Maakbaarheid als middel
Kritiek
De
maakbare mens is mogelijk
Over moralisme en het
vrije oordeel
Yves Desmet schreef gisteren (Dinsdag 7
januari) in de morgen dat we mogen juichen, want de maakbare mens, de maakbare
samenleving is mogelijk. Heerlijke wereld waarin mensen niet meer roken. Maar
we gebruiken wel nog graag cocaïne en velen gaan ten onder aan stress of
gefnuikte ambities, die ons als maakbaar worden voorgesteld. Zo zeker ben ik
dus niet dat men mensen echt kan kweken. Meer nog, zou ik het willen dat iemand
als een God zou bepalen wat goed is? Anderzijds, de houding van de nieuwe paus
lijkt dan weer wel interessant. Het biedt een ander zicht op omgaan met mensen.
Het gaat dan ook om het ondragelijke gewicht van moralisme, in detailpunten.
Maar willen we – behalve in het diepst van onze gedachten – wel God worden of
spelen. Doen alsof is niet echt moeilijk, maar het blijft me duizelen als men
de maakbare mensen blijft promoten.
De vraag blijft overigens of met roken en het
laten van de sigaret wel echt bewezen zou zijn dat men mensen ten diepste kan
beïnvloeden? Het succes van die Franse koldereske figuur die de quesnelle heeft
uitgevonden, laat zien dat het allemaal wat wazig blijft. Nu lust ik wel graag
een bord quesnelle met aardappelgratin, maar voor het overige vind ik het
gebaar echt weer zoiets waar we niet teveel moeten over zeuren.
Alleen, wat moet ons dan wel bezig houden? De
vraag of we elkaar kunnen en mogen beïnvloeden en proberen er samen iets goeds
van te maken, proberen ook te omschrijven dat goede te omschrijven. Hoe gaan we
om met geweld in onze straten, na soms onzinnige schietpartijen? Wat doen we om
de agressie bij mensen op een aanvaardbare manier te kanaliseren, eerst en
vooral bij onszelf? En hoe organiseren we ons leven rond onze ambities die
elkaar wel eens lijken uit te sluiten.
Het verhaal, denk ik, blijft te mooi om het te
laten liggen: hoe we jaren geleden op de bus oudere mensen zagen roken en plots
werd het – terecht – verboden. Idem op de trein, in openbare gebouwen. Maar
toen de cafés het roken moesten verbieden, hadden bij een aantal wijze mensen
de alarmbellen mogen afgaan, want het café was en is een vrijplaats, waar
mensen elkaar vinden rond de toog of aan een tafeltje. Je hebt wilde
uitspanningen en mee gedistingeerde, maar het is een plaats waar men in
gezelligheid samenkomt. Soms lijkt het dezer dagen wat moeilijk om die oude
gezelligheid terug te vinden.
Een ander verhaal van maakbaarheid betreft de
inspanningen om de klimaatverandering onder controle te krijgen. Ik denk dat
het duurzaamheidsverhaal, hoewel de term te abstract is, beter geschikt is om
het doel te bereiken, dat we de aarde nog wat leefbaar houden. Niemand kan
betwijfelen dat we door het succes van de industrialisatie, waarbij ook de
exponentiële groei van de wereldbevolking – de term exponentieel is licht
overdreven – maar het brengt wel mee dat de uitputting van de landbouwgronden
en tegelijk het rooien van woud voor neveneffecten zorgt die ongetwijfeld
globaal werken.
