bij oude posten nog de graven of de
kruisen te zien zijn. Ook China merkt dat ze niet alle zonen en dochters die
erheen gaan terug komen. China merkt ook dat zaken doen in Afrika, ondanks de
beleden broederschap wel eens voor problemen kan zorgen, die Europeanen al
langer kennen.
Slotsom mag luiden dat zich
laten meedrijven op de vleugels van de draak wellicht niet per se tot succes
leidt, want men moet goed opletten wanneer die langs komt en vervolgens moet
men ervoor zorgen de greep niet geheel te verliezen, want Chinezen in Afrika
lijken ten onder te gaan aan gokken en aan een gebrek aan aanpassingsvermogen,
de gewone verleidingen en hindernissen die we allemaal wel eens ontmoeten, ook al
verlaten we ons veilige hol in onze gouw niet.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten