Vergeet Piet Chielens niet een paar details

Kleinbeeld

Vlaamse Velden
Overweldigende beelden ordenen

Wie de oorlog niet beschreef
als dorre en bloederige ellende,
raakt vergeten, maar het leven van
de man omspande de hele twintigste
eeuw en bracht een bijzonder
geluid. Helaas niet graag
gehoord. Maar hij verafschuwde
de Nazi's, al is dat niet voldoende....
Vergeet Piet Chielens niet een paar details? We vragen het ons af omdat we met zijn hele verhaal in de maag blijven zitten en toch, tegelijk, schreven we er zelf al zo vaak over dat we het zelf vervelend gaan vinden. Maar iets zegt me dat het wel zo moet. De vakhistorici leveren wel kritiek, maar blijven tegelijk op de achtergrond of worden daar geduwd...

Piet Chielens was te gast bij het programma Wintergasten op radio 1 en sprak over wat we maar zijn levenswerk zullen noemen, het museum In Flanders Fields. Dus komt WO I weer ter sprake, maar het blijft in historisch opzicht wonderlijk, dat herdenken van feiten die zich 100 jaar geleden hebben afgespeeld en waarvan we menen voldoende te weten om er iets mee aan te vangen. Het verhaal vertellen betekent dat men heel wat elementen bij elkaar brengen moet die niet altijd passen in wat ons verteld werd, maar het hele debat blijft vaak beperkt als het om de zin of onzin van de oorlog gaat. Het is, merkwaardig genoeg net als bij de term zinloos geweld in onze straten, een kwestie van het aanvaarden van de redenen waaromiemand iets uitvreet. Alleen, tijdens de oorlog waren naties, regeringen en militairen aan de slag en dat gaf de gevolgen van de zinloosheid wel een ander cachet en vooral – daar kan niemand om heen – een aantal massaslachtingen.

Piet Chielens behoort blijkbaar tot die mensen die de oorlog gesitueerd willen zien in de Vlaamse Westhoek, maar hoe belangrijk dat strijdtoneel ook mag geweest zijn, de Marne, de Somme, Verdun, Gallipoli, Tannenberg, de Donau, het waren fronten die minstens even bloederig waren en voor anderen betekenis hadden. Bovendien, als men de oorlogsdoelen in herinnering brengt, moet men zich ook afvragen wat de onbedoelde gevolgen waren. Wilde men dan na de Oorlog terug naar de tijd van toen, dan bleek dat er veel veranderd was, niet enkel politiek, maar ook bijna alle terreinen van het menselijke en maatschappelijke bestaan. Zoals ik al vaker schreef, die afloop blijft meestal buiten beeld. Hoogstens zal men wijzen op de gevolgen van de Verdragen van Versailles, Trianon… en het verdwijnen van het Habsburgse rijk, zelden bijvoorbeeld op de blijvende instabiliteit in Oost-Europa, in Centraal-Europa ook.

Waarom zou ik mij altijd weer vermoeien dit alles uit te leggen, als de zogenaamde bevoegde experten ter zake toch maar een verhaal vertellen willen. Zoals over de betekenis van de Wereldoorlog voor Vlaanderen? Dat is volgens de heer Piet Chielens niet meer dan wat mythen, waar dan wel een grond van waarheid in zou zitten, maar tegelijk meent hij dat men het belang ervan niet moet overdrijven. Hoogstens kan men het in verband brengen met de oorlogsmoeheid in 1917. Dat valt dan wel moeilijk te loochenen, voor de betrokkenen, zoals Joe English, Jozef Simons, Joris Lannoo en al die anderen, ook in het bezette land. Men kan nu zeggen dat het activisme van Marcel Minnaert of de jonge garde in Antwerpen nergens toe geleid heeft, in de ontwikkelingen na de WO I heeft de nasleep en de repressie van dat activisme wel degelijk betekenis gehad. De Vlaamse beweging was immers een politieke beweging geworden, met de Frontpartij als politiek instrument.

Maar nog eens, dat zou men allemaal kunnen in het verhaal inbrengen, zonder dat het hopeloos onoverzichtelijk was. De omgang met vluchtelingen vanwege de Belgische overheid en in de gastlanden is nog zoiets dat toch wel betekenis heeft gehad. Dan zouden we ook moeten verwijzen naar het lot van de Gentse Universiteit, van Pirenne en de eerder Vlaams gezinde professor Paul Fredericq die beiden naar Duitsland werden gebracht omdat ze geweigerd hadden de universiteit te heropenen; het lot van menen in de oorlog en erna.

Natuurlijk is het ondoenlijk alle namen te verzamelen en de geschiedenis van al die mensen afzonderlijk te bekijken, maar wel kan het relevant zijn te begrijpen dat de gebeurtenissen die het leven gedurende vier jaar ernstig verstoorden in het bezette land, maar voor veel jongeren in het UK, Duitsland of Frankrijk en de eventuele koloniën was het niet anders. Elke historicus zal hier naar eigen inzicht en vermogen proberen in de veelheid van elementen en stukjes biografie een zinvol verhaal te brengen. Overigens zal men ook het verlies aan kapitaalgoederen in dit land en in Europa toch ook niet uit het oog verliezen.

Piet Chielens stelde enigszins terecht dat het spijtig is dat de EU geen eigen invulling aan die herdenking wil geven, maar als ik het gedeeltelijk eens ben met het betreuren, zou ik ook graag inbrengen in het debat dat het voor de EU nagenoeg onmogelijk is alleen WO I als geisoleerd gebeuren te herdenken. Voor velen vandaag is het hanteren vanwege Ludendorff en de NSDAP van Versailles, de zogenaamde dolkstootlegende onrechtmatig, maar hoewel het uiteraard een handig retorisch ezelsbruggetje was, was er met de houding van Frankrijk in 1918-1920 wel veel aan de hand, dat men onder de noemer wraak en vergelding kan onderbrengen. Hoe zou Europa die kwestie onder de aandacht brengen zonder opnieuw bij burgers en diplomaten oude wonden open te rijten. Politiek zou het zelfmoord wezen zomaar even te gaan herdenken. Nu gebeuren dat soort rituelen al een aantal jaren met een zekere in achtname van de nodige sereniteit, zoals in Oradour is gebleken. In die zin kan men, als het toch op herdenken aankomt en als men van Europa hierin een zinvolle inbreng verwacht, net nuttig zijn aan te geven hoe sinds 1945 en zeker na de oprichting van de Bondsrepubliek, de Bonner Republiek Europa als constructie sui generis aan de opeenvolging van bloedige vijandschappen tussen de Europese mogendheden een einde heeft kunnen maken. Zelfs François Mitterand had het in 1989 en volgende jaren nog behoorlijk moeilijk over de eigen rol van Frankrijk te spreken. Ik weet niet of men dat nu al in hoofde van de Franse historici kan vernemen, dat Versailles, Trianon, die verdragen tragische vergissingen zijn geweest, waarvan men de exacte uitkomst niet had kunnen voorzeggen, maar toch had kunnen aanvoelen dat men zekere grenzen van het volkerenrecht overschreed. Niets daarvan in het discours van Piet Chielens.

Nu, er zijn nog wel elementen aan te dragen, waarom het discours en de benadering van de man vragen oproept: de repressie tegen het activisme, tegen de lui die naar Berlijn trokken en les gaven aan de universiteit te Gent, de zogenaamde von Bissing-Universiteit, kan men begrijpelijk maken als vormen van heulen met de vijand en van landverraad. Maar wie nadenkt over de kwestie komt erop uit dat in een novum mag heten in de geschiedenis. Want in het Ancien Régime gold dat legers in de verschillende landen en staten van Europa nogal weinig met nationale rekrutering te maken hadden. Hebben de Napoleontische oorlogen een basis gelegd voor nationalisme in de Duitse wereld, met de beroemde reden van Fichte aan de Duitse Natie, met de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden, dan was het gedurende de negentiende eeuw dat onder invloed van de liberale bourgeoisie dat men aan een eigen identiteit ging bouwen. Het Jacobijnse centralisme speelde hierbij een rol, maar ook de gevoerde cultuurpolitiek, niet enkel door Bismark, maar ook door de Franse regeringen en zelfs door de Britten – die dat altijd omfloerst hebben weten aan te pakken – heeft aan de eenmaking van landen die voorheen nog vooral samenraapsels leken van steden, dorpen en verschillende vormen van autonomie  een voor ons moeilijk voorspelbare dynamiek gegeven. De pogingen van vorsten, zoals Jozef II of later Willem I en Leopold I, om hun land tot eenheid om te vormen is maar gelukt omdat de nationale elites er hun schouders hebben onder gezet, waarbij in ons land Hendrik Conscience, Wiertz en Ledeganck hun bijdrage geleverd hebben. Men bedenkt zelden waarom er zoveel standbeelden in onze steden herinneren aan figuren en feiten uit de middeleeuwen.

Met andere woorden, wie – zoals Piet Chielens – het nationalisme, de Vlaamse Beweging afwijst, vergist zich in die mate dat men de vorming van natiestaten ergens een plaats moet geven, maar dus ook verklaren en de vele facetten en uitingen ervan niet over het hoofd mag noch kan zien. Nu is ons de afgelopen decennia wel vaker diets gemaakt dat de natiestaat toch niet deugde, maar ingesnoerd als die waren in het Europese concert, met garantstellingen voor de kleinere landen en de opgelegde neutraliteit van die landen, kon men nieuwe oorlogen na 1815 min of meer vermijden. Het gaat dus niet op zomaar de baten en de kosten te negeren: de natiestaat was een proeve van vereniging in een samenleving waarvoor men cohesie moest zoeken. Maar goed, wie zich er geen rekenschap van geeft dat de legers van de 18de eeuw, bijvoorbeeld in de Republiek, uit officieren bestond uit Zwitserland, waarmee iemand als Belle van Zuylen brieven wisselde, waartoe ook haar echtgenoot behoorde, moet wel bemerken dat er bij het uitbreken van WO I heel wat veranderd was in Europa. Of moeten we verwijzen naar Stefan Zweig die op 2 augustus haastig vanuit Oostende naar Wenen terugkeerde? Of naar het andere geval, Frans Masereel die gewoonweg dienst weigerde en daarom in Zwitserland koos voor ballingschap.

Het nationalisme was dus staatszaak en dat liet onverlet dat mensen als August Beernaert zich aan het einde van de negentiende eeuw voor de vrede gingen inspannen. Alfred Nobel stelde zelf met recht en rede een prijs in voor de vrede omdat hij meende dat zijn lucratieve uitvinding, dynamiet, niet enkel voor de mijnbouw gebruikt zou worden. De vredesgedachte kreeg dus handen en voeten op een ogenblik dat in Duitsland, maar ook in Frankrijk men bewegingen zag bloeien waarin het Nationalisme werd gehuldigd. In Duitsland had men het Alldeutscher Verband, maar Frankrijk de Action Française, geïnspireerd door Charles Maurras, maar merkwaardig genoeg blijft dat boek – Eric Defoort schreef er een studie over – voor ons doorgaans gesloten.

Wie meent dat men de geschiedenis niet kan bestuderen omdat het allemaal niet voorspelbaar zou zijn of volgens wetten zou verlopen, vergist zich omdat niet de voorspelbaarheid of de ruimte voor theoretische modellen ontbeert. Het punt is dat geschiedenis schrijven altijd weer met de dubbele uitdaging te maken krijgt dat er tal van feiten, elkaar al dan niet beïnvloedende stromingen en handelingen vast te stellen vallen, maar ook dat, behalve voor de laatste periode, sinds de ontwikkeling van de moderne bureaucratie en de massificatie van de media de bronnen niet altijd overvloedig aanwezig zijn. Net voor de periode van de Bel Epoque en de twintigste eeuw is het omgekeerde het geval. Alleen al de sociaaldemocraten hebben, zeker in Duitsland een enorm partijarchief opgebouwd. Maar de standaardsituatie is dat de bronnen doorgaans niet toelaten het hele veld te overzien, alle facetten te vatten, terwijl het voor de latere negentiende eeuw en de twintigste eeuw soms moeilijk wordt de verschillende fenomenen die zich in onze samenleving voordoen goed te overzien. Maar historici ontwikkelden, in beide gevallen wel een methode om de zaak methodisch en met enige zekerheid omtrent de accuraatheid te bestuderen, wat men Historische Methode, historische kritiek ook wel, noemde.

Maar zoals Frank Ankersmit ook te kennen gaf in zijn onderzoek naar de historische sensatie – gevonden bij Johan Huizinga – kan men die geschiedenis ook het best proberen te vatten door oog te hebben voor interacties en processen die vaak onze klassiek geworden benaderingen doorkruisen. Duitsland, Willem II besloot een vloot uit te bouwen, die zou kunnen wedijveren met de Britse, terwijl het ook een project was om de burgerij bij de militaire inspanningen te betrekken. De veelheid van gebeurtenissen, gedachten, uitgedrukt in declaraties, brieven, pamfletten en andere geschriften schikken, ordenen en interpreteren, blijft een boeiende en noodzakelijke activiteit, die men best aan historici overlaat. Piet Chielens lijkt voor die facetten weinig oog te hebben, maar is dan ook een econoom van vorming. Niets tegen economen, maar elke discipline kent eigen geplogenheden – heb ik al eens geschreven.

Toch is er nog een punt dat we moeten belichten: de relevantie van WO I voor onze tijd. Want er is een nieuwe politieke entiteit, Europa als de EU en Europa als een culturele werkelijkheid, hoewel we daarvan niet allemaal even overtuigd blijken. Er is ook een Europese markt en er is, merkwaardige genoeg een intellectuele eenheid die in de media geen weerklank lijkt te vinden. Mensen als Piet Chielens lijken daar verstek te geven, want zijn hele verhaal over WO I blijft betrokken op Vlaanderen, terwijl het oorlogsgebeuren in de Vlaamse velden wel belangrijk was, ook voor het verloop van de oorlog zelf, maar tegelijk, merkwaardig genoeg, in de beleving van de mensen toen was het overweldigende van de gebeurtenissen over heel Europa minstens zo uitdagend en verwarrend. Maar toch, er zijn maar weinig pogingen het hele oorlogsgebeuren boven de gefragmenteerde verschijning die het nu krijgt te overstijgen; de oorlog was logistiek, materieel en menselijk van een omvang, die we niet aan de concrete fronten kunnen aflezen. En tot slot was er en is er de politieke afwikkeling, die tot 1989 en dus ook tot nu haar weerslag heeft gehad. Literatuur, van Remarque tot Stefan Brijs en Stefan Hertmans, de wetenschappelijke productie is ook al behoorlijk overweldigend. Hoe daar de weg in te vinden? Stap voor stap en proberen verschillende klokken te horen. Piet Chielens heeft daar een stem, maar mag nooit de enige stem zijn. Ach, wij proberen slechts aandacht te vragen voor die vele andere klokken.

Bart Haers  


Reacties

Populaire posts