De moeilijkheid is, zo blijkt, dat we ons via
ontwikkelingssamenwerking laten verleiden tot een overplanten van delen van de
welvaartstaat en andere facetten negeren. Bovendien is er de blijvende vraag
hoe we met de oorspronkelijke cultuur – of wat we als zodanig beschouwen –
doen. Tegelijk mogen we niet vergeten dat onze welvaart voor hen ongetwijfeld de grote droom moet
zijn. Het is niet zo dat men bij de analyse kan blijven steken dat de aarde in
de greep is van fundamentele veranderingen, want daar kan niemand om heen. De
vraag zal zijn hoe we de schadelijke neveneffecten oplossen. De hele discussie
over emissies van CO2 lijkt nuttig, maar spreekt niet tot de
verbeelding. Of liever, onze verbeelding richt zich op wat we dreigen te
verliezen en ik moet observeren dat mensen die het over maakbaarheid hebben van
personen en van de samenleving hierop geen antwoord hebben. Misschien ook wel
omdat men een zeer wetenschappelijke benadering voorop stelt, een kwestie die
niet zomaar terzijde geschoven kan worden, want wie zegt dat wetenschappelijke
inzichten alleen in formules en wetenschappelijke taal vertaald kunnen worden. Er
is, zeggen andere wetenschappers wel degelijk ook verbeelding nodig. Maar men
kan niet enkel het afschrikwekkende verbeelden: ondergelopen steden als New
York of London? Het kan ook dat we de steden deels verplaatsen en de
riviermondingen opnieuw vrij geven aan de natuur.
Nu komt het erop aan mensen te overtuigen van
bepaalde noodzakelijke veranderingen, die veel verder reiken dan hun dagelijkse
pakje Belga of Marlboro. Het gaat om de gemakken van het leven en de vraag of
we, u en ik, gemakkelijk afstand kunnen nemen van bijvoorbeeld onze mobiliteit.
In plaats van vliegtuigen te verkiezen zouden we moeten nadenken aan
lijnschepen, die minder energie verbruiken en uit de markt geprijsd werden
omdat tijd te kostbaar is. Zou het mogelijk zijn zo een trip van Antwerpen naar
New York of Sydney te maken en dankzij de beschikbare ICT niet geheel
afgesneden te zijn van de samenleving? Het kan toch denkbaar zijn dat we ook
binnen Vlaanderen van de kanalen gebruik maken voor rustig transport van
personen. Maar belangrijker is, denk ik, is dat men de mobiliteit van mensen
bevorderen wil, maar tegelijk bijvoorbeeld mobiliteit in verband met
ontspanning of andere aangelegenheden dan werk of economie eerder ongunstig
beoordeelt, wat ertoe leidt dat het openbaar vervoer niet echt aangepast is aan
bijvoorbeeld avondactiviteiten, zoals concerten, etentjes en wat al niet meer.
Het gaat globaal om vragen in verband met onze
levensstijl en hoe we tegelijk, om allerlei nuttigheidsoverwegingen tegelijk
als bijkomstig afvoeren. Maakbaarheid? Opvallend is dat men nu ook in De
Standaard schrijft dat mensen meer dan voorheen musea bezoeken. Maar het lijkt
ook alweer een problematische ondertoon te hebben, want dat zou de economie
niet ten goede komen. Maar waarom zouden we elke weekend naar de Piramiden of
andere meubelboulevards moeten trekken. Het is van belang te beseffen dat men
wel verbaasd kan zijn, omdat men gedurende decennia verteld heeft dat kunst,
dat musea elitair waren, terwijl niemand zegt dat kunst… a priori een zaak is
van sociale klasse, maar van vorming. En die moet men op school en via de
moderne media mogelijk maken.
Maar ten gronde blijft de vraag wie een
template, een blauwdruk kan hebben van de juiste, de gepaste, laat staan de
ideale mens? Godsdienstleiders hebben dat, weten we. Maar wie pleit voor
vrijheid en autonomie van de persoon kan toch niet a priori vaststellen wat het
passende leven of de passende besluitvorming zou wezen. Tenzij men stelt dat we
ons op de rede verlaten. De rede zijnde het menselijke vermogen adequaat
informatie te verwerven en op basis daarvan afgewogen keuzes te maken. Maar nu
blijkt men tot de conclusie zou gekomen zijn dat we helemaal gedetermineerd
zijn door ons brein. Dat anderen menen dat het ene brein wel degelijk
geconnecteerd is aan andere breinen, lijkt voor wie gelooft dat het brein ons
volledig stuurt, zelf volledig gedetermineerd is, van geen tel te zijn. In het
kader van het breinonderzoek meent men dan dat a) de vrije wille niet bestaat
en b) schuld noch verantwoordelijkheid van enig gewicht zouden zijn. Kan men
zich verlaten op dit model? Dan zou men inderdaad de stap kunnen zetten naar de
maakbare mens in de mate dat men het brein zo kan trainen dat het altijd tot de
juiste conclusies komt. Of dat wenselijk zou wezen, valt nog maar te bezien.
Tegelijk liet men de idee van de kritische
autonome mens geleidelijk naar de achtergrond verdwijnen, maar liet men het
idee niet geheel los, want men dient wel niet bepaald te worden door de
verkeerde autoriteiten, zijnde de kerk of andere religies. Nu kan men tegen die
autoriteiten, zeker als zij zich nogal enggeestig opstellen, wel veel
inbrengen, maar tegelijk, is het probleem van de autonomie toch op scherp
gesteld. Want wie het heeft over de maakbare mens, de maakbare samenleving moet
toch een idee hebben van wat er op het spel staat, waar men heen wil. Ach, als
het over roken gaat kan men moeilijk rationeel argumenteren waarom men ongezond
gedrag zou aanhouden, maar de vraag blijft of men van mensen kan verwachten dat
ze niet andere waarden dan alleen de gezondheid voor ogen hebben staan. Het
valt me op dat we sinds de jaren 1970 een hele weg hebben afgelegd. Toen klonk:
Il est interdit d’interdire” maar vandaag gelden op vele verboden, die te maken
hebben met politieke correctheid, zonder dat altijd duidelijk is of men daarmee
inderdaad mensen beter behandelt dan als men lak zou hebben aan die
correctheid.
Want op enig ogenblik blijkt men in een
situatie terecht te komen dat elk handelen dat niet beantwoordt aan
voorgestelde normen, als fout en zelfs nefast beschouwd wordt afgeschilderd en
de betrokkenen meteen afgeschreven. De kwestie blijkt des te urgenter omdat men
verrast blijkt dat mensen vinden dat wie zich misdraagt, ongezond leeft op
allerlei manieren meteen maar zelf de gevolgen moet dragen. Bovendien ontwaart
men in deze ook nog eens een sociale kloof, waarbij mensen die lager geschoold
zijn, minder vatbaar zouden zijn voor al die raadgevingen, over de opvoeding
van kinderen, consumptiegedrag en nog zoveel meer waardoor zij niet mee zouden
opgenomen worden in het grote vooruitgangsideaal.
In zekere zin kan men dit probleem onderkennen,
maar wie de discussie volgt over een nieuwe test bij zwangerschap om kinderen
met het syndroom van Down tijdig te detecteren en dat aan de ene kant mensen
opstaan die zeggen dat het moet, want elk leed moet vermeden en aan de andere
kant mensen waarschuwen voor eugenitisch beleid, blijkt duidelijk dat de
inzichten niet onverkort dezelfde richting uitgaan. Daarbij merken we ook dat
men kinderen die prematuur geboren worden steeds meer levenskansen kan bieden
en dat ouders dit ook van artsen verwachten. Het gaat om kinderen die na 25
weken, soms zelfs 24 weken geboren worden. De verworven vaardigheid kan men wel
met bewondering vermelden, maar mag het ook zo zijn dat men over de
wenselijkheid ervan gaat nadenken en hoe dit met ouders te bespreken valt. Hoe
wenselijk is het allemaal, die test en die toegenomen medische vaardigheden,
maar ook mag gezegd dat het verwarrend werkt.
In die zin blijft de vraag hangen hoe we met
die notie Maakbare Mens omspringen. Dat mensen
op grond van goede gronden aannemelijk maken dat we dat proces van verbetering
en uitschakeling van onnodig lijden moeten voorstaan, wil ik nog wel begrijpen.
