Politiek paternalisme, stuurloos op de golven
Kritiek
De kracht van verandering
Waarom
alles willen sturen niet beter uitpakt
Ik weet het, dit is de slagzin
van een bekende partij in Vlaanderen, maar soms kan het nuttig zijn zo een
gedachte nog eens te onderzoeken. Sommige programma’s of artikels lenen er zich
ook toe, maar zondag was het wonderlijk genoeg zo dat in verschillende
programma’s op de Nederlandse televisie – hoe zou dat toch komen? – inspirerend
op mij af kwam, terwijl de discussie bij Trio nog even nazinderde. Daar
beklaagde men zich over het moralisme van deze tijd en ik kan me daar wel iets
bij voorstellen, maar tegelijk blijft het maar de vraag of het kan, leven
zonder besef van goed en kwaad. Tegenover de idee dat we alles in termen van
morele en deontologische codes horen te gieten, kan de gedachte staan dat
mensen wel weten wat hoort ofte betaamt en wat niet heurt. Moraal is meer dan
een etiquette, laten we dat ook maar even in gedachten houden.
Maar bij Boeken was Dirk van
Delft te gast, die met Ad Maas een boek schreef over het Philips-laboratorium,
waar wetenschappers aangetrokken werden, sinds 100 jaar en allerlei patenten
binnen gebracht hebben. Vrijdagmiddagonderzoek? Gewoon de ruimte laten om
regelmatig gewoon is de dingen laten opwellen en vervolgens zien of er
waardevolle ideeën uit de bus komen. Dirk van Delft gaf aan dat er in het
wetenschappelijk onderzoek – waarbij hij wellicht de bureaucratie er omheen
voor ogen had – nog al veel controlefreaks rondlopen die voor het onderzoek
start al een antwoord willen en vooral dat het toepasselijk zal zijn. In die
zin heeft het discours van Patricia Ceyssens me altijd wel verbaasd: kennis,
kunde en kassa. Dirk van Delft gaf terecht aan dat er ruimte nodig is voor
vergissingen, voor onderzoek dat alleen door nieuwsgierigheid gedreven wordt. Zolang
onze overheden, inbegrepen de universitaire overheden de zaken al te dicht
opvolgen en eisen stellen over publicaties, zal men een steeds verschralend
wetenschappelijk onderzoek krijgen. Een goed kader scheppen, inderdaad momenten
voorzien van verantwoording en vervolgens onderzoekers en hun teams de ruimte
geven. Zoals Herder al zegde: de zee op en zien waar men uitkomt. Helaas, zal
men deze jongen melden dat het geld niet aan de bomen groeit en dat elke cent
in het wetenschappelijk onderzoek moet opbrengen. Daar valt dus tegen in te
brengen wat Dirk van Delft beschrijft: Hoe Gilis Holst, als eerste labohoofd
van Natlab, het researchbedrijf van Philips alle ruimte kreeg om fundamenteel
onderzoek en academische activiteiten te ontwikkelen – zo kwam Albert Einstein
er in 1923 lezingen geven – en vervolgens Ernst Casimir vanaf 1946 het NatLab
sterk uitbouwde, met veel ruimte voor fundamenteel onderzoek. Zo werd Philips
een wereldspeler. In de nieuwe bedrijfscultuur die vanaf 1972 begon door te
dringen verdween die openheid en vrije speelruimte voor de onderzoekers, maar
kwamen mislukte projecten ook dubbel hard aan.
Bij Boeken was An Meskens, filosofe, te gast, die sprak over de
schoonheid van de mislukking in de kunsten. Dat is pas iets om ernstig over na
te denken, zeker in tijden waar muzikanten het succes met zin voor
perfectionisme bevechten en er soms bekaaid afkomen. Joop Van den Ende wist in
Andere Tijden aan te tonen waarom hij in 1993 er niet in slaagde door te breken
op Broadway, de Musicalboulevard in New York, met zijn Hollandse productie “Cyrano
de Bergerac”. Een pijnlijke vergissing, aldus de man, maar ook een interessante
les.
Kracht van verandering? Zij
kan dus nefast uitpakken als zij al te sturend wil uitpakken en voor de mensen
op de vloer geen eigen vrijheid van handelen en denken laat. In Touché, een
radioprogramma hoorde ik ene Peter Hinssen spreken over de evolutie van het
onderwijs. Veel was er waar ik het niet mee eens was – dat lessen Geschiedenis
of Aardrijkskunde nog steeds op dezelfde manier gegeven worden als dertig jaar
geleden, maar dat hangt af van… de Eindtermen en de ruimte die leerkrachten
krijgen zelf hun verhaal te brengen -, want ik geloof nog altijd dat een
leerkracht van vlees en bloed een eigen inbreng kan hebben in het leerproces,
maar goed, we moeten niet blind zijn voor de evolutie van de technologie. Ook
was ik het eens met de idee dat, zoals de man het zegde, dat men met de nieuwe
technologie heel wat meer kan dan alleen spreken over smartboards of hoe het
ding ook heten mag. Oneens was ik het met de stelling dat we volledig zouden
afgaan op enkele superproffen en de eigen proffen vanzelf als derderangs zouden
afserveren. Hoe kan een student daar tijdens zijn studie zomaar een
kwalificatie aan geven? Zoals Tony Judt beschreef merkte dat hij pas in
retrospectieve reflectie dat zijn proffen in Cambridge wel heel rare figuren
leken, die soms tien jaar weinig leken uit te voeren om dan met een nieuw
paradigma voor de dag te komen. Als het uitgedacht en uitgeklaard was. Ook hier
zal men de verschillende aspecten best goed onder ogen nemen. De decaan die
toelaat dat zijn eigen collegae minderwaardig zijn, loopt zelf het risico in
dezelfde categorie terecht te komen. Maar de vraag of men zomaar toponderwijs
kan gieten in een heldere matrix, lijkt me niet te beantwoorden. Meer nog, vaak
zijn het niet de proffen die derderangs zijn, maar de studenten zelf die zich
derderangs gedragen. Als ik de aanpak zie van de inspraak, dertig jaar geleden
en het gevolg voor het opleidingsprogramma geschiedenis aan de universiteit
Gent, dan vrees ik dat de studenten en enkele leden van het academisch
personeel hier ook verantwoordelijkheid hadden. Een prof van Protea – de apartheidsgezinde
prof van Meerhaeghe ?- kon toch niet de frisse linkse geesten van de jonge
studentjes verpesten. Recht of rechtsgeschiedenis? Ach, studenten leren dat zo
wel. De Gentse Historische school verloor zo wel wat van haar pluimen, maar de
studenten, behalve de leden van de educatieve raad, werden niet betrokken in het
debat. Taalkunde, tekstanalyse? Ach, we… dat was de verkrachting van een
opleidingsprogramma en nu zal men klagen over de bereidheid van studenten om
het curriculum ernstig te nemen. Dat soort veranderingen werd niet gecounterd
door diensthoofden die vonden dat hun studenten uitmuntend dienden en dienen
ingeleid in allerlei hulp- en nevenwetenschappen, zoals boekhouding,
bestuurskunde… En dus moet men vaststellen dat de universiteit wel goed was in
het ontwikkelen van inspraak – voor enkelen.
Toen men – vergezeld van het
gejuich van Guy Tegenbos en anderen journalisten – in 2001 de oefening aanvatte
de universitaire diploma’s aan de Europese normen, door enkele
professoren-rectoren in Bologna op poten gezet, aan te passen, was er
nauwelijks kritiek – dat wil zeggen, de kritiek kwam van verzuurde en
verouderde professoren en leken -, maar werden de uitgangspunten, noch de
resultaten maar al helemaal de begeleidende maatregelen, zeg maar de middelen
goed onderzocht. De universiteiten werden hervormd, hogescholen ingekanteld en de eigenheid van opleidingen op de helling
gezet, bijvoorbeeld in de kunsten, zelfs nog specifieker, de instelling voor
podiumkunsten de Studio Herman Teirlinck werd in enkel jaren door goed
berekende manoeuvres uit de wereld geholpen.
Men moet toegeven, de kracht
van verandering kan verwoestend zijn, maar we belijden een beleid van
vooruitgang zonder dat we goed weten of het tot betere resultaten leiden zal. De
hele discussie rond de hervorming van het middelbaar onderwijs blijft daarom
een betwistbaar project, ook al omdat men er geen zin heeft te verantwoorden
waarom de studenten die niet aan de eindmeet komen bepalend zouden zijn voor
het (gebrek aan) rechtvaardige onderwijskansen. Want daar kan men niet enkel de
structuren mee opzadelen. Overigens blijkt dat men veel aandacht aan wiskunde
en technologie te willen besteden, maar komt men ertoe zowel de kennis van
wiskunde te temperen en de taalkunde helemaal op de helling te zetten.
Neen, als dit alles dan toch
om verandering gaat, dan is het een technocratisch gestuurd beleid, dat
gebaseerd is op ideeën, op een ideologie – geformuleerd door Bourdieu? -waarbij
de onderklasse in de steek gelaten wordt onder het mom dat men de hogere klassen geen voorsprong meer geven wil. Een lezing van de samenleving
die deze visie schraagt? Ik kan ze maar niet vinden, tenzij bij mensen die de
visie van Bourdieu nu net als uitgangspunt nemen. Van cirkelredeneringen
gesproken.
Toch
zal niemand aan veranderingen ontkomen. We komen op het fel verguisde terrein
van de organische
maatschappijvisie. De samenleving zou zich
niet planmatig ontwikkelen maar de natuur der dingen en mensen zou alles
bepalend zijn. Deze visie slaat inderdaad nergens op en is zeker de onze niet.
Wel integendeel, men kan maar beter oplettend zijn voor de evoluties die de samenleving
steeds weer laat zien, op het niveau van interpersoonlijke omgangsvormen, van
mesostructuren – niet enkel het middenveld maar ook meer informele verbanden
tussen het geheel van de samenleving en de individuen - en van de modetrends
die hele samenlevingen even, maar steeds sneller beroeren. Het familierecht
werd in ons land sinds de jaren zestig grondig onder handen genomen. Een aantal
zaken mag men zeker niet negatief duiden, zoals de ontwikkeling van
persoonlijke rechten voor de vrouw, de inperking van de rol van de pater
familias, daar kan niemand ongunstig tegenaan kijken. De emancipatoire kracht die
dit heeft meegebracht, kan men niet onderschatten en moeten we vooral
waarderen. Waar het wellicht fout is gelopen dat het familierecht zo neutraal
is geworden dat wie ter goeder trouw in een relatie opgaat misschien wel
bedrogen kan uitkomen in geval van echtscheiding en waar kinderen in geval van erfenis de dupe kunnen
worden.
Dezelfde
journalist die ik al noemde, Guy Tegenbos kan ons ontbijt wel eens vergallen
als hij begint over mentaliteitsveranderingen, want dat deed en doet me denken
aan AGALEV, aan allerlei geitenwollen sokken die ons kwamen vertellen hoe het
heurt. Wie de mentaliteit van een ander wil veranderen treedt, het kan niet
anders, het is niet anders, paternalistisch op. Dat kan ten aanzien van
minderjarigen nog te verantwoorden vallen, zelfs in hoge mate noodzakelijk
wezen, al moet men de regie goed in handen houden en de jongeren de kans geven
in minstens een sloot terecht te komen – zonder ernstige gevolgen. Maar ten
aanzien van volwassen medeburgers spreken over mentaliteitsverandering impliceert
dat die mensen er geen snars van begrepen hebben. Dat kon wel eens waar zijn,
maar op oudejaar was de rits raadgevingen van de VRT-nieuwsdienst over wat men
allemaal niet mocht tijdens de oudejaarsnacht erger dan een litanie voor alle
heiligen.
De
kracht van verandering? Het blijft een belangwekkend thema, maar het gaat erom
te weten wat men wil bereiken en of men die doelstelling zomaar kan bereiken
zonder mensen te instrumentaliseren. In het radiogesprek op zaterdag kloeg men
erover dat we in een tijd leven van moraliseren, waarbij voortdurend gesteld
wordt dat dit niet mag en tegelijk dat andere dingen wel moeten, of we zouden
er een ziekte van opdoen. Heerlijke tijd van omkeringen. Twee generaties
geleden was seks niet enkel voor de kerk een gevaarlijk iets als het buiten de
veilige muren van de echtelijke slaapkamer gebeurde, want ook de burgerij was
beducht voor losbandig gedrag van zonen en vooral dochters, vandaag krijgen we
zo goed als maandelijks te horen dat te weinig seksuele handelingen en dan
liefst met een inschikkelijke partner ongezond zou zijn. “Belg heeft nog één
keer seks per week”. Leuke titel, maar wat moet een mens met zo een
statistiekje? Als het meer is, zich gelukkig achten en als het minder is,
vrezen voor perverse neigingen? Ach, we zullen het wel merken, als mensen
ongelukkig naar de onderbetaalde psy lopen.
Neen,
als we over veranderingen spreken, moeten we minstens durven zeggen dat het om
verbeteringen gaat en moeten we ook gepaste criteria zoeken, zoals een antwoord
op de vraag of de gehanteerde middelen niet erger zijn dan de kwaal of misstand
die men wel verbeteren.
Een
minister komt met benzinezuipende oldtimers naar het Atomium om de verkeersonveiligheid aan te
klagen, inclusief de hufterigheid die Belgische chauffeurs bij anders automobilisten
opmerken. Een deel van het probleem kan geen politiedienst oplossen. Men wil
een absoluut veilig verkeer? Of minstens alle oorzaken van ongevallen die men
in de hand heeft wegwerken. Telefoneren, ook handsfree wil men verbieden,
alcohol? Helemaal geen gedoogbeleid meer. Natuurlijk, mensen die iemand verloren
hebben, zoon of dochter, broer of zus, vader of moeder… vrienden, begrijpen dat
men bepaalde zaken beter niet doet. Tegelijk merkt men dat een deel van de
verkeersagressie – die verder niet goed te praten valt – te wijten is aan egocentrisch
gedrag, dat zelf voorkomt uit wat we nu al jaren met de paplepel en vooral via
de media binnenkrijgen: het is goed dat we assertief zijn, maar om zeker te
zijn, kan een scheut arrogantie ook geen kwaad. Anderzijds, wie geen fouten
maken wil in het verkeer, blijft beter achter de geraniums zitten om de stilte
te overschouwen. Men kan op geen enkele manier beloven aan mensen dat er nooit
iets mis kan gaan. Een gezinsdrama? We kennen de voorgeschiedenis niet, maar
dat mensen uit het lint kunnen gaan of geen andere uitweg zien, ligt er
misschien aan dat we ons met onze vragen, wensen en verzuchtingen alleen
voelen, laat staan dat we oog zouden hebben voor die van anderen.
Ook dit
kan moralistisch klinken, of weemakend, maar het gaat er wel om dat wat we
aansnijden niet veel te maken heeft met overheidsbeleid, wel met… gedrag en
mentaliteit. Mensen kiezen er evenwel zelf voor hoe ze zich tot anderen
verhouden en daar zal men zich toch best over buigen. Maar waar de klassieke
roman, waar Louis Couperus of Felix Timmermans hun verhalen putten uit de
vragen over hoe men in het leven kan staan, lijken vele actuele romans nergens
nog die fundamentele dan wel existentiële veranderingen aan te roeren. Concreet
denk ik aan Cornélie de Retz van Loo, die zich wil emanciperen, maar finaal
toch bang wordt voor de gevolgen, dat wil zeggen dat zij of anderen door haar
echtgenoot neergesabeld of – geschoten wordt. Het is een lezing van “Langs
lijnen van geleidelijkheid” die Elsbeth Etty in haar Couperuslezing aan de orde
stelde en waar ze wel goede argumenten voor had. Ofwel is het zo dat er niets
wezenlijks meer op het spel zou staan, maar precies de snel veranderende
samenleving vergt net onderzoek naar onze levenshoudingen, want anders zouden
we wel eens in een fuik terecht kunnen komen, waar verworven ontvoogding alweer
in vormen van knechting verkeren. Want men kan natuurlijk de gevolgen van het
project van de NSA over het verzamelen van Big Data niet negeren, de vraag hoe
we met onze onzekere onderlinge verhoudingen omspringen, vergt minstens ook
onderzoek en reflectie, misschien zelfs van tijd tot tijd een kreupel versje.
En toch,
vooral de overheid zit hier in een lastig parket, want naarmate men over meer
middelen beschikt om mensen en processen aan te sturen, zal men die verleiding
ook moeilijker weerstaan, want ook burgers zullen vragen het onderste uit de
kan te halen, terwijl dat misschien niet altijd wenselijk is, omdat de neveneffecten het bereiken van het doel
overschaduwen. In die zin moet ik wel terug naar Richard Sennett en vaststellen
dat ook (top-)ambtenaren meer ambachtelijk dienen om te gaan met hun
machtsmiddelen. Sennett beoogt daarmee dat men niet vanuit de ivoren toren of
de achterkamertjes naar de dingen kijkt, maar ook opvolgt of men wel de goed
weg opgaat. Helaas lijkt het er in de politiek en bij de ambtenaren – en voor
menig journalist – vaak op dat eens een wetje of decreet is gestemd de kous af
is. Niets is minder waar. Maar ook, voor politici noch journalisten is het een
optie dat men niets zou doen, ook al doet er zich een ernstig probleem voor,
zoals vergrijzing. Vergrijzing is en blijft de vrucht van heilzame
veranderingen op het vlak van a) huisvesting; b) betere en regelmatige
voedselvoorziening via de vrije markt; c) toegenomen mogelijkheden van de
geneeskunde om ziekten te voorkomen via vaccinatie of te genezen, soms via
complexe ingrepen of therapieën en d) het vermogen van mensen met die
veranderingen zinvol om te gaan. De triomf van de geneeskunde mogen artsen
gerust claimen, maar het zorgt ook, denk ik, voor nieuwe vragen, ethische en
deontologische. Helaas krijgen we in de media op dit terrein vaak, doorgaans te
maken met een pijnlijk populisme. Ook op andere terreinen zal de conservatief
de evoluties van de afgelopen honderdvijftig jaar en zeker die van de afgelopen
veertig jaar – media, ICT, telecommunicatie… - weten te waarderen. Maar er zijn
ook schoonheidsplekjes: zo meent menig politicus, journalist (m/v) dat de
pretbuis niet kan dienen voor iets anders dan voor dolle pret met Geert Hoste
en Sergio of Pow news. Televisie kan best goede ontspanning bieden, daar kan
geen twijfel over bestaan, maar waarom zouden radio en televisie geen
interessante content mogen of kunnen
bieden, terwijl dat wel zou kunnen via Youtube of andere digitale kanalen? Je
kan een documentaire maken in hoerastijl: elke vraag krijgt een antwoord door
een prof die net nu, juist ja, precies als de documentairemaker zijn vragen
heeft gesteld, met onverwachte en spectaculaire antwoorden komt. Je kan ook een
volwassen gesprek over de inzichten omtrent de geschiedenis van de achttiende
eeuw in Vlaanderen beginnen of de betekenis van de textielindustrie in Gent en
omstreken gedurende de Hollandse tijd en de eerste decennia na de afscheiding
van 1830. Dat laatste lijkt veel minder voor de hand te liggen. Maar je kan
ook, zoals op de Nederlandse buis gebeurt Robbert Dijkgraaf of Gerard ’t Hooft,
die mee het Standaardmodel van materie ontwikkelde en er de Nobelprijs voor
kreeg uitnodigen en niet over hun zielenroerselen beginnen, maar over actuele
inzichten van gedachten wisselen. Neen, de televisie ontgoochelt, vooral in
Vlaanderen, als het erop aankomt gedegen informatie over te brengen en zelfs
Klara – die toch lange jaren een traditie had van gedegen radiomakers – maar ook
daar tiert populisme welig en mikt men zonder schroom op het sentiment.
Dan,
dames en heren, zal men wel dromen van mensen die geloven in de kracht van
verandering, wetende dat men niet moet veranderen wat vanzelf aan de greep van
de overheid ontsnapt, maar vooral daar waar men zelf een rol te spelen heeft,
de taken naar behoren opnemen, zodat onderzoekers inderdaad wel eens kunnen
chillen op vrijdagmiddag of waar televisie een debat biedt over het essay van Tomas
Sedlacek, of economisch handelen met categorieën van goed en kwaad te maken kan
hebben. Dan, dames en heren, zullen we ons gezamenlijk en in gedachten buigen
over de vragen of we met de idealen van de ontvoogdingsbewegingen nog wel
adequaat bezig zijn. Tot slot, enfin, om het verhaal hier te besluiten, dan
zullen politici zichzelf en wij hen moeten vragen hoe ver ze nog te ver willen
gaan in hun bevoogdende paternalisme, terwijl ze voortdurend over autonomie
zeuren en over participatie, terwijl mensen dagelijks vanzelf zorg opnemen voor
naasten, buren, magen en vrienden. Wie de zegeningen van deze tijd wil tellen,
heet naïef, wie wijst op gevaren, is realist. Maar die zegeningen hebben ook
hun betekenis, toch.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten