Het geluk onderzoeken?
Brief
Aan
het onderzoeksteam
Dat
menselijk geluk wil onderzoeken
Wat
we begrijpen kunnen en wat onvatbaar blijft
Brugge,
2 januari 2014
Geachte
dames en heren onderzoekers,
Jawel,
het bestaat, maar telkens je denkt te vindt, loopt het weg als water of zand.
Jawel, sommige mensen ontdekken plots dat ze een goede periode achter de rug
hebben en noemen dat geluk. Onbestendig zou het geluk zijn, het rand der
fortuin wentelt immers almaar door…
Natuurlijk
kijken we gespannen en aandachtig uit naar dit onderzoek, maar misschien zit er
wel wat ruis op de boodschap, want Guy Tegenbos had het erover dat we maar
enkele filosofen en psychiaters betalen om iets aan het geluk te doen. De
filosofen, sommige hebben zich de afgelopen jaren met veel ijver op het
vraagstuk gestort, maar soms vanuit bijzondere invalshoeken, zoals Alicja
Gescinska, die over het veroveren van de vrijheid schreef of Peter Bieri, die
over het handwerk van de vrijheid nadacht. Peter Sloterdijk maande ons aan tot
oefenen, want willen we ons leven veranderen, dan moeten we ernstig oefenen,
leren, maar de kritiek op het boek was soms wel lauw, want sommigen meenden dat
we meer ecologisch moeten leven, wat echt wel een verenging mag heten.
Maar
wat de wetenschappers willen onderzoeken is hoe men mensen met korte dan wel
meer intensieve boodschappen en berichten kan aansterken. Kan het zijn dat we
voor 40 % zelf ons geluk in handen hebben? Of dat we toch ook afhankelijk zijn
van de interacties met anderen of met andere breinen? Of zou dat laatste te
maken hebben met wat men volgens de krant als omgevingsfactoren moet
beschouwen, omstandigheden? Het blijft een merkwaardig verhaal, dat individuele
benaderen van geluk, zonder nu precies de aard van het beestje, het sociale
wezen dat de mens is, in rekening te brengen. Ben ik verantwoordelijk voor mijn
geluk of eventueel mijn misère en ellende? De kwestie sluit nauw aan bij de
andere vragen, over hoe we ons verhouden met anderen. Je hebt de filosofen die
menen dat de andere “de hel” zijn, maar er zijn ook filosofen die menen dat de
anderen, heerlijke meligheid, de voorwaarde zijn voor ons geluk, Feit is dat we
dezer dagen met velen zijn en dat niet elk contact heilzaam is, maar of dat altijd
te voorspellen valt, moet men niet proberen te bereiken.
Er
zijn over wel vele vormen van geluk, dat wil zeggen, er zijn
verschijningsvormen die we associëren met geluk, welbevinden, voorspoed, gaan
van een kortstondige euforie tot een langdurig persisterend welbevinden. Het
kan ook zijn dat een lange inspanning die succesvol afgerond wordt, leidt tot
een intens gevoel van tevredenheid, maar het kan ook zijn dat het succes weinig
betekenis krijgt, omdat we het te gering achten, op het moment niet aandachtig
genoeg zijn. Overigens, soms vraag ik me af hoe we het woord voorspoed, dan wel
voorspoedig Nieuwjaar, zijn gaan aanwenden en het zo vanzelfsprekend zijn gaan
vinden, dat we niet meer weten hoe het tot stand kwam. We begrijpen het, maar
het gaat om een intuïtief vatten, zoals het ervaren van voorspoed doorgaans ook
een intuïtief ervaren is.
Maar
goed, we hebben de afgelopen jaren geleerd dat we keihard moeten genieten, van
onze tuin, van onze geliefden, van een concert in de AB of de Opera, maar wat
keihard genieten betekent, als het al een betekenisvolle uitdrukking is, blijft
me duister. Aan de andere kant, voorspoed blijkt in ons welbevinden ook van
belang, maar ook hier helpt het allicht dat we het onderkennen, die verworven
voorspoed, want, zoals de ouden wisten en het Bijbelboek Job aangeeft, het kan
plots verzwinden.
Het
meest intrigerende aan het heel debat over geluk blijft de vraag of we het
kunnen leren, of we met andere woorden kunnen leren te leven.
Levensbeschouwingen die mensen een zekere focus aanreiken, al is het een leven
in het hiernamaals, lijken beter geschikt om mensen een aantal randvoorwaarden bij
te brengen. Tegelijk zien we dat mensen die soms moeilijk te overwinnen
problemen op hun weg ontmoet hebben toch vrede hebben met wat hen overkomt,
wetende dat er in die crisis of het verlies aansporingen verwerkt zitten om het
leven te omhelzen.
Wat
is het dan toch, denk ik dan, dat we zo hongerig naar geluk streven, terwijl we
het nauwelijks kunnen bevatten, de momenten dat we ons vervuld weten van
allerlei weldadige ervaringen en gevoelens. Zou het nuttig zijn mensen te
vertellen dat ze veertig procent van hun geluk zelf maar moeten realiseren. Zou
dat niet leiden tot nieuwe vormen van borderline gedrag? Dirk de Wachter zal er
wellicht meer aan kunnen bijdragen dan deze briefschrijver.
Overigens,
als je soms mensen ziet, jonge en oude die een reden hebben, een objectieve
reden om ongelukkig te zijn, maar toch rustig en met welbevinden in het leven
blijken te staan, dan begrijp ik alvast dat in die houding, inderdaad, het is
het ik dat zich bewust tot de dingen verhoudt, ook weer invloeden van buitenaf
verweven zitten. Je kan niet zonder de anderen, hoorde ik vroeger wel eens
iemand zingen, maar onze relaties tot anderen blijken vandaag vooral er een van competitie, machtsverhoudingen of
nog iets anders, al dan niet respecteren van de andere, hoe die ook is, ook als
het hem of haar minder gaat.
Maar
net daar valt veel te leren, denk ik, want als kind worden soms getraind om
beleefd te zijn, zonder dat we onmiddellijk inzien wat die beleefdheid nu
eindelijk voor nut heeft. Je hebt soms zeer vriendelijke mensen, die in een
andere context redelijk verbeten lui blijken. Maar je hebt mensen die gewoon
gemoedelijk anderen tegemoet treden, zonder zich op iets te laten voorstaan.
Beleefdheid is meer dan een zaak van onderdanigheid en kan niet enkel
voortkomen uit overwegingen van nut en doel.
Het
zal wel een ouderwetse preek lijken, maar ik denk toch dat we hier, verwijzend
naar discussies over liberalisme, determinisme en maximalisatie van het
profijt, moeten nadenken of we op die manier de zaken adequaat vatten en er
derhalve iets mee aankunnen. Maar tegelijk kan men moeilijk aannemelijk maken
dat de overheid het geluk van mensen mee kan maken, want het kan wel verwacht
worden de overheid dat enkele basisvoorwaarden, zoals behoorlijk onderwijs of
goede infrastructuur, een zekere mate van veiligheid, maar ook, voldoende
vrijheid voor rare vogels om hun keuzes te maken. De overheid, de politici die
menen dat zij mensen gelukkig kunnen maken, door anderen meer af te nemen dan
nodig voor het publieke welzijn, zullen er bekaaid afkomen.
Levensbeschouwingen,
maar ook verhalenvertellers, tragediedichters, zij leggen zaadjes maar voor
sommige menen werden het harnassen die hun eigen zwakke ruggengraat moeten
vervangen. Nu, de bestrijders van religieuze overtuigingen ontsnappen naar mijn
ervaring evenmin aan dat gebrek aan eigendunk en zelfbewustzijn, dat de ruimte
schept om het met anderen toch goed te vinden. Het Marxisme-Leninisme en andere
linkse bewegingen heb ik nooit als goede basis ervaren en toch waren er mensen,
zoals Louis van Geyt die de indruk gaven, na zijn tijd als voorzitter van de
Belgische Communistische partij een gelouterd maar ook een vrij mens te zijn.
Anderen daarentegen verzanden in een steeds heftiger uitdragen van hun eigen
boodschap. Wat een levensbeschouwing kan bewerken? Dat mensen in hun jonge
leven maar ook nadien er een aantal bruikbare mentale wegenkaarten in vinden,
die hen toelaten zich veilig te weten op hun levensweg, zonder dat ze bang zijn
al eens te dwalen of zelfs te verdwalen. Want dat is wat ik van gestaalde godgelovigen
en sommige vrijzinnigen altijd weer overhoudt: zij menen zozeer de werkelijkheid
te begrijpen en te kennen dat ze niet hoeven te vrezen te verdwalen. Hun
zekerheid siert hen niet altijd, denk ik dan.
Daarom,
hoewel ik uit overwegingen van antropologische aard niet zo snel geneigd ben
mij te richten tot exotische visies als Taoïsme of Zen-boedisme, net in die
benaderingen wel degelijk meen iets terug te vinden van het paradoxale dat in
de religies van het boek, inclusief het vrijzinnig humanisme net wordt weg
gevlakt. Ook het dilemma wil men wegredeneren, zoals in het debat over euthanasie
voor jongeren en anderen die niet (meer) mondig zijn, want artsen willen kunnen
handelen zonder door de rechter ter verantwoording te worden geroepen. Men zegt
mij dat dit hun handelingsvrijheid zou beperken, maar ik denk dat vooral de
kans bestaat dat andere omgevingsfactoren en dan denken we aan de invloed van
verzekeringsmaatschappijen het gaan halen op de individuele bekwaamheden van
artsen om met hun patiënten en de nabestaanden tot goed overleg te komen.
Vandaag lijkt men zich ongelukkig te voelen omdat men niet alles in eigen hand
heeft, ook niet het levenseinde. Bert Keizer vertelde in Boeken
dat het druk is aan de uitgang, want sommige artsen willen nog een laatste
onderzoek of therapie toepassen, terwijl anderemedici menen dat verder medisch
handelen weinig uitkomsten biedt.
Wat
we dit jaar nog zullen horen over dat onderzoek aan de Universiteit Leuven, zal
wel tijdig blijken, want de kranten zullen spectaculaire boodschappen graag
overbrengen en teleurstelling laten blijken als het onderzoek niet veel leert.
Johannes Witteveen, Alicja Herz-Sommer, Boris Cyrulnik, François Cheng, oude
mensen die niet voorbij lijken te gaan, gaven me afgelopen jaren wel
inspiratie, maar er waren er ook andere, jongere ook, die gewoon door hun
aanwezigheid en interesse mij alvast een omgeving boden waar ik me wel in kon
bevinden. Dat ligt voor iedereen anders, maar net die vaststelling zal wel geen
verrassing brengen.
Tussen
resigneren, wat volgens sommigen doodzonde is, accepteren van de gegeven
omstandigheden en een onverwijld, doorgedreven streven naar het best mogelijke
leven, zoals Tomas Sedlacek betoogt, kan niet zonder een begrijpen van het
morele sentiment. Het economische is ongemeen belangwekkend, maar er is meer
onder de zon. Zoals de aankleding van het leven, wat zoveel betekent als het
devies van Goethe naleven dat het goed is dat we aandachtig zijn voor onszelf,
de anderen en onze omgeving. Of zoals Voltaire het aan het slot van Candide
vaststelde: Il faut cultiver son jardin. En dan is het enerzijds de natuur haar
gang laten gaan en tegelijk ook, het langzame werk van enten en snoeien, leiden
en loslaten ter hand nemen. Zoals bij de opvoeding, zeggen sommigen, maar wie
planten wil leiden moet ze goed opbinden, maar tegelijk ruimte geven… zou het
anders zijn met kinderen en jongeren? Uiteraard, maar het gaat, denk ik, om
dezelfde ingesteldheid, waarbij men niet alles vooraf invult en toch een idee
heeft over wat men zou willen bereiken. Kortom, het handwerk van de Vrijheid
van Bieri blijft ter zake een goede handleiding, maar ook anderen, zoals
Sloterdijk, Fromm, Arendt en al die anderen, die afgelopen jaren onze aandacht
kregen. En dan wordt duidelijk hoeveel er nog niet aan bod kwam.
Valete
Bart
Haers
Zich gelukkig voelen is een stille kracht, is erkennen en erkend worden, geven en krijgen zonder berekening. Geluk wordt gevoeld en gedeeld, kan ook latent aanwezig zijn wanneer men door stoorzenders geen of onvoldoende perspectief ziet. Geluk is des mensen : men voelt zich gelukkig door anderen of juist ongelukkig indien niet gerespecteerd. Draagt een overheid bij tot het individueel geluk ? Jazeker, door billijk te zijn, door een beleid te voeren gericht op de grote levensvragen van haar burgers. Waarom lijkt alles vandaag zoveel ingewikkelder dan 30 of 40 jaar geleden, neemt techniek niet te veel de bovenhand, heeft men niet te veel ingezet op foute zekerheden ? En kan men het de burgers kwalijk nemen dat ze overwegen zich los te wrikken van de alomtegenwoordigheid van een reglementerende overheden – ook supranationaal - wanneer die instanties er pakweg niet meer in slagen een leefbaar pensioen te verzekeren. Indien burgers meer en meer aangespoord worden zelf voor hun pensioen te zorgen, is het dan nog billijk dat een overheid zoveel afroomt en de burger onvoldoende zicht krijgt op de geldstromen vooral in een gefederaliseerd land als België (zo wil ik persoonlijk graag dat er meer geld vrijgemaakt wordt voor de federale kunstcollecties maar ik vind niet dat een federaal museum permanent onderdak moet bieden aan een regionale collectie). En om de discussie helemaal te openen : welke private instelling kan zorg dragen voor pensioenen, wanbeheer is immers nooit recht te trekken, het betreft geen economische transactie van productie en ingebruikname zoals een spoorverkeer. Ach het is slechts één van de vele hangijzers...
BeantwoordenVerwijderenDe uitdagingen anno 2014 zijn groot; sommige dingen hebben we als individu in de hand ; meer tevreden zijn bijvoorbeeld en zich verwonderen over schoonheid, positief betrokken zijn bij de nabije en verre omgeving, minder competitiegericht zijn maar zolang dit als dada gehuldigd wordt in werk en leven - ik heb het grootste huis, de nieuwste keuken, de best betaalde baan, het grootste bureau, de meeste ondergeschikten etc etc... - kunnen we, vrees ik, slechts dromen. Inderdaad een begrip als beleefdheid is te complex om in twee zinnen te bespreken want er is geen standaard. Ook ik denk dat beleefdheid te veel vermarkt wordt terwijl beleefdheid ook oprecht en welgemeend kan zijn en veel meer dan loutere plichtplegingen bij professionele taken. Beleefdheid kan onderdanig lijken en onvolkomenheden maskeren, het kan ook onterecht als zwakte of oubollig gezien worden door iemand die andere (on)beleefdheidsstandaarden handhaaft. Ook beleefdheid maakt onze samenleving menselijk of willen we graag in een nieuwe jungle leven waar men enkel nog respect betoond voor vertrouwde en gekende gezichten, waar elk mens wolf of schaap is of beide ? Laat de snaken hun geluksonderzoek voeren en onderzoeksgeld spenderen (kunnen de heren en dames geleerden zich alsjeblief eens buigen over het belang en de kenniswaarde van dergelijke onderzoeksthema, ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de aan het licht gekomen malafide onderzoeken zelfs nog geen voorwerp van discussie en reflectie zijn geweest), onderzoeken leveren nieuwe of bredere kennis en inzichten op maar ik durf nu reeds op een briefje meegeven dat stip op nummer één een goede band met familie en vrienden (sociale kring) zal staan vervolgens de voldoening in professionele contacten en verdiensten enzovoort. Zal men daar aanbevelingen uit formuleren, op basis van welk onderzoek gevoerd met medewerking van wie, door mensen die in een cocon leven en naar de mensen kijken als ahistorische dierlijke wezens ? (deel 2)
Kunnen we niet gewoon samen besluiten elkaar meer als medemens te zien en minder als bedreiging of concurrent en ook de daad bij het woord voegen, kunnen we er zelf en bij de overheid op aandringen gul te waken over ontmoetingsplekken. Laten we opnieuw opvoeding een zaak van iedereen vinden en inzien dat we best iedereen inschakelen in een samenleving die niet alleen problematisch is maar ook veel moois te bieden heeft. Misschien kunnen we ons met zijn allen de moeite getroosten om de intellectueel die naarstig in zijn kamertje zit te schrijven beter naar waarde te schatten maar ook de jongen, die beslist een technische opleiding te volgen en meesmuilend bejegend wordt of zijn vriend die speelt met wiskunde en ontzag en respect krijgt van de ene helft, hoongelach van de andere helft, of de manager die verschrikkelijk veel geld verdient maar er wel in slaagt door inzet en inzicht recht te trekken wat anderen voor hem hebben laten verwateren, anderen die ook verschrikkelijk veel geld verdienden maar niet op hun falen werden aangesproken... aan goede bedoelingen gaat de wereld ten onder zeggen cynici, ik zeg "zonder ook." N. Jacobs
BeantwoordenVerwijderen