De vraag is of men op die manier niet weer voor dilemma’s en paradoxen komt te
staan, mag men evenwel niet van tafel vegen. Want er zijn vele domeinen waar de
moderniteit op enige manier ethische vragen oproept, die niet enkel met
redelijke argumenten opgelost kunnen worden, zoals mensen van een vereniging
van ouders met kinderen met Down laat opmerken: sommige mensen legden in de
weegschaal dat hun relatie eronder door zou zijn gegaan als ze voor abortus
hadden gekozen. Anderen kiezen net voor abortus om hun relatie te redden. Wie
zal hier een heldere lijn trekken? Sociologisch onderzoek? Bevragingen? Maar is
dan het resultaat niet dat men aan die mensen die niet zouden kiezen voor een
laattijdige abortus de keuze van de meerderheid
zou opleggen, want, tja, de meerderheid heeft finaal gelijk? Misschien
ontneemt men die mensen de kans autonoom en met kennis van zaken hun eigen
keuze te maken, ook al gaat ze tegen de tijdsgeest in. Impliceert autonomie nu
net niet dat we tegen de visie van de meerderheid kunnen ingaan, zonder daar
nadien op aangesproken te worden.
Ik weet het, mensen die kiezen hun kinderen
niet te laten inenten roepen dit vraagstuk op en omdat ze dat doen op grond van
religieuze argumenten zijn we geneigd die keuze sowieso als fout af te wijzen. Nu
blijkt niet iedereen zomaar die dogma’s over bloedtransfusies en vaccinaties te
volgen, zeker niet als dat ouders voor onmogelijke dilemma’s plaatst: Trouw aan
de Gemeente of het kind redden? Men zal begrijpen dat op dat moment de
omgekeerde weg niet minder moeilijk zal zijn: het kind opgeven omdat dit
rationeel de beste oplossing is, maar nadien met een diep rouwproces
opgescheept zitten.
Mijn onderzoek naar dat begrip Maakbare Mens en de mensen die het project trekken, heeft
hiermee te maken dat ik moeilijk voor mezelf aannemelijk kan maken, dat men dat
project kan realiseren zonder precies autonomie en keuzevrijheid, waarbij men
ook bewust rationeel geachte benaderingen terzijde schuift, omdat die geen
afdoende oplossing of ongewenste (emotionele) neveneffecten zouden meebrengen.
Want het mag duidelijk zijn dat het ene leed het andere niet zomaar kan
opheffen. De vraag die men mij stellen zal? Of ik dan tegen de moderniteit ben
gekant. Het antwoord is dat dit de verkeerde vraag is, naar mijn oordeel, omdat
de vraag is hoe we met medische en andere technologische vooruitgang omgaan.
Niet alle verworvenheden die we als vooruitgang zien, kunnen we zonder meer als
vooruitgang beschouwen, want de effecten zijn niet altijd wat we wensen, zoals
met sommige psychologische proefnemingen is gebeurd. Het gaat erom dat we over
die afwegingen, over de doelstellingen en de middelen om die te bereiken kunnen
van gedachten wisselen.
De Maakbare
Mens als denkwereld kan ik wel
waarderen, maar als Yves De Smet de zaak zo voorstelt dat het kan, dat door
middel van het uitwerken van antirookbeleid succes is geboekt de maakbare mens
en de maakbare samenleving inderdaad en metterdaad mogelijk is, ben ik wel
beducht. Niet alles moet men zomaar aannemen en onderzoek dringt zich op.
Koo van der Wal schreef een bundel onder de
titel “Wat is er met de ethiek gebeurd? Over ethisch denken onder laatmoderne
omstandigheden”[1] waarin
de problematiek van de open systemen, waarbij we in ons handelen niet enkel
lineaire causale relaties en dus rechtstreekse relaties tussen handelen en
gevolgen impliceert. Men kan zich, aldus van der Wal, niet aan de onbedoelde
neveneffecten onttrekken en dat geldt, denk ik ook voor wie het over de
maakbare mens wil hebben. De oogmerken mogen moreel in orde zijn, wat er
allemaal aan neveneffecten bij kan komen, zal men toch ook in ogenschouw moeten
nemen. Van de kernfysica die leidde tot diagnostische en therapeutische mogelijkheden
leidde, maar ook tot de atoomwapens. En dan blijven we vanzelfsprekend nog in
een vrij eenvoudig schema.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten