Politieke wereld als gesloten circuit?
Brief
Over
politiek engagement
En
faire belastingen
Brugge,
12 januari 2014
Geachte
heer Aymeric Caron,
![]() |
Gewoon even overdenken, maar een nieuwe stem in het debat, lijkt vandaag moeilijker dan dertig jaar geleden. |
Doorgaans
kan ik uw visies wel plaatsen, zonder ze altijd te delen, maar deze keer, in
een gesprek met Denis Payre, vond ik dat het nodig was u enkele gedachten toe
te vertrouwen. Behalve over de toon, gaat het om nog iets, uw visie op
politiek, vooral op wie aan politiek zou mogen deelnemen, aan het debat. Het
gaat dus ook om politieke journalistiek, of over deelname aan het publieke
debat.
“Nous
Citoyens” is een burgerbeweging, die zich ernstig vragen stelt bij de premissen
die politici, hoge ambtenaren en het commentariaat hanteren bij het
uitstippelen van hun beleid. Men kan, toegegeven, gemakkelijk verzeilen in wat
dezer dagen met luide stemme afgeserveerd wordt als populisme, sommigen spreken
zelfs van “vox populisme” maar als ik de heer Denis Payre hoorde, kreeg ik
vooral de indruk dat de keuze van de heer Payre berust op meer dan ongenoegen,
maar dat hij zich aangesproken voelde door de onmacht van de politici om
opnieuw duidelijke lijnen te trekken. Neem nu de idee van rechtvaardige
belastingen: is het normaal dat iemand die een groot deel van zijn patrimonium
heeft zitten in een bedrijf op aandelen, genoteerd op de beurs en omdat hij
betrokken is bij het beleid van het bedrijf kan hij die blijkbaar niet zomaar
te gelde maken. Nu, de belasting op de fortuinen in 1997, gestemd door UMP,
wilde graag de schatting van de beurswaarde erkennen, die overigens fluctueerde
vanwege het feit dat het een bedrijf in de ICT actief was. U leek niet te
willen begrijpen dat hij niet zomaar voldoende kon liquideren om de belastingen
te kunnen opbrengen. Een persoonlijk failliet hing hem boven het hoofd. U,
geachte heer Caron vond dit een drogreden. Maar wie naar die ISF (Impot sur les
Fortunes) kijkt, merkt dat er iets ongerijmds in zit: men wil rechtvaardige
belastingen, ook in het kader van faire herverdeling. Maar als die fortuinen in
aandelenportefeuilles zitten die men enkel financieel beheert, dus waarbij men
niet echt investeert in een bedrijf, dus, langdurig betrokken blijft bij het
bedrijf, dan krijgt men dezelfde behandeling als iemand die een bedrijf of
opricht of echt participeert aan het beleid ervan, wat voor het
entrepreneurschap echt wel fnuikend is.
Het
punt is faire belastingen waarbij men meent dat die de herverdeling moeten
bevorderen, in feite voor wie zijn brood verdient in een onderneming, mensen te
werk stelt, unfair kan overkomen. Overigens, ik vernam dat mijnheer Payre vond
dat sommige grote vennootschappen de fiscale kliffen gemakkelijk omzeilen,
terwijl al die regels steeds weer tot stand komen om de (grote) vennootschappen
toch tot bijdragen aan belastingen te dwingen. Maar de regels kunnen altijd
ontweken worden. Maar er is meer, men hoeft toch niet zelf rijk, welstellend te
zijn om te begrijpen dat meerwaarde creëren voor een economie als geheel van
belang is.
Een
paar jaar geleden, mijnheer Caron, schreef Sloterdijk een boekje “Zorn und
Zeit”, waarin hij de omgang met Thimos, te vertalen als zelfbewustzijn en
trots, maar ook verbonden met de toorn van de Bijbelse God, terwijl later de
toorn in de wereld kwam, als werkinstrument voor ook het communisme. De woede
als correlaat van verontwaardiging dus? Vandaag storten we onze woede op een
woedebank, maar zoals we gezien hebben, zijn sommige van die oude spaarkassen
bezweken voor het financieel kapitalisme. Sloterdijk meent ook dat de oude
Toorn nu versplinterd is en in consumentisme werd omgezet. Dat is de andere
kant en impliceert dat we onze trots en
toorn vergeten als we ons leven op orde achten en weten dat anderen, die veel
verdienen eraan zijn voor de moeite.
Veel
activisme, zoals Green Peace en andere, kan ik wel begrijpen, maar hun focus,
hun aandrift anderen de les te lezen, lijkt me soms, tja, ingegeven door
deeltjes van versplinterde woede. Maar hoewel die NGO’s menen dat de overheid
de lobby’s van de grote bedrijven bevoordeelt, dan moeten we toch zeggen dat dit
een open debat over duurzaamheid, waarbij niet meteen schuld toegeschoven wordt
aan god en vooral klein pierke ook onmogelijk maakt. Uiteraard, u mag uitkomen
voor uw visie op onze voedingsgewoonten, maar u hoeft de carnivoor niet af te
doen als achterlijk. Men kan zich afvragen of zo een veganist niet ook enorm
veel water nodig heeft en dat de groenten die men kweken moet niet ook veel
meer ruimtebeslag zullen vergen.
Maar
terug naar Denis Payre, die ook nog eens meent dat het Franse onderwijs veel te
duur is en geen goede resultaten heeft. Ik veronderstel dat u dat niet leuk
vindt, maar wees nu eens eerlijk: brengt dat hele bestel met centrale examens
en bovendien een grote kloof tussen scholen, verschillend al naar gelang de
arrondissementen waar men woont, waardoor de sociale mobiliteit die voorheen
wel door het onderwijs bewerkt kon worden is stilgevallen echt wel op wat men
ervan verwacht, zowel voor de kindjes als voor de samenleving? Wat het
onderwijs van mensen maakt, blijft overigens best voer voor discussie? Kan men
resultaten in concrete vormen van kennis verwachten? Laten we beginnen met de
vaststelling dat de school heel vaak en heel pertinent tekort schiet als het om
beroepsonderwijs gaat. Want daar moet de opleiding toch in het teken staan van
vakkennis, terwijl algemene kennis en – laten we het zo noemen – wijsheid
eerder in het atelier wordt overgedragen dan in een klaslokaal. Ook in
Vlaanderen blijft men te vaak strijden met theoretische modellen.
Wil
nu net dat het verwijt zijn dat u de heer Denis Payre toevoegde, dat hij zich
niet ideologisch wilde vastpinnen. Pragmatiek, vond Natacha Polony kan nooit
voldoende zijn om politiek beleid te verantwoorden. Maar Denis Payre vond nu
net, denk ik, dat de politiek zozeer een zaak van conflicten uitvechten met
ideologische concepten, dat het zwaarden worden in het gevecht, dat goed beleid
nagenoeg onmogelijk is geworden. Politici, stelt hij ook, slagen er niet meer
in zich aan een realitiy check te onderwerpen, omdat ze met hun concepten en
termen wel menen een greep op het grote geheel te hebben, maar in feite nergens
kunnen vertellen waar het dan in de praktijk op uitdraait. Misschien moet men
de ideologiekritiek opnieuw vooruit schuiven, maar zoals we weten, zijn er
nogal wat mensen die menen dat wie niet links is, niet nadenkt. Dan komen er
mensen als Denis Payre, die begrijpen dat die ideologie zelf niet meer gevoed
wordt door ervaringen & nieuwe observaties in het debat.
Dat
was de schok die ik gisteren moest ervaren, dat u de heer Payre in feite niet
echt een goede inbreng vindt hebben in de politiek. Maar u zal toch ook weten
dat politici vandaag weinig credit genieten bij de burgers. Sommige burgers
menen dat de staat alle problemen moet oplossen, zoals men aanvaardt dat de
overheid strenge regels over verkeersgedrag oplegt, met een strak
handhavingsbeleid dat ertoe leidt dat mensen die een kleine onoplettenheid begaan,
een paar km te snel, een boete moeten ophoesten, maar vervolgens in de
binnenstad of de bebouwde kom wel veel te snel rijden, want daar is vaak te
weinig controle. Maar als men de controle nodig heeft om het eigen gedrag te
regelen, maar vooral dat van anderen geregeld te zien, dan is er iets
fundamenteel fout: het onvermogen zelf afwegingen te maken.
“Nous
citoyens”? “Wir sind das volk”, “We the people” van Obama? Het gaat om een roep
die steeds sterker wordt. Men kent mijn aversie van de voorstanders van vrije
wapendracht in de VS, in de steden en suburbia, terwijl het in Montana of North
Dakota wellicht wel aangewezen kan zijn een vuurwapen bij de hand te hebben.
Niet om mensen te bejagen, maar gewoon om zich te verdedigen tegen beren en
mogelijke boeven, omdat de bewoning verspreid is en de politie niet overal kan
zijn. Maar het Tweede Amendement kwam er om ten tijde van de oorlog tegen de
Britten mensen toe te staan en een paar generaties geleden was het geen issue.
Nu blijkt de wapenindustrie er alles aan gedaan te hebben om hun omzet aan te
zwengelen en ze hebben gebruik kunnen maken van het zelfbeeld van Amerikanen.
Dan komt de bedenking van Adam Smith aan de orde: hoe dicht mogen zakenlui bij
het beheer van de staat komen – Adam Smith had het over kooplui – maar goed, de
vraag blijft gesteld.
Ik
denk men zakenlui niet mag of kan uitsluiten, de belangen te verdedigen en
openlijk aan politiek te doen. Lieve Joris zegde niet zolang geleden, dat er
met ons bestel iets mis is, waardoor vele aspecten niet meer als passend
gevoeld worden bij burgers. De dialectiek van een professionele politiek met
daarbij aansluitend een aantal instellingen die beleidsondersteunend werk
leveren – waarvan we de intellectuele eerlijkheid en integriteit niet in vraag
stellen – tegenover een bevolking die van dat politieke discours en van het
uitgebreide commentariaat de buik vol heeft, mag men niet uit het oog
verliezen.
De
zaak is, denk ik, dat burgers metterdaad geneigd zijn de politiek de rug toe te
keren omdat ze de indruk hebben dat politici niet meer begrijpen dat voor elk
probleem regels uitvaardigen, de strijd tegen de grote vermogens voorstellen
als een rechtvaardige zaak, terwijl het evengoed een vorm van naasting moet
heten, niet henzelf ten goede komt. De zaken zijn tegelijk niet eenvoudig te
bestieren, want we zitten niet in een situatie dat Europa een eiland zou wezen,
maar in wereldeconomisch systeem naast andere grote economieën functioneert.
Maar het zal niet helpen de oude kleinstaaterei op Europees vlak verder te
zetten. Tegelijk moet de politiek herkenbaar blijven. Daarover zou het debat
moeten gaan. Herkenbaar? De uitwerking van beleid moet men als passend kunnen
beoordelen, toch?
Men
zal begrijpen, mijnheer Caron dat we ook van u verwachten dat u de zaken in hun
veelvormigheid tracht te vatten. Velen onder ons hebben er de buik van vol dat
politici zich erop laten voorstaan de samenleving gelukkig te maken, want dat
is niet het geval. De politiek staat tegenover een samenleving waarvan zij niet
altijd veel zien. Wie ecologische doelen wil bereiken, wil ik graag aanhoren,
maar moeten vernemen dat ik zorg voor fijn stof en CO², terwijl ik geen auto
heb, of dat ik verantwoordelijk zou zijn voor de rampspoed die de mensen in
Bangui veroorzaakt, want dat soort gebeurtenissen ligt niet in onze macht. De
zaak is dat we wel weten dat in die landen de voorwaarden voor democratie nog
niet vervuld zijn, maar, om nog eens te verwijzen naar Lieve Joris, dat wij in
Europa ook moeten nadenken hoe we de politieke democratie vorm geven. Net zomin
als zij heb ik een eenduidig en helder antwoord bij de hand. Maar anders dan u,
meen ik dat het onderzoek wel degelijk van belang is. En als Denis Payre zich
wil inzetten voor de publieke zaak, dan vind ik dat best in orde. Of hij altijd
de beste antwoorden heeft, zal moeten blijken. Maar dwing hem s.v.p. niet tot
populistische taal, door alleen maar Ja of neen als antwoord te eisen. De
kwesties, inzake ondernemerschap, infrastructuur en zelfs, misschien het
verbaasd u dat, internationale verhoudingen vergen aandacht en ook het in kaart
brengen van de complexiteit.
Ik
vertelde net dat ik de les niet gelezen wil worden over de situatie in de
Centraal Afrikaanse Republiek of Somalië, Mali of Ecuador. Het blijft van
belang te beseffen dat daarom die situatie daar mij al wel aangaat, alleen,
zoals dat ook voor u geldt, kan ik de elites in die landen niet ter
verantwoording roepen. Maar de VN kan
dat wel. Nu, om de situatie in een land te beoordelen, hebben mensen als Bogdan
van den Berghe of John Van Daele, wereldberoemd in de wereld van de Vlaamse
NGO’s, blijkbaar goede en werkzame criteria, maar vijftig jaar
ontwikkelingssamenwerking hebben niet zo heel veel opgeleverd. Toch zijn een
aantal landen erin geslaagd, langzaam groeiend de hefbomen en vliegwieleffecten
van economie op gang te krijgen. Moet men alles zetten op economie? Ik denk dat
die benadering, zeker in de communistische variant heeft gefaald, maar ook het
kapitalisme kan niet zonder aandacht facetten, zoals Tomas Sedlacek heeft
betoogt. Het kan zijn dat een land met een kleine economie, waarbij de handel (alsnog)
beperkt is, geleidelijk endogeen groeit, omdat de elites zelf ook hun bijdrage
intern leveren. Het is niet zonder betekenis dat Europa, zoals Max Weber,
groeide naarmate men de cumulatie van kapitalen niet als het ultieme doel
stelde. Of, zoals Rob Riemen het blijkt te stellen, mensen zelf hun ding doen,
met passie, met toewijding lijkt me een betere attitude, maar ook ten behoeve
van wat ze doen, het ambacht, het metier.
Het
lijkt me, mijnheer Caron, dat u die kant van de zaak niet altijd weet te waarderen,
toch niet in het geval van Denis Payre en dat maakte het debat zo
verbazingwekkend. Maar zoals men kon observeren, Denis Payre liet zich niet van
het veld spelen, al kreeg u wel een open doekje. Het gaat er nog maar eens om,
dat u het discours meesterlijk hanteert dat de mensen kennen. Maar Denis Payre
heeft misschien meer dan u, een passie voor zijn beroep en wil het tot hogere
hoogten voeren.
Laten
we elkaar dus niet van alles gaan verwijten, maar nadenken hoe we het bedrijven
van politiek opnieuw als een dienst aan de samenleving gaan benaderen en niet
als een job. Ik durf het haast niet te formuleren, maar toch: niet alle
politici bedrijven de politiek met een passie die hoger reikt dan hun eigen
persoonlijke belangen, of de belangen van een groep. Dus, laten we afspreken
dat we allen, elk vanuit een eigen hoek, de zaken volgen en in onze
opinievorming het waardevolle erkennen dat de andere – de tegenstander? – ook
in te brengen heeft, waaraan u in uw – excusez le mot – wijsheid toch niet
gedacht had.
Met
vriendelijke groet,
Bart
Haers
P.S.
Ik heb mij over die Dieudonné niet uitgelaten, want het verhaal doet me teveel
denken aan een zekere hysterie. Maar de discussie moet gaan over de vraag of we
ons met elkaar kunnen verhouden zonder bijvoorbeeld een aantal verworven
Europese inzichten te verloochenen. Het gaat erom, denk ik, dat men toch eens
moet luisteren naar een Amin Malouf, die erkent dat een samenleven van meerdere
culturen in een politieke entiteit niet vanzelfsprekend kan zijn en dat het
goed gemanaged moet worden. Maar teveel druk op de autochtonen kan men ook niet leggen. Daarom denk ik dat
men die ene woordvoerder best niet zomaar het zwijgen oplegt, maar tegelijk ook
aangeeft waar het ons om te doen is.
Reacties
Een reactie posten