Ratio & emotie
Dezer Dagen
Het gevoel als bijdrage
Het
sentimentele versus de emoties
Dezer dagen kwamen de Ulanen
weer tot leven, want de herdenkingen rond 1914 - 2014 beginnen op gang te
komen, na de vele voorbeschouwingen. Zoals
ik al eerder schreef, blijft het mij verbazen dat we rond 1914 een herdenkingsindustrie
op stapel zetten waarin iedereen wordt meegezogen. Tegelijk voelt menigeen zich
door die herdenkingsindustrie verveeld, vervreemd en zelfs enigszins belazerd,
want de verhalen die we krijgen – ook iets dat me al tijden intrigeert – gaan voorbij
aan de processen van besluitvorming. Politici, zo blijkt – meestal uit hun
memoires of afscheidsredevoeringen – voelen vaak pas dan de noodzaak te
biechten dat ze in hun besluitvorming vaak gehinderd werden door andere
machten, waar ze geen greep op kregen. Jaurès? Camille Huysmans of Eisenhower,
zij ervoeren, dat ze met hun argumenten en hun voorgevoel complexe mechanismen
van besluitvorming niet konden doorbreken. Jaurès werd vermoord, Huysmans werd
in de Belgische politiek wat hij al was, een buitenbeentje na de poging tot een
vredesconferentie in 1917 en Eisenhower, de man die de oorlog in Europa in mei
1945 kon beëindigen, merkte als president dat hij op de planners van defensie
en bedrijven die hun oorlogstuig wilden slijten geen vat kregen.
Er zijn ook andere
gebeurtenissen die ons beeld kunnen vervolledigen, zoals de discussie over de
Oorlog in Vietnam, waarbij Daniel Ellsberg een hoofdrol speelde door de
Pentagon Papers gepubliceerd te krijgen in de Washington Post. Toch zal men
Watergate vooral herleiden tot de paranoia van Nixon. De zaak Snowden, dezer
dagen, laat zien dat er inside informatie nodig is, opdat we inzicht zouden
krijgen in wat tot besluitvorming aanleiding kan geven.
Het verhaal gaat dat we
vandaag alle middelen moeten inzetten om onze veiligheid te waarborgen, aldus
de burgemeester van Mechelen, waarbij hij verwijst naar a) mensen die rijden
zonder verzekeringspapieren, b) rondtrekkende dievenbenden, c) mensen die
achterstallen hebben bij belastingen en andere instanties… Moeten we onze
overheid vrezen? Of mag de overheid ervan uitgaan dat elke burger potentieel
inbreuken zal plegen? Mag een politicus dat veronderstellen?
Het zijn vragen die men in het
actuele debat niet kan aansnijden, zonder voor naïef gehouden te worden, maar
als men de geschiedenis van de afgelopen XXste eeuw bekijkt, zal men de
geschiedenis bekijken als het verhaal van wreedheid, moorddadigheid en
onaanvaardbare ideologieën en het valt moeilijk zich een ander beeld te vormen.
Vanuit deze gedachte wens ik de zaak van de veiligheid te bekijken, liever dan
vanuit de tegenstelling, het Obstinato dat vrijheid de veiligheid in het
gedrang zou brengen.
Want laten we wel wezen, zelfs
wie hardnekkig blijft beweren dat de jaren dertig de decade van Hitler was, van
een gemilitariseerde jeugd en politiek van autoritaire bewegingen, zal moeten
erkennen, dat enerzijds in verschillende landen ook ruimte bood voor bewegingen
die net de andere kant opkeken en van individuen, die ernaar streefden tegen de
stroom oproeiend een andere weg op te gaan. De zaak is deze dat men de
geschiedenis van de Vredesgedachte noch de geschiedenis van de Europese
gedachte en tot slot de opbouw in velerlei opzichten van de samenleving, van de
industrie en technologie tot en met de kunsten.
Zou het kunnen dat onze zin
voor distincties en onze neiging aan de hand van methodologische onderscheiding
van onderzoeksgebieden ons vermogen tot synthese heeft aangetast, dan speelt
ook ongetwijfeld mee dat we in zekere zin gevangenen zijn geworden van een
bepaalde vorm van rationalisme. Die bestaat erin dat er niets gebeurt zonder
een voorafgaande oorzaak, zodat we, naar het inzicht van Spinoza, mogen
besluiten dat er in deze wereld mechanismen en lijn van causaliteit aangetroffen
worden, waarbuiten niets kan bestaan. Nu lijken sommige onderzoekers er niet
meer zo zeker van of Spinoza werkelijk zover zou zijn gegaan in zijn
deterministische visie. De vraag is pregnant, omdat we met een analoog probleem
te maken krijgen als dat van de goede god die het kwaad in de wereld laat
bestaan? Waarom kunnen we niet alles voorspellen en eventueel voorkomen? Ons
denken is getraind, zeggen sommige onderzoekers in lineair denken.
Maar die benadering brengt ons
al een heel eind, er is ook een andere mogelijk, waarbij ons afvragen waarom we
het handelen van de mens, in het domein van de economie vooral, zien als
uitermate rationeel. Sommigen, zoals een Eric Corijn stellen dan weer vast dat
de mens niet zo rationeel is of kan zijn, omdat (gewone) burgers niet over alle
nodige informatie beschikken. Jammer maar helaas, ook minder gewone mensen als
bankiers beschikken wel eens over onvoldoende info en maken soms foutjes. Martha
Nussbaum ligt in Vlaanderen niet op de bovenste plank als om waardering van
filosofische reflecties gaat, maar haar pleidooi om de gevoelens, de emoties in
onze omgang met de werkelijkheid een plaats te geven, kan toch wel met
argumenten gestaafd worden. Sommigen zullen dat onmiddelllijk en evident
vinden, dat die emoties ons denken niet mogen bepalen, want dat verstoort het
juiste en rationele denken. Let wel, we hebben het niet over sentimentaliteit
en het bespelen van sentimenten, ressentiment of angst vanwege bestuurders en
opiniemakers. Onze waarneming van de dingen, de banale en de bijzondere, kan
ons diep raken of onverschillig laten, maar we merken dat, om nogmaals naar Richard
Sennett te verwijzen, dat de kennis van experten, die aanvaard wordt omdat de
producent van het inzicht erkend wordt, vaak tekort schiet als het om een goed
begrijpen gaat van wat gaande is.
Men zal wel eens spreken over
Achilles van Acker of August de Schrijver, de Kerstboodschap van de CVP uit
1945, misschien zelfs over het programma van de VU in de jaren 1950 en 1960,
werk in eigen streek, maar zelden, denk ik, zien we dezer dagen politici
opdraven met een programma van die omvang en met die mobiliserende kracht. Ten
eerste maken de meeste plannenmakers in de partijhoofdkwartieren geen gebruik
van de mogelijkheid dat mensen zo een programma wel zouden kunnen
onderschrijven. Meer nog, men bespeelt met verve een beperkt aantal emoties,
sentimenten om ons tot de gedachte te brengen dat er geen alternatief is. De
rationele onderbouwing zou volstaan om iets juist of niet juist te noemen.
Het valt op, dezer dagen slaat
men ons plat met verzekeren tegen onheil, maar blijkt men investeringen in de
toekomst, zelf, hoe vreemd toch, de zin voor avontuur te beknotten. Jawel, we
mogen op rally naar de Andes, we kunnen ons inschrijven voor een of andere
gevaarlijke tocht naar de grenzen van de beschaving, maar we moeten wel zeker
zijn dat we terugkeren. Zelfs als er vrijwilligers zouden zijn naar Mars,
waarvan we zeker zijn dat een terugreis er niet in zit, lijken we niet te
willen aanvaarden. Colombus had ook met zijn scheepjes kunnen vergaan en Maghelaes
heeft zelf zijn reis niet kunnen navertellen, maar zijn naam blijft verbonden
aan grootse verhalen over hoe we vanuit Europa de wereld verkenden en ook wel
wilden veroveren, ook al kwam dat laatste pas veel later, in de negentiende
eeuw echt van de grond. De basisinformatie voor deze zeevaarders was beperkt en
enigszins foutief en toch geloofden ze in hun doel. Geen bedrijf, geen overheid
die dat avontuur nog aan wil vatten, tenzij, zoals de Chinezen die naar de maan
willen reizen om zich te kunnen vergelijken met de Amerikanen.
Er is iets in ons denken,
zelfs in het kapitalisme zoals het dezer dagen functioneert dat het bevrijdende
karakter ervan ondergraaft, maar integendeel leidt tot zowel monopolievorming
als tot vormen van autoritair denken die het hele bestaan doordringen. Niet
voor niets wees Tinneke Beeckman er niet zo lang geleden op dat de commercie
zelfs de scherpste rebellie weet te vervormen tot een hippe trend.
Er is, denk ik, ook geen
ruimte meer voor rebellie, niet vanwege jongeren, ouderen of intellectuelen,
omdat alle denksporen zowat bezet lijken en elke alternatieve benadering als
onwetenschappelijk wordt weg gezet. Intussen blijkt men in sommige disciplines,
zelfs in de hartchirurgie niet immuun te zijn voor bewust foute informatie,
omdat men er niet tijdig in slaagt gevaarlijke manipulaties door onderzoekers
te onderkennen.
Waar we dan wel voor pleiten?
We vragen ons vooral af of we de aannames waarmee we naar een zaak kijken, naar
een bepaalde ontwikkeling wel voetstoots in een redenering mogen opnemen. Neem nu
de vigerende gedachte dat men een kenniscentrum Gezondheidszorg nodig heeft,
een kenniscentrum mobiliteit en zelfs een kenniscentrum kunsten, om alles goed
te kunnen sturen. Artsen hebben er een lange studie en training op zijn waarbij
ze lang onder verantwoordelijkheid van een opleidingsverantwoordelijke werken,
tot ze zelfstandig aan de slag gaan, waarbij velen ook nog eens verder blijven
volgen wat er aan nieuwigheden in hun specialisme gaande is, dan zou men denken
dat zo een kenniscentrum met artsen overlegt wat er met bepaalde medische
praktijken aan de hand is, waar het beter kan. Het geval wil dat we van dag to
dag kenniscentrum – als publiek vooral vernemen waar artsen falen. Onderwijzend personeel haakt na
vijf jaar af, klaagt men, maar directies en inspecties miskennen stelselmatig
de inzet, het enthousiasme en de bereidheid bij te leren van de leerkrachten.
We zouden het over het gevoel
hebben en wat het gevoel ons leren kan, maar dan moeten we toch eerst aangeven
dat in onze benadering van wat we rationeel noemen enkele lacunes aangeven. Het
betaamt niet te beweren dat rationele kennisverwerving er niet toe doet, of men
niet moet proberen zoiets als het Standaardmodel voor de materie te ontwikkelen,
zoals in de jaren 1970 door Gerard ’t Hooft en Martinus Veltman en waarbij men in
de deeltjesfysica enige ordening trachtte te brengen, maar de zwaartekracht
niet kon opnemen.
De dynamiek van confrontatie
van inzichten wordt evenwel, valt te vrezen, geneutraliseerd omdat men de
inconsistenties in de kenbare wereld niet voor gegeven kan aanvaarden. Als de
wereld alles is wat het geval is, waarbij men ook botst op tegenspraak, dan kan
men en moet men proberen na te gaan of die tegenspraak berust op foutieve dan
wel onvolkomen waarneming, studie, maar mocht het zo zijn dat bijvoorbeeld het
samenleven, dat we bestuderen via de psychologie en de sociologie, de sociale
en humane wetenschappen niet vrij is van tegenspraak, dan kan men proberen aan
te geven dat men die niet met rationaliseringen dan wel reducties kan
wegdenken. Historici weten dat voor het grootste deel van de geschiedenis de
kennis onvolkomen is omdat de bronnen niet altijd van alles getuigen wat we
zouden willen. Voor recentere periodes is een overvloed aan data er debet aan
dat we niet alles onder de knie hebben. Maar vooral de focus van de media op
zekere episodes in de geschiedenis beperkt de mogelijkheden van uitgeverijen en
auteurs om zich met andere inzichten of met inzichten over andere periodes tot
het publiek te richten.
De meest verbazingwekkende uitspraak
dit weekend kwam van een liberaal, zoon van een andere liberaal, Charles Michel
die beweerde het nationalisme te haten. Kan men zoveel moedwil de kluit te
belazeren nog wel ernstig nemen? Het nationalisme, inclusief de excessen
ontstond met de natiestaat, die als basisvoorwaarde en bestaansreden had dat de
vorst als incarnatie van de macht afgedaan had en het volk zichzelf soeverein
verklaarde. Nu valt hier aan de term “volk” wel een en ander op te merken,
namelijk dat dit niet per se samenviel met de hele bevolking, maar in wezen een
elite vormde van een zeer vermogende klasse. Ook betekende de term volk nog
niet a priori de anonieme massa, het vulgus pecus omdat dit lange tijd onvoldoende
geschoold werd geacht om de complexe zaken van staat te vatten. Aan het begin
van de 21ste eeuw, werd die burgerlijke elite na een proces van
intellectuele en academische analyse weggezet als onbelangrijk voor de echte
evolutie van de samenleving en werd het volk, helaas, weer een anoniem
gepeupel, omdat al wie in het proces van embourgeoisement
was opgenomen in de elite ook buiten beeld gezet. Het volk? Het bleek
plots, ondanks “Wir Sind das Volk” van 1989 geen grootheid meer was. Maar het
volk heeft zich gedurende een paar decennia echt als de drager van een goede,
democratische ordening beschouwd. Zonder ons te verschuilen achter de excessen
van de Action Française, Rex of het Alldeutscher Verband, het VNV ook, moet men
erkennen dat een getemperd nationalisme, misschien past patriottisme dan beter,
een bestaansvoorwaarde is voor een bestuurlijke eenheid die we kennen als de
natie. Nu Europa als geheel en als som van lidstaten op het wereldtoneel niet
meer de invloed heeft van de imperia van weleer – en zouden we die evolutie
moeten betreuren ?- kan men blijkbaar niet besluiten tot een erkennen van dat
nieuwe Europa, dat sinds 60, bijna 70 jaar in opbouw is, een zinvolle
samenwerking van 500 miljoen burgers, die in de onderscheiden lidstaten mee aan
dat Europese geheel werken? Hoe zal men dat grond geven als men alleen met
rationele of strategische argumenten aan de slag blijft? Hierover zal men de
volgende decennia en zeker ook nu al ernstig werk moeten maken, wil men burgers
niet vervreemden van bestuur, overheid en dus ook Europa? Mocht het de lezer
bizar voorkomen dat ik voor Europa geen alternatief zie, dan denk in de
afgelopen jaren wel degelijk vaak gewezen heb op lacunes in het debat over
Europa, in hoe men, vanwege de bouwers aan Europa, zoals Monnet en Schuman tot
Max Kohnstam en Siko Manhold, maar ook de Belgische inbreng, met Spaak en
Davignon mag men niet over het hoofd zien, maar ook vanwege burgers die in Brugmankringen
over Europa nadacht vaak vergat dat men het project een publiek moet geven,
maar vooral dat publiek diende mee te nemen. Het nationalistische project van
Jules Michelet, Henri Pirenne en Robert Fruyn kan men dan laatdunkend afdoen,
zij blijven als historici toch wel min of meer overeind, net omdat de volgende
generaties onderzoekers vaak bij de hen de mosterd zijn gaan halen en zo die
eerdere denkbeelden verfijnden. Zo geldt dat ook voor andere domeinen en in die
zin blijft de gedachte geldig dat uit de schok van ideeën licht kan komen, soms
flitsend en soms zacht, warm blijvend licht.
En daar kan men met rationele
analyses niet alleen toe komen, maar tegelijk zal men niet de gemoederen
opzwepen of mensen, zoals eertijds de bedienaren van de heilige kerk, met hel
en verdoemenis in nieuwe vormen. Een zoektocht naar een zinvol omgaan met de
emotionaliteit van de anderen, maar ook de eigen raakbaarheid kan een zinvol
kader bieden, valt te hopen, de wereld, onze wereld en dan vooral Europa
opnieuw een eigen dynamiek te geven, ook al vergrijst de bevolking razend snel,
in het perspectief dan toch van de lange periode waarin de levensverwachting
slechts langzaam toenam.
Het politieke debat kan men
niet voeren dan met zin voor retorica, dat wil zeggen door mensen aan te
spreken zodat ze geraakt worden. Toch wil men ons doen geloven dat we de zaken
rationeel moeten bekijken. Merkwaardig genoeg kijkt men ook naar ons als een
verzameling Tevjes, de melkboer uit een sjtetl, die op de markt luistert naar
een spreker en voortdurend beaamt wat de spreker zegt. Een omstaander kijkt
verbaasd op. Bij de volgende spreker die de eerste volkomen tegenspreekt,
blijft Tevje ook al weer beamen… Voor Tevje kon de spreker hem slechts bekoren
als die goed spreekt, maar tegelijk, zoals Jacques le Fataliste, dacht hij er
dan toch nog het zijne van. En dat bleek minder voor de hand te liggen dan de
sprekers dachten. Overigens, ook over Tijl Uilenspiegel werd iets van dien aard
bedacht, om maar te zeggen dat men “het publiek” niet zo gauw in de zak heeft
of beter, in de klauw. Dat is maar goed ook, maar toch, de ontwikkelingen van
de afgelopen weken en maanden laten zien dat niet een partij of spreker er zich
iets van lijkt aan te trekken; wel integendeel, ook David Cameron hoopt dat hij
zowat iedereen kan bedotten, maar stilaan loopt hij tegen de grenzen van zijn
geloofwaardigheid aan, door coram publico iets anders te vertellen dan wat hij
in de hoge vergaderingen in Brussel en Berlijn zijn collegae voorstelt. Dat
roept natuurlijk weer gemengde gevoelens op, waardoor de boodschap nergens meer
lijkt aan te komen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten