euthanasie en levensdrang
Reflectie
Wat een mens lijden kan
Het
verhaal van een overlever in tijden
Van
euthanasie
Passie?
Natuurlijk, het behoort tot de menselijke conditie bewogen te zijn door de
dingen, zichzelf, andere mensen, het universum, de verbeelding en het denken,
het vermogen te denken. Waartoe die passie leiden kan, het blijft nog altijd
het mooiste cadeau en mag ik dat “het leven” noemen?
In de krant viel te lezen dat
het taboe over euthanasie stilaan geslecht lijkt in België, dat het aantal
wilsverklaringen is toegenomen en dat alleen nog de artsen een probleem lijken.
Jean-Jacques De Gucht, die gespecialiseerd heet in de materie kraait victorie.
Els van Hoof van CD&V stelt vast dat de controle minimaal is. En ik? Dat
doet er niet toe, ik vraag me veel af, ben verward over wat er nu eindelijk
gaande is en wat men wil. Bert Keizer schreef onlangs een boek waarin
hij een aantal stukken bundelde over hoe druk het kan zijn aan het sterfbed. En
dan is er nog het verhaal van Krista Bracke, onder andere, waarin mensen het
leven willen leven, ook al komt er veel gewenning aan te pas om verlies van
autonomie te verstouwen. Maar, zegt zij zowel op de radio als in de krant, zij
kon het leven niet loslaten en kan nu leven met het feit dat de artsen een
zwaar middel toedienden, dat haar ledematen aantastte, maar het leven voor haar
mogelijk maakte. En zij vertelt dat zij boos was, toen ze vernam dat de zangeres
en televisiepersoonlijkheid Yasmine
uit het leven stapte, want het viel voor haar niet te rijmen, met elkaar te
verzoenen. Nu, soms lijden mensen, ongemerkt en dan komt zoiets uitermate
onverwacht aan.
Laat duidelijk zijn, de wet
die euthanasie mogelijk maakte, leek en lijkt mij een goede benadering om het
steeds complexere levenseinde voor patiënten en voor artsen goed te omkaderen.
Maar er zijn mensen die menen, terecht of niet, dat palliatieve sedatie een
foltering zou zijn, maar wat wij beleven als omstanders en wat de moribundus ervaart, is nog een ander
verhaal. Maar dat we vernemen dat men jongeren die psychisch ondragelijk
lijden, ook in aanmerking genomen wilde zien,
dan komt men op een terrein waar
toch wel enige reflectie geboden is. Gelukkig was dit slechts een strategisch
aanbod om het essentiële te redden. Spontaan denk ik hier aan een aantal
bedenkingen van Peter Sloterdijk in Kritiek van de cynische rede, waarbij men
het leven hoog zegt te achten, maar het mag geen pijn verdragen impliceren. Zeg
dat aan mensen die door het oog van de naald zijn gekropen.
De blijvende politieke strijd
voor de uitbreiding van de wet omtrent het levenseinde, brengt aandacht op voor
een aantal facetten, maar negeert andere. Autonomie van de persoon is
belangrijk, maar verliest iemand aan waardigheid omdat de thuisverpleging de persoon
in kwestie moeten helpen zich te kleden voor de dag? Of is die hulp net een
mogelijkheid om het leven nog op eigen kracht te vieren? Ik weet het niet voor
mezelf, maar ik weet dat anderen, die mij voorgingen dat als een klein offer
zagen om nog iets te beleven, van hun eigen leven, maar ook van het geluk van kinderen
en kleinkinderen iets te proeven. Onnodig lijden vermijden? We schreven het
vroeger al, het succes van de geneeskunde verdient alle lof en zelfs meer, maar
tegelijk, men lijkt zich niet open te stellen voor de consequenties die dit
oplevert. Dat is dat we ouder worden, dat we aan het einde bezocht worden, op
hoge leeftijd, met allerlei aandoeningen.
Niemand zal het succes van de geneeskunde in twijfel trekken, al
zijn er binnen sommige religieuze bewegingen veel remmingen om er gebruik van
te maken, zoals bloedtransfusie of vaccinaties… Aan de andere kant, experten
van allerlei aard raden ons slag om slinger aan tot allerlei vormen van
matigheid die vroeger met kloosters en eremijtendom waren verbonden. Anderen
zeggen net dat we toch wel eens wat whisky of wijn mogen/moeten drinken.
Anderen zeggen dat brood ons nodeloos snel laat verouderen… begrijpe wie kan,
maar het ontbreekt aan al die fragmentarische informatie aan een visie. Van
filosofen en van volwassenen in het algemeen mag men verwachten dat zij, met
beschikbare kennis er het beste van maken. Maar als het lot tegenslaat, zoals
mensen ervaren die diabetes krijgen of een andere ziekte, dan wordt hen dat wel
eens aangerekend. Men zegt dan dat de solidariteit afbladdert, maar misschien
is het net iets anders, het onvermogen de fataliteit van het bestaan en van de
eindigheid onderkennen.
Wie vandaag geboren wordt,
zegt men, wacht een leven van zeventig, tachtig of zelfs meer jaren. Aan het
begin van de weg is het een lange autoweg, maar geleidelijk ontdekt men dat er
vele kronkels in zitten en dat we vaak veel met onszelf en anderen te stellen
hebben. Toch merk ik niet onmiddellijk pogingen om mensen, jonge mensen te
vertellen hoe men met die schier eindeloze levensverwachting om kan gaan. De
uitdaging is niet alleen succes te boeken, dat mag, wensen we eeniegelijk toe,
maar een goed leven te leiden, zoals onder meer Foucault dat leerde bij
Socrates en anderen. Ook Nussbaum bezon zich over kwesties als deze, net als
Susan Neiman[i].
Foucault stierf tamelijk jong na een zwaar leven – buiten zijn ambt als
hoogleraar – met name in de dark rooms in San Francisco. Ook Fromm onderkende
deze uitdagingen toen hij over de zelfstandige mens, over de angst voor de
vrijheid en de kunst van de liefde nadacht.
In het debat over euthanasie
valt op dat men niet over de betekenis van het (volle) leven lijkt te spreken,
maar alleen van de donkere zijde ervan, het lijden, dat daarom vanzelfsprekend
zinloos, uitzichtloos en ook nog eens onnodig zou zijn. Terwijl men toch ook
ervaren kan dat sommige mensen, volkomen buiten hun wil om of gewoon als
verlengde van hun lange leven ermee in aanraking komen en het voor lief weten
te nemen, omdat ze nog veel andere dingen overhouden.
Men kan inderdaad niet stellen
dat mensen dwingend in leven gehouden moeten worden, wat, nu de gezondheidszorg
zo ver gevorderd is, toch wel niet zonder problemen is. De eed van Hypocrates,
de ambtseed van artsen, heb ik mij laten vertellen, laat een zinvol omgaan met
het levenseinde toe, zonder in medische hardnekkigheid te vervallen. Bovendien
merkt men al eens dat bepaalde richtlijnen die door experten worden
uitgevaardigd, op gemanipuleerd onderzoek zou kunnen berusten. Ook voor artsen
blijft het een kwestie van in voorkomende gevallen zeer complexe afwegingen. Kan
men die dilemma’s wegmasseren?
De zaak nu is dat experten
inzake euthanasie terecht de waardigheid van de persoon en de autonomie van een
mens willen vrijwaren voor gesol en drukte, maar tegelijk gaat het om den duur
verwarren, als men elke vorm van lijden gaat afwijzen. Wat moeten mensen dan
die ongewild of hoe dan ook plots met de grenzen van hun fysieke integriteit
geconfronteerd worden? De autonomie van de persoon blijkt voor velen een
cruciaal gegeven, maar hoe dit in het concrete geval opgevat kan worden, blijft
nog maar de vraag. Volstaat het zeggen dat men alles zelf kan doen? Zelf
broodjes smeren, zich wassen, auto rijden en nog wel enkele dingen meer, zoals
volop genieten van de lust. Uiteraard kan men zich dan zeer zeker gelukkig
prijzen. Maar of het wel altijd even erg voor de betrokkene uitpakt als er
ergens iets gaat schelen? Er zijn steeds meer mensen/vrouwen die zelfmoord
plegen. Maar er zijn ook mensen, (jonge) vrouwen die voor de Islam kiezen,
misschien wel omdat ze bepaalde aspecten van het moderne leven niet meer kunnen
volgen.
Jaren geleden, toen de strijd
om abortus volop woedde, ging ik eens luisteren naar zo een adept van Pro Vita,
gewoon om te weten hoe hij zijn
boodschap zou brengen. Nadien luisterde ik uiteraard ook naar andere klokken,
vooral de vrijzinnigen, maar ook gewone mensen. De abortuswet is er gelukkig gekomen,
maar tegelijk bleek men naderhand nogal onverschillig voor de vrouwen die met
hun keuze voor abortus in problemen kwamen. De technische handeling is een
zaak, wat het teweeg kan brengen, dus ook een vorm van leed, bleef doorgaans
onderbelicht. Nu moet ik zeggen dat ook die mensen van pro vita daar veeleer
blind voor waren.
Het menselijke bestaan is een
bewust omgaan met de dingen die ons overkomen en dat maakt dat er weinig zaken
zijn die ons niet raken, maar tegelijk dat we in staat zijn daar zeer klinisch
over te denken. De kwestie is dus dat we ons, gelukkig maar, rationeel kunnen
buigen over kwesties van gezondheid en levensgeluk, maar al te vaak gaat het
over de techniciteit van de zaak. Handen aan het bed! Maar dan vooral om sondes
te steken, doorligwonden te verzorgen en andere fysieke ongemakken op te
lossen. Aan de psychische ondersteuning besteden we merkwaardig genoeg weinig
aandacht.
Mourir,
cela n’est rien,
Mourir
la belle affaire,
Mais
vieillir… ô viellir
Jacques
Brel, Vieillir
Het is een chanson waaraan ik
vaak terug denk, omdat het zo een scherpe vorm van klacht was, die mij slechts
geleidelijk duidelijk werd – gelukkig maar. Het gaat om de vraag van mensen dat
ze zelf autonoom willen blijven, maar tegelijk, merkwaardig genoeg, dat ze niet
goed weten, denk ik, hoe ze het kunnen aanpakken. Voor sommigen gaat het
blijkbaar vanzelf, zonder grote schokken, voor anderen blijkt het
onoverkomelijke hinderpaal. Daarbij komt dat men vaak zorg, welgemeende zorg
gaat beschouwen als bemoeienis, bemoeizorg en daar heeft men het begrijpelijk
genoeg lastig mee. Resignatie en acceptatie? Waarom zou men dat niet geleidelijk
zien als deel van de condition humaine, zonder daarom te vergeten dat men als
mens dwaalt, zolang men niet ophoudt te streven.
In het licht van deze facetten
van ons bestaan, dat voor elk altijd weer anders is, vooral anders ervaren
wordt, beleefd wordt, hoezeer we in de kracht van ons leven bezig waren het
alles zelf te beheren, te mennen, te leiden, wordt dat op enig moment misschien
te zwaar. Ik denk dan dat de hele discussie over euthanasie teveel een
techniciteit een aangelegenheid van kunnen wordt en te weinig de mens als
(leidend en lijdend) wezen in beeld houdt. Hoe we horen te doen? Levenskunst,
maar er is er een probleem, er bestaat geen handleiding voor. Dus er is geen
betamelijk antwoord.
Er zijn nog zaken die aan bod
komen, zoals de gedachte dat alleen maar perfecte jongens en meisjes het volle
leven zullen kennen, terwijl de middelmaat met kruimels tevreden zou moeten
zijn. Althans, dat viel op te maken uit een stuk in DS van vrijdag 23 januari.
Ik weet het niet geheel zeker, maar dat gedoe over toppers en verliezers, die
het aan zichzelf te danken hebben, daar kan men toch wel een paar vraagtekens
bij plaatsen. Maar laten we nu niet doen alsof alleen rechtse zakken dat discours voeren, de Morgen of Humo, die
journalisten en commentatoren kunnen er ook weg mee. Maar of men perfect kan
zijn? Alleen, denk ik dan, in hoofde van mensen die zichzelf een zekere mate
van perfectie toekennen of die, zoals in sekten gebruikelijk is, zichzelf ingewijd
weten in het juiste leven, de perfecte levensweg gevonden denken te hebben en
daarvan de regels onder de knie hebben. Iemand verweet mij ooit, op mijn blog,
dat ik ten onrechte hoog opliep met Goethe en diens roman “Wilhelm Meisters
Lehrjahre”, een werk dat inderdaad beantwoordt aan een wijd verbreide mode aan
het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw, met
geheime genootschappen, inwijding en ritueel, rituaal. De illuminati was zo een
groep die in Duitse landen veel aanhang kende en die ook enigszins afstraalde
op de latere vrijmetselarij. Nu, Goethe geeft zelf ook af in de roman op die
mode, maar hij weet er ook iets mee te doen. Sommige figuren lijken eerst bordkarton,
maar worden vervolgens, soms onverwacht zeer levendig of grijpen ons alvast bij
de arm, zoals de wondarts, die met een sterk gif bij de hand rondreist en andere
mensen raad geeft in ’s levens geheimenissen.
Een ander element dat
samenhangt met die hang naar perfectie is de omgang met techniciteit en de
mogelijkheden ons leven te verbeteren. Niemand zal ontkennen dat er veel goeds
is uit voortgekomen uit het nog steeds voortgaande wetenschappelijk onderzoek,
maar hoever moeten we gaan, voor we onze menselijkheid en eindigheid, onvolkomenheid
uit het oog verliezen? Jawel, sommigen willen eraan ontkomen via de religie,
anderen, zoals Leo Apostel wil er via een atheïstische spiritualiteit mee
omgaan, zonder goed te kunnen of te willen aangeven waar hij dan uitkomen zal.
Totalitaire regimes tot slot, bedenk ik mij, hadden en hebben heel sterk de
neiging zich een beeld te vormen van de lichamelijke perfectie, maar van de geestelijke
perfectie, wie kan zich daar een beeld van vormen? Net het geestelijke ontsnapt
aan de kracht van de verbeelding, dus al zeker de geestelijke perfectie. Maar
wie bijvoorbeeld enigszins ingelezen is in de traditie van de geestelijke droom
van perfectie, zoals het werk van Augustinus van Hippo, die zich kantte tegen
zowel de Donatisten – die van hun priesters eisten dat zij perfect en volkomen
zonder zonde zouden wezen – maar ook van het (Perzische) Manicheïsme – die geloofden
dat de aarde het strijdtoneel is waar het Goede (perfecte?) en het Kwade met
elkaar in de clinch gaan en de mens voortdurend tussen hamer en aambeeld
gekneld zit – begrijpt dat religies die er geen oog voor hebben dat mensen
alleen maar tot stukwerk in staat zijn, zoals Paulus schrijft, terwijl ook
Emmanuel Leroy-Ladurie over het occitaanse dorpje Montaillou, toelaat te merken
dat de inquisiteurs de vermeende ketters onder andere in de schoenen schoven
dat ze geloofden in die perfecti. Gewone mensen dromen er misschien van, maar
weten dat zelfs de koning of de keizer op sommige plaatsen te voet moet gaan.
Schreef ik religie dan merk ik dat Leo Apostel van “gewone”
atheïsten ook niet altijd zo een hoge pet opheeft, omdat ze zich zo zegezeker
voelen zich van de rede te kunnen bieden, dat het een fetisj wordt. Men kan
niet zomaar uitgaan van de gedachte dat men ermee kan volstaan te zeggen dat
men zich van de rede bedient, want dat moet blijken uit de argumenten, maar ook
van het proces van besluitvorming. Apostel schrijft ook, denk ik –
voorzichtigheid is hier geboden – dat er zelfs voor een vrijzinnig humanist
buiten het terrein dat via de rede kenbaar is, noodzakelijk een terrein is
waarmee hij zich met die kenbare wereld kan verbinden of minstens tot een zich
transcenderende verhouding kan voeren, via een mystieke oefening, zonder dat
God daarbij omtrent komt. In het kader van onze reflecties over de strijd voor
euthanasie, dan wel een debat over een menselijk levenseinde, komt het me voor
dat die bedenkingen van Apostel ook hun betekenis hebben.
Nog eens, het leven schenkt
ons veel, maar niet alles dat we in de schoot geworpen krijgen, blijkt even
gemakkelijk te verstouwen. De tragische facetten, de ongewilde gevolgen van op
zich goede daden kunnen ons in onze eigenheid en integriteit diep raken, maar
toch, er is niet enkel Krista Bracke om ervan te getuigen dat een leven ondanks
die problemen, zware aandoeningen of verwondingen best leefbaar kan zijn, zelfs
sensueel en misschien des te sensitiever, maar daar valt niet over te oordelen.
Net zo min zal ik iemand beoordelen die uit het leven stapt, stuntelig, of
onder medische begeleiding. Dezer dagen leest men bijna maandelijks berichten
over welke chirurgen, behandelende artsen er de beste zijn in het land. Soms is
dat op goede gronden, maar de andere artsen zijn daarom geen prutsers. Alleen,
de moeilijkheid is, denk ik, dat we met die benadering gemakkelijk ons
vertrouwen in de artsenij verliezen en erger nog, met de recensies via internet
verworven, onze arts gaan kiezen. Het transport, of beter, de vraag of het
klikt speelt ook een rol, alle techniciteit ten spijt en zeker in de
psychiatrie is dat niet zonder belang.
Dit zijn reflecties, geen
betoog voor een juiste en eenduidige kijk. Hiermee wens ik geen slag om de arm
te houden, maar wel aan te geven dat het niet het oogmerk is de klare lijn van
de striptekenaar te hanteren, maar net de verwarring die zich voordoet wanneer het
om het leven en de kwaliteit van leven gaat, zo ook de kwaliteit van het
overlijden in het geding is. Autonomie is daarbij een groot goed, maar goede en
intieme verstandhouding met de naasten – in de letterlijke zin van het woord –
en met het verzorgend personeel hebben ook hun betekenis. Men kan mij verwijten
dat ik daarmee enig inboeten aan autonomie zou accepteren, maar ik denk dat de
notie autonomie zo begrijpen het begrip zelf en vooral de omgang met anderen
tekort doet. Heteronomie en autonomie kunnen beide tot machteloosheid, verlies
aan integriteit leiden. Autonomie impliceert niet dat de andere een kwelduivel
wezen zou, maar dat die ander misschien net, onverhoopt, een beschermengel in
donkere dagen of uren. De intimiteit met anderen kan net dan een troost zijn,
wanneer we zelf wanhopen. In de hele discussie over euthanasie gaan
specialisten uit van heldere begrippen en verhoudingen, maar al doet het leven
geen cadeaus, al is het triest op Orly op zondag, dan nog, kan de gedachte aan
die ene of die enkele naasten de triestheid opheffen.
Daarom, wens ik mij tot slot
te richten tot een door de krant tot specialist inzake euthanasie uitgeroepen
senator, probeer eens te denken aan mensen die ondanks alles de strijd om te
overleven toch nog belangrijker vinden dan een exit zonder pijn, als het hen
uitkomt. Omdat net die gedachte, aan een exit voor het volbracht is, naar hun
zin, hen wanhopig zou kunnen maken. Mag het nog, bij overwegingen als deze de
ambivalenties en vooral inconsistenties van het bestaan in rekening te brengen?
Mocht alles helder zijn, dan zou dat ook wel eens bijzonder opaak kunnen
blijken, want we zouden geloven dat we weten wat komen gaat, maar het enige wat
zeker is, blijkt te zijn dat we zelf elke kans op een moment van welbevinden
uitsluiten. En dan verzucht of belooft Faust vergeefs:
Werd ich zum Augenblicke sagen:
Verweile doch! du bist so schön!
Dann magst du mich in Fesseln schlagen,
Dann will ich gern zugrunde gehn!
Dann mag die Totenglocke schallen,
Dann bist du deines Dienstes frei,
Die Uhr mag stehn, der Zeiger fallen,
Es sei die Zeit für mich vorbei!
(Goethe Faust I, vs
1698 – 1706)
Nu mag men tegen Goethe veel inbrengen, maar niet dat hij een
oubollige vrome man was, want de moderniteit was hem dierbaar, de zijne, maar
hij dacht er wel grondig over na. En het heidense trok hem wel.
Bart Haers
[i]
Jawel, we komen we wel eens meer die namen tegen, net
omdat zij zonder te pretenderen pasklare antwoorden in de aanbieding te hebben
net wel de ruimte bieden goede instrumenten aan te reiken om de vragen te beantwoorden.
Reacties
Een reactie posten