Thomas Mann, bedrijfsleider en humanist
Boekrecensie
Thomas Mann,
Of hoe men humanist worden kan
Margreet den Buurman. Thomas
Mann, Schrijverschap tegen de vergankelijkheid. Uitgeverij Aspect 2010. 324 pp.
Prijs: 19.95
Zal men het hebben over de
ijdelheid? Over zijn geworstel met zijn geaardheid dan wel potentie op de oude
dag? Of zal men zich afvragen wie Mann was en hoe hij doorheen zijn leven, node
meestal toch positie koos. En hoe? Het was niet een inzicht dat Thomas Mann
vanuit de hemel werd ingefluisterd, maar integendeel, een opeenvolging van
ervaringen die hem tot andere inzichten voerde, dan de jongeman die het
gymnasium voortijdig verliet, koesterde. Hoe Thomas Mann zich in zijn literair
werk bedient van die ervaringen, vormt dan weer een belangwekkend punt, omdat
de vraag toch altijd weer aan de orde komt, hoe men het ervaren leven, de
biografie terugvindt in die werken. Maar tegelijk laat Margreet de Buurman zien
dat Thomas Mann daar toch wel omzichtig en vooral creatief mee omspringt.
Sommige vragen zich af waarom
we het werk van Thomas Mann nog zouden lezen, nu in Davos de sanatoria bijna
alle omgebouwd zijn tot hotels en de wereld van Mann ten enenmale verdwenen is.
Maar tegelijk zal men de komende tijd niet nalaten WO I te belichten. Geen
aspect zal onbesproken blijven zegt men, maar ik weet niet of dat wel klopt.
Deze oorlog zinloos noemen, betekent dat er geen ideeën waren in hoofde van
politici, militaire chefs van staven en al wie er maar bij betrokken was. Dat
we die ideeën vandaag met enige verbazing onderkennen, mag niet verhelen dat
die deel uitmaakten van een bijzondere logica die we moeten erkennen als deel
van de moderniteit. Overmoed speelde natuurlijk mee, enfin, overmoed van hoge
officieren in hun veilige onderkomens. Waarom niemand stoppen wilde? Angst voor
de wraak, zegt de ene, angst voor gezichtsverlies…
Thomas Mann heeft veel met de
Wereldoorlog, de dertig jarige oorlog te stellen gehad, zoals iedereen van zijn
generatie die het geluk van een lang leven te beurt viel. 1875, het
geboortejaar van Thomas Mann valt vandaag moeilijk te situeren, behalve dan dat
iedereen aan het Keizerrijk denkt, aan Otto von Bismarck en een plots explosie
van economische verandering. Sommige families konden gouden zaken doen, sommige
konden niet goed om met de onvoorstelbare snelle verandering. Het antwoord
geven op de vraag wat de 19de eeuw was, blijft vaak hangen bij een
aantal aspecten, maar de verschillende ontwikkelingen die, zoals Philip Blom
die beschreven heeft en die voor hem niet altijd zomaar samen vielen, of met
elkaar in verbinding te brengen vallen maar die hij toch overzichtelijk wist te
brengen. Het probleem? We willen een samenhangend verhaal maken van de
geschiedenis, maar net de biografie van Thomas Mann laat zien hoe complex de
zaken in werkelijkheid liggen. Het lot van de firma Mann werd niet bezegeld
door het onvermogen van de bedrijfsleider, maar eerder door het besef dat zijn
familie, de mogelijke kandidaten om het bedrijf verder te zetten niet geschikt
leken. De zonen niet, Heinrich noch Thomas, maar ook zijn broer niet.
Liquideren leek dan ook de beste oplossing. Zeker voor zijn gezin was dat de
beste oplossing, want zo kon de weduwe en de jongere kinderen een goed bestaan
op stand behouden in München. Ook Heinrich en Thomas zouden hun leven kunnen
blijven leven, maar dienden toch te wachten tot ze meerderjarig waren voor ze
hun jaargeld kregen. Mocht de zaak zijn voortgezet door de broer van Thomas
vader, die niet zo betrouwbaar leek, dan was de weduwe aan diens genade
overgeleverd geweest.
Thomas Mann laat zich kennen
doorheen zijn brieven en dagboeken, maar tegelijk is hij ervoor beducht
zichzelf helemaal bloot te geven, zegt men. Margreet den Buurman laat zien dat
zijn bijhouden van het dagboek echt wel een oefening moet zijn geweest in
zelfreflectie, maar waarbij hij tegelijk een aantal criteria aanhoudt. Hem
hypocriet noemen, blijkt overigens kort door de bocht, omdat hij er niet omheen
fietst als het de voorkeuren voor zijn kinderen, en de afkeuring van andere
kinderen niet onder stoelen of banken steekt. Ook wat zijn homoseksualiteit
betreft is hij verbazend open, maar tegelijk is het ook de bron van een
onmiskenbare frustratie en van onmin met zijn zoon Klaus, die er wel in op
lijkt te gaan.
Toch legt de biografe uit en
niet zonder goede argumenten dat er meer op het spel stond voor Thomas Mann.
Hij had een paar jeugdliefdes, maar kon het soms dramatische verloop en de
mogelijke bedreiging voor zijn levenswijze niet aanvaarden. Dat hij Katia
Pringsheim op zijn weg trof, een dochter uit een zeer welstellend maar ook zeer
artistiek gericht milieu moet hem een
geschenk uit de hemel geleken hebben. Dat zij, Katia, misschien niet altijd
alles kreeg wat ze verwacht had, laat onverlet dat zij zich als Frau Thomas
Mann niet onbetuigd liet. Het was een merkwaardige constellatie, maar of die
helemaal burgerlijk was? Het is een vraag die me na lezing van het boek bezig
blijft houden.
Het verhaal van de firma Mann
mag men daarbij niet uit het oog verloren worden, maar ook dat verhaal lijkt op
het eerste zicht nogal hard. We lezen over de afwijzing door Heinrich van een
werkstuk van Thomas, maar vervolgens zal Mann de bedrijfsleider worden.
Heinrich krijgt te lezen dat hij soms te haastig schrijft, te weinig zorg
besteedt aan zijn aanpak, ontwikkeling. Niettemin, hoewel hij dezer dagen nog
nauwelijks in de Vlaamse of Nederlandse boekhandel te vinden is, schreef hij
o.a. met Henri IV en vooral “Der Untertan” een paar bijzondere titels. Ook
Klaus merkte dat zijn vader hem wel volgde, maar in wezen dezelfde kritische
afstandelijkheid behield. Men doet er overigens wel aan nog eens een paar
boeken van Klaus Mann ter hand te nemen, zoals “Mephisto”, want als relaas van
een toneelcarrière dan wel de carrière van een opportunist – die van de
gevierde actuur Hendrik Höfgen, die pacteert met Joseph Goebbels. Een
sleutelroman? Geschreven in 1936 is het ook een positiebepaling ten aanzien van
de kunstenaar die in Nazi-Duitsland meedraait in het systeem en er graag de
voordelen van geniet. Het model is de ex van Erica, die overigens kort na de
oorlog alweer gevierd werd als acteur, Gustav Gründgens.
Een ander facet van de Firma
Mann, was, zoals uit de verschillende zelfmoorden blijkt van Carla in 1910, 29 jaar oud, Julia, die in 1927 zich
van het leven benam. Ook Victor, de jongste broer stierf vroegtijdig, maar hij
kreeg min of meer het odium mee dat hij Duitsland niet verlaten had. Hij was
ook geen literator maar een landbouwkundige en zou dan toch in de
ambtenarenstaat die Nazi-Duitsland ook was een plaats krijgen. Nelly
Mann-Kröger, de tweede echtgenote van Heinrich zou zich van het leven beroven,
maar was getekend, valt te lezen, door het feit dat ze nooit door Thomas Mann
niet aanvaard was geworden. Drank en kleinburgerlijkheid
waren voor Mann stuitend.
En toch was Thomas Mann meer
dan een bedrijfsleider, want voor de zijnen, zoals Heinrich, Erica, Klaus en de
hele kroost was hij meer dan alleen de pater familias die soms hardvochtig
oordeelde. Heinrich kon in geval van nood rekenen op ondersteuning, Erika noch
Klaus zouden ooit echt op eigen benen staan, maar altijd naast hun nomadische
bestaan een kamer behouden thuis. Golo, Monica en oogappel van Thomas,
Elisabeth, zouden dan weer autonomer worden, waarbij hun talenten wel
ontwikkeld werden.
Het punt van discussie dat
Margreet den Buurman in haar biografie presenteert, behelst de standaard die
Thomas zichzelf én anderen voorhield en waarin naast standsbewustzijn zeer
zeker ook de noodzaak inhoudt dat men
iets heel bijzonders presteert. De firma en de familienaam betekenen dat je
niet bent als de andere. De zoon van de senator, die te jong stierf, wenst zich
niet tot de middelmaat te beperken. Hij verwacht dat ook tot anderen. Maar het
blijft dan wel de vraag of Carla Mann, de zus van Thomas en Heinrich, die in
1910 zelfmoord pleegt dit doet omdat ze niet aan de normen van Thomas
beantwoordt, maar omdat ze zelf ontgoocheld is in haar mislukte theatercarrière
en het feit dat ze door een louche oplichter verhinderd werd zich alsnog
behoorlijk te verloven en te huwen, op stand. Haar zus, Julia, die Thomas het
meest nabij stond en met een bankier huwde, zou in 1927 zelfmoord plegen, maar
haar huwelijk met die bankier was een deceptie en dus gaf ze toe aan de
aandrang met minnaars een dubbelleven te leiden, wat dan weer, na het
overlijden van bankier Löhr onderging Julia Mann het stads- en prestigeverlies
weer eens allerminst gelaten.
De norm was uit te blinken op
enig terrein. Maar er was, zo merkt lezende deze biografie en hier komt de
moeilijke positie van Thomas Mann, die in Julia zijn zusterziel erkende, zelf
aan de orde: Thomas Mann wist dat hij op mannen viel en hopeloos verliefd op
een man zoals Paul Ehrenberg kon vallen, waardoor die hem kon manipuleren. Zijn
keuze voor Katia was een element in zijn streven als burger normaal te zijn,
het voeren van een grote staat, dankzij de steun van Katia’s ouders en de
inmenging van haar moeder in het gezin, waren hem niet onwelgevallig. Hij was,
heet het, ook wel best teergevoelig en lichtgeraakt, maar in wezen was zijn
keuze voor dit grootburgerlijke bestaan meer dan een waanbeeld. Na zijn
verbanning, in Zurich en in California was Thomas Mann gesteld op grote
woningen, op alle gemakken van dienstpersoneel, dat ook in de pas diende te
lopen, maar de zorg daarvoor lag bij Katia. Katia zelf had evenwel even de
gedachte net als haar moeder naar het theater te gaan, maar die trouwde een
welgestelde mathematicus uit een bankiersfamilie. Joden? Jawel, maar gedoopt in
de Lutherse kerk en derhalve geassimileerd. Mann’s schoonvader hield van de
kunsten en nodige in zijn woning de grote namen uit de Duitse cultuur, waaraan
ook Erica en Klaus mochten deelhebben. Vader Pringsheim en Thomas Mann deelden
(lange tijd) een grote waardering voor Wagner en voor het esthetische. Het
probleem van Thomas Mann zou er dan in bestaan hebben, aldus Margreet den
Buurman dat hij niet voluit kon leven, zoals zijn broer Heinrich en zijn eigen
zoon Klaus wel deden. Beiden vonden respectievelijk hun vrouwen of vriendjes
buiten de hogere Duitse kringen en gingen om met mensen aan de zelfkant.
Opvallend is dat in deze biografie de lesbische relaties van Erica minder op de
voorgrond treden. Maar Thomas Mann dus kon zich die vrijheid niet veroorloven,
net als hij de losse omgang met wijn en drank niet veroorloofde. Hij
construeerde op meerdere manieren zijn leven.
Doet de biografe er goed aan dit
spanningsveld in het leven van Thomas Mann behoorlijk uit te spellen, dan
blijft de vraag, denk ik, hoe de auteur van de Buddenbrooks dat voor elkaar
kreeg. Hij stond erop met egards behandeld te worden, eens hij een gevestigd
schrijver was. Hij zocht naar normaliteit, maar niet op een mediocre manier.
Daar zit wellicht een deel van zijn motivatie en net omdat hij in zijn romans
vele persoonlijke aangelegenheden aan bod liet komen, zonder dat dit die werken
tot autobiografische literatuur maakt, geeft het wel aan dat de auteur Mann van
zijn schrijverij meer maakte dan een roeping.
De vergissing van “Betrachtungen
eines Unpolitischen”? sommigen menen dat hij daar gewoon zichzelf uitdrukte,
maar voor zover ik mij de lectuur van het werk herinner, is het wel veel meer
dan dat, want het was een poging zichzelf te verstaan en ook Duitsland voor
zichzelf begrijpelijk te maken. De fascinerende verhaallijnen van Heinrich Mann’s
roman “Der Untertan” laten zien dat Heinrich vanzelfsprekend niet kon leven met
dat Wilhelmitische keizerlijke bestel: ambtenarenstaat en gedragen door een
relatief kleine elite die aan dat Rijk hun identiteit ontleenden. Voor Thomas
Mann kon dat alles niet volstaan, want hij begreep, blijft het mijn indruk, dat
hij dan al met Duitsland zou kunnen breken. De houding tegenover Weimar was ook
voor hem een persoonlijke zaak, meer dan een politieke kwestie. Had hij de
Republiek van Weimar dan niet kunnen steunen, van begin af aan? Het blijft een
niet te beantwoorden vraag, maar zeker is dat hij met “De Toverberg” aangaf dat
eenduidige antwoorden, zoals in de politiek vaak aan de orde, voor het
begrijpen van het eigen bestaan en dus voor een levensvervulling niet kunnen
volstaan. Weimar leek ondanks alles nog teveel op het vergane Keizerrijk, aldus
Dirk Rochtus, maar was dat voor Thomas Mann ook aan de orde?
De Wagnerlezing in 1933 geldt
als het tegendeel van de Betrachtungen en daar valt denk ik over te twisten. Als
de Betrachtungen centraal stelt dat de Duitser de cultuur en de
staatsinstellingen niet met elkaar vermengd wil zien om de cultuur vrij te
houden van twist en machtsopvattingen, dan is de Wagnerlezing een verwijt aan
de Nazi’s Wagner te recuperen, want
hoewel Mann begrepen had dat Wagner wel een groot componist en dramaturg was,
maar dat hij in zijn denkbeelden – onder meer over de Joden – wellicht minder
dan middelmatig was geweest en dus dat de verering van de Nazi’s ten aanzien van
Wagner, Bayreuth en Winifred Wagner meer was dan een esthetisch standpunt, maar
uiting gaf aan hun eigen mens- en wereldbeeld. Dat konden de Nazi’s niet over
hun kant laten gaan. Er speelt mee dat
zolang Duitsland als politiek project niet gerealiseerd was, Mann bepaalde
aspecten van het Wagneriaanse universum kon onderschrijven, maar nu dat grote
Duitsland gerealiseerd was, kon men toch niet alsof het nog niet gerealiseerd
was. Of nog: de Nazi’s claimden een rol die van zin en belang verstoken was.
De ballingschap van Thomas
Mann en het grootste deel van zijn familie, waarbij zijn oudste kinderen al
snel hun paspoort werd afgenomen en Golo dan maar een Tsjechisch paspoort
aanvaarde, zoals Klaus, om vrij te kunnen reizen. Ballingschap? Voor ons lijkt
dat romantisch en onwerkelijk, maar wie de situatie van het intebellum goed bekeek,
zou merken dat er wel meer mensen waren die als apatriden door het leven
moesten gaan. Vrije keuzes of gevolg van eigen handelen? Beide en dat geldt dan
voor de hele familie Mann. Opvallend is dat nog geen zestien jaar later de Mann’s
in Amerika ook problemen zouden krijgen: eerst onduits en vervolgens
beschuldigd van Unamerican activities wie kon dat presteren? Ook hier zal Mann
verrast geweest zijn door de gang van zaken. Mann wilde niet onmiddellijk
breken maar de nazi’s waren hem voor, al was ook daar bij sommigen frisse
tegenzin gemoeid want de Nobelprijs 1929 kon men niet zomaar aanpakken. De
breuk met Hitler-Duitsland was voor Mann zelf nog een moeilijk te nemen klip,
maar zoals Margreet den Buurman aan de hand van het materiaal uiteenzet, was
het Erica, maar ook derden, die open brieven schreven, gegeven de auteur tot
een klaar standpunt te nopen. Men zal begrijpen dat de beslissing dan maar openlijk
Duitsland af te wijzen, enfin Nazi-Duitsland voor de auteur ook een bevrijding
betekende.
Stond hij dan boven de mêlee?
Of was dat zijn intentie? Het is maar de
vraag, valt te bedenken of men door een cultuur-esthetisch standpunt in te
nemen per se boven de strijdende partijen zou staan. Zelf vraag ik mij af of
iemand niet ook meteen politiek handelt als hij of zij zich boven de politieke
strijd zou plaatsen door een esthetische benadering te verkiezen en de politiek
aan de politici zou overlaten. Die afzijdigheid, besefte Mann in 1933 wel
degelijk, was niet meer mogelijk, maar hij kon wel in de Duitse cultuur nog
altijd een rol blijven spelen ook al was hijzelf verdreven als zijn boeken
konden uitkomen en als hij solidair bleef met de Duitse medestanders. Snel zou
blijken dat zijn verbanning en zijn Wagnerlezing voor andere cultuurdragers
aanleiding vormde hem van Onduitse denkbeelden en handelingen te betichten. Ook
Richard Strauss en andere bekenden van Mann ondertekenden de brief, in plaats
van te kiezen voor exil. Men moet opmerken dat Margreet den Buurman laat zien
dat voor Thomas Mann die jaren na 1933 veeleisend waren, maar dat ze hem ook,
ondanks alles inspireerden tot nieuwe werken, onder meer Dr. Faustus.
Schrijverschap tegen de
vergankelijkheid, luidt de ondertitel van deze biografie en na lezing begrijp
ik wel waar men heen wil, dat wil zeggen hoezeer de biografe dit streven van
Mann voorop meent te moeten stellen, het geeft het boek ook een mooi reliëf mee.
In meerdere werken speelt voor Thomas Mann, getekend, naar het heet, door het
verlies van zijn vader én van de firma Mann, de vraag naar het gezonde versus
het zieke mee, de vraag naar het banale en het uitzonderlijke komt ook aan bod
en misschien is het daar dat Mann, door zijn persoonlijke leven, zowel het
intieme als het familiale leven als tot slot het publieke leven een bijdrage
leverde aan de moderniteit die sinds WO II helemaal van belang gespeend lijkt.
Een roman als “Der Erwählte” laat immers zien hoe Mann met vertelstof om weet
te springen en daarmee aan de eigen tijd een dimensie weet toe te voegen. Zeker
is dat hij met Dr. Faustus het lot van Duitsland wilde beschrijven, vanuit het
leven van een enkeling. Dat is in wezen een onmogelijke benadering, maar door
de verhalen telkens door een nevenfiguur te laten vertellen, krijgt men vanzelf
al een duet te lezen en meestal is er ook nog een koor dat op de achtergrond
een eigen inzicht toevoegt. De vergankelijkheid werd door de Nazi’s bespoedigd,
daar zal iedereen het wel over eens zijn, maar dat de autodestructie voor Thomas
Mann, als firmant van de schrijversfamilie Mann een kernprobleem moet gevormd
hebben, mag ons niet ontgaan. Dat het leven zoals hij het beleefde én zoals
anderen het beleefden en hem meedeelden, daarbij de grondstof vormde, zou voor
de lezer van de biografie die niet met de Toverberg en de “Dr. Faustus”
vertrouwd is, een verrassing moeten heten, want doorgaans presenteert men Mann
als een wereldvreemde man, die zich in zijn rol als vertegenwoordiger vermeide.
Juister is het wellicht vast te stellen dat hij zich niet aan de verleiding van
directe autobiografische verwerking liet kennen, maar in vele van zijn werken,
ook de Buddenbrooks, de figuren en types – ook uit de eigen kring en familie –
niet ontzag, maar de kennis van die werkelijkheid aanwendde om een authentiek
verhaal te brengen. De inventie van de Buddenbrooks?
Het verschil in ritme tussen
de familie Buddenbrook, opgemerkt door Tony, en andere families, die in haar
ogen ten onrechte plots het oude huis leken te overvleugelen, maar in wezen
slechts als een (gloeiend) kooltje op een strootje kwamen aandrijven. Het
strootje zou des wel doorbranden… maar dat gebeurde niet. De kroniek van een
ondergang is de Buddenbrooks wel, maar niet van Duitsland, hooguit van een
familie waar teveel leden, zoals Christian, niet in staat bleken hun rol op te
nemen.
De sterfelijkheid? Thomas Mann
leefde in een tijd waarin mensen stierven op de meest onverwachte momenten en
eerder vroegtijdig dan laattijdig. Neen, de zelfgekozen dood was niet
onmogelijk maar velen werden geveld in het leven zelf. Behalve dus wie het
geluk van leven had en bovendien over dat leven nog iets dacht te zeggen te
hebben. In die zin noemt Margreet den Buurman Mann impliciet een modern Mann en
een moderne auteur. Gedroeg hij zich wel onelegant ten aanzien van zijn broer
of Agnes Meijer, de echtgenote van een Amerikaanse bankier en eigenaar van de
Washington Post, meer nog, de man die de krant tot topkrant opbouwde, dan bleek
hij ook uitzonderlijk loyaal. De bedenkingen van Margreet den Buurman, die de
brieven en aantekeningen van Mann vergelijkt met zijn werkelijke optreden, c.q.
het steunen van Heinrich en het zich laten welgevallen van de bemoeienissen van
de Amerikaanse dame, maken duidelijk dat deze auteur, Thomas Mann zichzelf niet
enkel als representant zag, maar dat hij, op de een of andere manier werkelijk
in een traditie zag: Goethe, over wie hij essays schreef en die Mann zelf in “Lotte
in Weimar” een vermakelijke schets gaf: een auteur wordt niet graag aan zijn
eerdere creaties herinnerd.
Lezers van biografieën zijn
niet altijd de gemakkelijkste lezers, want zeker recensenten kunnen het nooit
nalaten eventuele contradicties of lacunes aan te wijzen. Of men krijgt teveel
feiten, dan wel is de biograaf te idolaat. Maar schrijven over een figuur als
Thomas Mann kan maar moeilijk zonder de auteur die inspanning waard te achten.
Tegelijk begrijpt de lezer dat over Thomas Mann al veel werd geschreven, ook
door zijn eigen kinderen, die elk hun verhaal brachten. Thomas Mann was dan
misschien wel terughoudend en op decorum gesteld, hij doorbrak ook het taboe
dat elk van zijn kinderen hem evenwel waard was. Ook in andere opzichten was
hij merkwaardig en kon hij zijn eigen normen niet altijd behoorlijk waarmaken.
Maar hij was ook ijdel genoeg op aandacht en zorg van anderen gesteld te zijn. Margreet
den Buurman brengt dit in een overzichtelijk kader zonder de paradoxen en
contradicties weg te poetsen. Thomas Mann verschijnt als een firmant, een
bedrijfsleider die zijn zaak toegewijd was, als mens van de wereld maar ook
geleidelijk meer als de worstelaar met de gebeurtenissen, die hij in het
dagelijkse leven node aanvaardde, maar in zijn romans en essays net indringend
behandelde, zij het niet altijd in de directe rede.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten