Een visie op wereldeconomie?
Recensie
Wetenschap,
politiek
en
mystiek
De charme van kennis en
inzicht
H. Johannes Witteveen, De Magie van Harmonie. Een
visie op de wereldeconomie.
Autobiografie
van H. Johannes Witteveen. Coauteur: Saskia Rosdorff. Gibbon Uitgeefagentschap. 2012. Pp.
373. Prijs: 29,90 €. E-book: 8,90 €
Economisch beleid? Monetair beleid?
Tewerkstellingsbeleid? Het zit dagelijks in het nieuws en wordt wel eens zeer
dramatisch op tafel gebracht. Maar de vraag is wel of we het allemaal goed
begrijpen, vooral ook of het allemaal goed aangebracht wordt door journalisten
en commentatoren.
Over het IMF spreekt men bijvoorbeeld niet zo
heel veel, tenzij, zoals in verband met de Argentijnse crisis of de recente
betrokkenheid van het IMF bij de Griekse schuldencrisis, kwam de organisatie er
niet zo heel goed uit, al moet men dan toch begrijpen, denk ik, wat de rol van
het IMF en de Wereldbank is. Net daarom krijgt men bij het lezen van deze
autobiografische aantekeningen van H. Johannes Witteveen een mooie introductie.
Het IMF is een gevolg van de conferentie van Bretton Woods en van de afweging
aan het einde van de oorlog dat men een monetair systeem dient te hebben dat
stabiliteit inzake wisselkoersen biedt die men nodig heeft voor economische groei
en ontwikkeling.
De afgelopen decennia kwam er stevige kritiek op het IMF, omdat de maatregelen die men
oplegt aan een land in betalingsmoeilijkheden meer dan draconisch lijken want
niet zelden leeft de indruk dat het land na de doortocht van de mensen van het
IMF in plaats van zich te herstellen vooral economisch nog verder de dieperik
in zou geraken. De heer Witteveen laat zien dat hij vragen heeft en stevige
kanttekeningen bij de wijze waarop de financiële crisis sinds 2008 wordt
aangepakt. Hij vreest dat sterke besparingsronden de overheidsrekening wel eens
meer zou kunnen belasten dan dat het soelaas zou brengen. 0,3 % tekort eisen op
het budget, een tekort berekend op het BBP, zo meent hij, kan de economie
fnuiken en zo nieuwe besparingsrondes vergen. Een evenwicht vinden kan alleen
maar als men de conjuncturele tekorten wat terzijde laat en ervoor zorgt dat de
structurele tekorten wel onder handen neemt. Het hangt er dan vanaf wat men
bedoelt met conjunctuurbewegingen en wat structurele tekorten zijn.
Het komt me voor dat dit in de media niet zo
heel vaak aan de orde komt, want de discussie over de Duitse houding ten
aanzien van Griekenland, de eis dat Spanje de tekorten aanpakt en meer in het
algemeen hoe de Europese economie op niveau kan blijven functioneren, krijgt de
lezer of kijker vaak met in een met enkele fetisjwoorden gelardeerde
onbegrijpelijke wartaal geserveerd. De interacties tussen overheidsoptreden,
het wantrouwen vanwege banken en tussen banken, het onbegrip van de burgers die
een aantal evidenties zien verdwijnen, dat zijn geen eenvoudige formules, maar
moet men heel nauwkeurig in kaart brengen. Maar het kan inderdaad moeilijk
blijken de complexe redeneringen van economen op een begrijpelijke wijze voor
te stellen. Maar de vraag is of men het gebeuren zomaar kan voorstellen alsof alles duidelijk is, want dat is volgens
deze autobiografie niet het geval.
Het leven van de heer Witteveen, het actieve
leven begint tijdens de oorlog, als hij vaak in het geheim aan huis les krijgt
van zijn professoren, want als student moet hij een eed van trouw – in de vorm
van een ondertekeningen van een formulier
- en gehechtheid aan de bezetter afleggen en dat weigert hij. Het is
uiteraard een verzetsdaad, al zal men dat vandaag maar moeilijk als zodanig evalueren.
Twee van zijn beste vrienden sterven tijdens en kort na de oorlog, wat alweer
aangeeft hoeveel waardevolle mensen er niet zijn gestorven als gevolg van de
oorlog en de bezetting. Het was ook een verzetsdaad, meen ik, tijdens die jaren
rustig verder te studeren, al was de universiteit gesloten.
Witteveen raakt sterkt geïnteresseerd in het
onderzoek van de (latere) Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, met name het
ontwikkelen van economische modellen, de zogenaamde econometrie, waarmee men
een sterkere voorspellende kracht wil ontwikkelen, om bijvoorbeeld het beleid
te adviseren zodat overheden hun monetair en financieel beleid kunnen
optimaliseren. Zelf onderzocht Witteveen hoe de conjunctuurbewegingen beter
begrepen kunnen worden. Daaraan verbindt Witteveen de gedachte dat de overheid
dient te zorgen voor stabilisering: economische groei, weinig inflatie en zo
weinig mogelijk werkloosheid. Het lijkt eenvoudig, maar alleen al aan deze
beknopte informatie kan men aanvoelen dat
economisch onderzoek toen, zoals nu nog
altijd wetenschap is: observeren, pogen te verklaren, voorspellende theorie
brengen en nagaan of het klopt. Conjunctuurbewegingen bijvoorbeeld vertonen een
cyclisch karakter maar begrijpen waarom en hoe ups en downs zich voordoen
blijft een hele opgave. Eenvoudig gesteld gaat het ongeveer zo dat op een
bepaald moment de kostprijs van petroleum laag is waardoor men meer economische
activiteit krijgt en vervolgens gaat dus de vraag stijgen, waarbij de beperkte
elasticiteit aan de aanbodzijde ervoor zorgt dat de grondstofprijs gaat stijgen
waardoor op een zeker moment de economie gaat vertragen, waardoor de vraag weer
daalt en de prijs ook zakt. Intussen zal men in dat geval ook proberen het
aanbod toch te laten stijgen om de groei te ondersteunen. Het mag duidelijk
zijn dat dit cyclische element gecumuleerd wordt met cycli in andere
productsectoren.
Als een negentigjarige vertelt dat hij met
tevredenheid en dankbaarheid terug kijkt op zijn leven, dan kan men dat wel
begrijpen dat hij af en toe blijk geeft van de voldoening die hij gevonden
heeft in zijn leven. Dat hij een aantal maanden in de Biesbosch heeft moeten
leven als duikeling, zal hem wellicht wel bijgebleven zijn, voor ons is het
misschien het soort avonturen dat we heimelijk gedroomd wilden hebben, maar waar
de we het ingrijpende karakter slechts gedeeltelijk van vatten. Na zijn
studententijd werd hij algauw hoogleraar aan de universiteit van Rotterdam, die
geen publieke onderwijsinstelling was maar blijkbaar opgericht was en bestuurd
door havenmensen. Van 1947 tot 1963 doceerde hij dus economie en opvallend is
dat hij ernaar streefde niet meer alle nadruk op de hoorcolleges te leggen en
eerder met oefeningen of seminaries met de studenten te werken en het denken
zelf aan te sporen, waarmee hij dus in zekere zin op de onderwijsvernieuwingen
vooruit liep. Aan de andere kant, aan de universiteit Gent had Henri Pirenne al
langer voor deze aanpak gekozen. Het komt me voor dat de vernieuwing van
bovenaf in de jaren zeventig misschien beter afgestemd was geworden op wat
Pirenne en dus ook Witteveen al hadden bereikt. Aan de andere kant is het
werken in seminaries vanzelfsprekend gelinkt aan kleine werkgroepen, zodat de
officiële onderwijsvernieuwingen tegen de beweging van massificatie inging en
dus bijna onmogelijk werd. We gebruiken niet de term democratisering van het
onderwijs omdat we de indruk hebben dat op zeker moment de toegang tot de universiteit en het hoger onderwijs van het
lange type sinds enige tijd te gemakkelijk werd vrijgegeven. Het werd een recht
te studeren en als je deze autobiografische aantekeningen leest, merk je dat
studeren ook altijd een verplichting inhoudt, het beste van zichzelf te geven.
De discussies over econometrie en monetair
beleid die de heer Witteveen ook als minister in de gouden jaren 1960 moet voeren,
laten zien hoe Nederland toen, indachtig de woningnood met een stevig debat
veroorzaakte over hoe men die woningnood
diende op te lossen. Witteveen werd liberaal kort na de oorlog, maar wat mij
opvalt is dat het liberalisme van deze econoom veel humaner en bedachtzamer
blijkt dan men de laatste jaren van liberalen heeft leren kennen. Men kan het evenwel
ook niet vergelijken met het sociaal liberalisme van Herman de Croo, gewoon
omdat diens liberalisme eindelijk zeer tentatief is, populistisch ook. Ik heb de
indruk dat Witteveen dat laatste absoluut niet waarderen kan.
Het probleem, zo merkt hij op, van politici en
zeker ministers is dat discussies over de begroting vooral een zaak is van hebben is hebben en krijgen is de kunst. Minister
van financiën zijn is dan ook een kwestie van het vermijden dat overdreven
financiële engagementen worden aangenomen, de zaak is immers dat we niet zeker
kunnen zijn van het financiële plaatje
in de toekomst. Maar de minister van Financiën kan ook meewerken aan de dynamiseren
van de economie. Hier valt alvast te lezen dat de groei van de jaren 1960 ook
wel voor problemen kon zorgen. In de periode van groei die men toen kende
konden zich bijvoorbeeld wisselkoersproblemen voordien, waardoor binnen het
stelsel van Breton Woods de Nederlandse Gulden te laag gewaardeerd werd en de
inflatie te hoog opliep, wat men een revaluatie van de munt opgelost kon
worden. Een belangrijk facet in dit boek lijkt de “Nacht van Schmelzer” te
zijn, een langlopende discussie over de financiering van de woningbouw, waarbij
de Christelijke partijen, ARP, CHU en KVP, hopeloos verdeeld raakten in een
linker- en rechtervleugel. Het debat in de kamer dat in de annalen van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal bekend staat als de Nacht van Schmelzer, laat
mijns inziens ook zien dat in de politiek nobele doelstellingen soms zozeer
boven elke twijfel verheven lijken, dat men er hangende en staande debat de
kijk op verliest.
Doorheen dit boek blijkt nog maar eens dat de
opbouw van de Europese muntunie al langer in verschillende vormen bestond, maar
dat na het einde van het stelsel van Breton Woods in 1971 Europa ook verplicht
was zelf voor muntstabiliteit te zorgen. De Euro was dus een logische maar
moeilijk te realiseren stap, maar wat velen graag vergeten is dat al in 1953
plannen voor een feitelijke muntunie voorlagen…
Het ontwikkelen van een één gemaakte belasting
op goederen, de btw, die voordien in een soort cascadebelasting was gegoten,
maakte het voor bedrijven en consumenten gemakkelijker om de kostprijs te
berekenen en te voldoen. De Cascadebelasting vergde immers berekening van taks
op elke verhandeling van goederen voor het bij de eindgebruiker kwam. In België
heeft het volgens dit boek wat lang geduurd voor de BTW werd ingevoerd en ik
herinner mij dat mijn grootvader en andere oudere familieleden niet zo blij mee
waren, al bleek achteraf dat het de administratie en bedrijfsvoering zeer
vereenvoudigde.
Het komt me voor dat we bij het lezen van dit
boek inderdaad een interessante visie op de ontwikkeling van Europa
gepresenteerd krijgen, waarbij het idee dat met elke beslissing in de
vergaderingen te Brussel, hoe moeilijk iedereen ook op een lijn te krijgen was,
toch de idee had dat men aan Europa aan
het bouwen was. Laat het duidelijk zijn dat de heer Witteveen betreurt dat
de politici vandaag niet altijd voldoende dat gevoel hebben.
Europa vandaag, zo lees ik, heeft een probleem
met het feit dat wat verwezenlijkt werd, veel meer was dan duur bevochten
overwinningen op het streven van de hoofdsteden hun eigen politiek te blijven
voeren zonder rekening te houden met het algemene Europese belang. Ook de
crisis van de Euro, zoals we dat fenomeen van zware schuldenproblemen zijn gaan
noemen, heeft te maken met het feit dat sommige hoofdsteden hun eigen korte
termijn belang voorop blijven stellen.
Of nog, men communiceert niet altijd eerlijk over Europa, zet de conflicten en
vooral de lasten in het licht, weinig gaat het over het bouwen aan Europa. H.
Johannes Witteveen die als minister van financiën vaak in Brussel aan de
vergaderingen deelnam, heeft het vaak genoeg meegemaakt dat na zeer moeilijke
onderhandelingen iedereen er wel overtuigd van was aan Europa te bouwen.
Witteveen had blijkbaar ook problemen met het beleid van Sicco Mansholt, die
zeer lang landbouwcommissaris is geweest en een stevige landbouwpolitiek heeft
gevoerd, maar die niet altijd de gewenste gevolgen had: grote bedrijven voeren
relatief beter met dat beleid en de kleinere konden het hoofd boven water
houden. De boterbergen, melk- en wijnplassen en de vleesoverschotten, het waren
gevolgen van dat beleid dat ook nog eens de wereldhandel in die producten
destabiliseerde. Onder invloed van de Club van Rome zou hij zijn eigen politiek
kritischer bekijken.
Johannes Witteveen reflecteert ook op zijn
eigen optreden als hoogleraar en politicus, maar ook als managing director van
het IMF en als commissaris in bedrijven. Hij zet in het boek uiteen wat voor
hem het universele soefisme betekende – ik zal in een apart stuk over dit
hoofdstuk in ’s mans leven schrijven – want het vormt wel de rode draad
doorheen zijn leven.
Een mysticus aan het hoofd van het IMF? Met DSK
in gedachten kan men zich dat moeilijk voorstellen. Maar het fascineert wel,
hoe het soefisme vanuit India, syncretisme van een Perzische traditie waarin ook
concepten en inzichten uit de vedische en andere Indische tradities ontwikkeld
werd en goed een eeuw geleden vanuit India naar Europa is gebracht en in
Engeland en Nederland wortels heeft gekregen en vooral een gemeenschap heeft
voortgebracht.
Het is van belang te begrijpen dat het
Soefi-gedachtengoed in feite een vorm van levenskunst inhoudt. Joep Dohmen
schreef over de vele facetten van levenskunst een boeiend boekje, Brief aan een middelmatig man, waarin hij onder andere de confrontatie tussen
de postmoderne mens of laatmoderne persoonlijkheidsidee en het denken van de
oude Grieken en Romeinen, aan de hand van Foucault uittekent en tracht aan te
geven wat hij ervan denkt te moeten maken. Voor deze recensie is het ook nuttig
te denken aan wat in de jaren 1940 Hermann Hesse schreef over het Kralenspel.
Ook daar speelt iets dat ik denk te mogen associëren met het
soefi-gedachtengoed, alleszins wat de praktijk van meditatie en contemplatie
betreft. Ook de gedachte aan een orde lijkt me in de roman en de werkelijke
beweging nogal gelijk op te gaan. Witteveen heeft als bestuurder, maar ook als
wijdeling en later meester heel wat met de beweging te maken gehad, of beter,
hij heeft er zich ondanks zijn vele andere wereldse bekommernissen en
werkzaamheden ernstig voor ingezet.
Het goede zien in mensen?
Het blijft me verbazen hoe in discussie dezer
dagen nogal wat mensen de gedachte koesteren dat een mens niet in staat tot het
goede zou zijn. De aandacht voor het strikt individuele beleven van de dingen
kan ertoe leiden dat we niet meer het belang van het samen leven onderkennen.
In vele discussie over psychologie en de vermeende onwetenschappelijkheid van
bepaalde benaderingen, of het nu de psychoanalyse of behaviorisme is, telkens
blijkt men ervan overtuigd dat mensen door het leven en de eisen van onze fysiologische
en biologische aard op het pad van egocentrisme gezet worden. Wat niet
wetenschappelijk heet te zijn vaagt men vaak van tafel als onzin, maar deze
econoom, wetenschapper, bestuurder laat zien dat dit toch wel kort door de
bocht is.
In dat stramien is een visie als die van het
universeel Soefisme een vreemde en aantrekkelijke gedachte. Streven naar
harmonie gaat regelrecht in tegen de gedachte dat we de strijd moeten aangaan,
maar wie bij Witteveen een softe houding zou verwachten van peace, love and
understanding zonder voor eigen inzichten te gaan, vergist zich, want het
conflict ging hij wel aan, in zijn tijd
als minister en als managing director bij het IMF. Maar hij meent dat een
conflict oplossen erin bestaat de contouren van het meningsverschil te onderkennen
en de actoren begrijpen – empathie dus – eerste stappen vormen, het streven
naar een antwoord en consensus daarover realiseren een belangrijke verdere
afhandeling mogelijk maakt. Dat laatste tot elke prijs willen bereiken blijkt niet
in zijn aard te liggen. Wat is het dan wel, die magie van de harmonie? Het komt
me voor dat de man de dingen in hun veelzijdigheid zag en wilde zien, maar ook
dat hij de visies van zijn gesprekspartners oftewel tegenstanders trachtte te
begrijpen. Het vormen van een consensus en die met machtsargumenten opdringen deed hij als er
geen andere mogelijkheid bestond, maar doorgaans wist hij de argumenten van de
anderen wel te begrijpen en mee te nemen.
In de VSA en Europa hebben we twee soorten
politieke praktijk, die afhankelijk van de machtsverhoudingen en
verkiezingsprocedures ertoe leiden dat ofwel het compromis de aard van de zaak
zelf is omdat men niet over volstrekte meerderheden beschikt dan wel overbodig
lijkt net omdat men over zo een meerderheid beschikt. In werkelijkheid zal men
geen beleid voeren, althans niet zonder grote schade, als men niet probeert de
anderen te overtuigen van een consensus die het geheel vooruit helpt. Jaren al
klagen populisten over de neiging tot slappe compromissen, ook en zeker op het
niveau van afstand doen van de eigen uitgangspunten. Maar het valt op dat men
tegelijk er mede toe bijdraagt de zaken op scherp te stellen, te polariseren. Het
blijft belangrijk te herhalen dat men de botsende opinies wel moet accepteren, want
deel van het democratische gebeuren, maar dat men niet mag vergeten dat die
opinies ook zelf wel moet onderzoeken en proberen te komen tot inzicht. Chantal
Mouffe heeft hier al vaker op gewezen, maar als we naar politieke verslaggeving
kijken, merken we dat het competitieve aspect vele andere terzijde schuift.
Bovendien blijkt men soms blind te zijn voor de vraag of bepaalde inzichten wel
bereiken willen wat ze zeggen voor te staan. Het komt me voor dat vandaag het
politieke debat om die reden geamputeerd wordt. In die zin zijn de inzichten
die Witteveen in zijn boek toevoegt bij passages uit zijn leven best de moeite
waard om ter hand te nemen.
De magie van Harmonie impliceert dus veel meer
dan een placide gemoedsrust zonder eigen inzet. Het omgekeerde is eerder het
geval, maar het vergt dus levenskunst om de harmonie in de omgang met anderen
te bereiken om met elkaar iets te ondernemen. Als hoofd van het IMF heeft
Johannes Witteveen heel wat te stellen gehad met de eerste oliecrisis, van 1973
en volgende jaren. De problemen van de regering om de inflatie onder controle
te houden en de intrestvoeten niet te hoog te zien klimmen, heeft onder meer
ertoe geleid dat hij een betalingsfaciliteit ingesteld heeft rond petroleum en
tegelijk de bijdragen van lidstaten van het IMF in aandelen te wijzigen, wat
neerkwam op een verlaging van het Europese en Amerikaanse aandeel en dus ook
een verminderen van de trekkingsrechten van de onderscheiden staten.
Italië kende toen een immens probleem van een
op hol geslagen inflatie, omdat de vakbonden erin geslaagd waren de loonindex
te laten voorop lopen de verwachte stijging van de prijzenindex. De koopkracht
bleef misschien op peil, maar Italië verloor economisch natuurlijk veel terrein.
Witteveen heeft daarop hard moeten
onderhandelen, niet met de regering, wel
met de vakbonden die vonden dat die situatie een verworven recht mocht heten.
Ook in Groot-Brittannië had de inmenging door het IMF onder leiding van H.
Johannes Witteveen heel wat voeten in de aarde. Dat een paar jaar later Maggy
Tatcher in Downing Street 10 zou intrekken, mag dan ook niet echt verbazen. Het
blijft van belang te zien dat nationale overheden vaak te gemakkelijk problemen
van economische aard op een politieke manier oplossen die de economie, dat wil
zeggen het handelen van burgers aan banden legt. Het gaat dan niet altijd
alleen om wetten, maar zeker ook en misschien over de bureaucratische
afhandeling van die wetgeving. Men zou dus goed moeten kijken, denk ik na
lectuur van dit boek of de wijze waarop landen de aanwijzingen van het IMF
implementeren wel spoort met de uitgangspunten van die instelling.
Men kan het boek daarom best ook lezen als een
introductie tot de betekenis van het IMF in de wereldeconomie, men vindt er ook
onversneden kritiek op de opvolgers in het IMF, terwijl de auteur wel duidelijk
aangeeft dat na loslaten van de goudconvertibiliteit – waarbij de dollar
onmiddellijk voor goud kon gewisseld worden – het IMF voor de stabilisering van
de economie wel degelijk van belang is geweest. Het komt me voor dat de kritiek
op het IMF van velen ook berust op het feit dat men de werking van de
instelling niet goed begrijpt. Aan de andere kant is het net Witteveen die
stelt dat de begrotingsdiscipline beter wat hoger, lees: Keynesiaanser kan
gekozen worden, dat wil zeggen 5 % i.p.v 3 % en dat het begrotingsdebat moet
gaan over het onderscheid tussen structurele en conjuncturele tekorten.
Men zal van de recensent verwachten dat hij de
grote lijnen van het boek tracht te vatten en over te brengen aan de lezer van
de recensie dat het boek belangrijk is. Zoals gezegd lijkt het me van belang de
vele facetten van het soefisme in een afzonderlijke bijdrage te vatten, maar
toch blijkt dat het omgaan met de machtigen der aarde, ook als commissaris bij
bedrijven, toezichthouder-bestuurder hem wel afging, maar ook dat hij van
oordeel is dat de schijn van macht voor velen wel eens belangrijker is dan het
timmeren aan de weg.
Over de rol van de raad van bestuur, de
commissarissen zegt Witteveen dat hij met zijn inkomsten daaruit belangrijke
bijdragen kon leveren aan de Universal Sufi Movement en zo mee de financiële
mogelijkheden van de beweging heeft versterkt. Toch kan Witteveen duidelijk
maken dat hij de inkomsten van het commissariaat bij bedrijven vandaag veel te
hoog vindt. Er is een risico dat commissarissen vergeten dat hun opdracht
bestaat in het verzekeren van de continuïteit van het bedrijf en de lange
termijn belangen van het bedrijf voor ogen dienen te houden. De bonussen zijn volgens Witteveen
problematisch omdat de commissaris de zaak moet kunnen bekijken zonder zelf
direct en volkomen afhankelijk te zijn van tijdelijk succes.
Het vormt de rode lijn door dit boek, de
gedachte dat economisch handelen voor een bedrijf minder vanzelfsprekend is dan
in theoretische modellen beschreven kan worden. Als minister stelde Witteveen
ook nog eens vast dat economisch beleid vanwege de regering soms met kleine
variabelen op dat niveau grotere veranderingen in het economische leven kon
veroorzaken dan hij als economist voor ogen had staan.
Het komt me voor dat wie over economisch beleid
spreekt en momenteel lijkt alle beleid bijna alleen nog in economische termen
vertaald te worden niet altijd merkt dat wat wetenschappers overschouwen in de
praktijk soms anders kan uitpakken. Ook speelt in het gedrag mee dat rationele
aannames op het terrein wel eens anders kunnen eindigen dan verwacht. Wie nu
aan de stuurknuppels zit van het beleid moet soms heel veel blind of op gegist
bestek de koers uitzetten, omdat ze van andere actoren niet het nodige
vertrouwen noch de nodige informatie krijgen. De staat wantrouwt de
ondernemers, terwijl de kleine ondernemers onder dezelfde wetgeving vallen als
de zeer grote maar gemakkelijker administratief te volgen zijn. Dit creëert een
ongelijkheid die strijdig is met de idee dat wetgeving voor iedereen op
dezelfde manier moet gelden.
Het is aan de andere kant de vraag of de
verschillende actoren op het terrein, zoals equity fondsen, pensioenfondsen en zeker
de banken zelf de rationaliteit die ze bij anderen vooronderstellen zelf
hanteren. De kredietpolitiek van de Amerikaanse banken was niet de enige
oorzaak van de meltdown in 2008. Ook kan men niet zomaar beweren dat het greed alleen was, dat een rol speelde. Theoretische
managementtechnieken werden gekopieerd zonder dat men er altijd de invloed van
begreep.
En bovendien, wij, personen zijn ook actoren en
keuzes die in grote massaliteit gedaan worden, die soms rationeel zijn vanuit
een oogpunt, zijn het niet in andere termen. Economische wetenschappen zijn
inderdaad ook sociale wetenschappen, maar soms lijkt men de menselijke aard
niet altijd goed in ogenschouw te nemen. En dan kan men niet enkel refereren aan
de deugden of ondeugden.
H. Johannes Witteveen geeft er in elk geval
blijk van dat economen ook andere snaren bespelen en als mens een zeer open
kijk kunnen hebben. Het kan van belang zijn dit boek te lezen als historicus,
maar het is vooral van belang om de commentaren van deze man, die het geluk had
het hele tijdperk na WO II te hebben beleefd als actieve burger te volgen.
Daaruit blijkt dat economisch beleid beredeneerd is, met argumenten te staven
en toch soms uit de hand kan lopen. Als
medeorganisator van de oprichting van de bank ING, voortkomende uit de fusies
van verzekeringsmaatschappijen, waarbij later de Belgische bank GBL, Groep
Brussel Lambert, heeft hij gemerkt hoe bepaalde opties, het opbouwen van een
grote reserve versus het uitkeren van hoge dividenden, dat in de
verzekeringsmaatschappij al voor enige discussie had gezorgd, heeft op een
zeker ogenblik de bank- en verzekeringgroep ING wel parten gespeeld.
Het blijft me verwonderen dat men boeken als
dit in een Nederlandstalige boekenmarkt onder de grote rivieren, enfin, in
Vlaanderen niet belangrijk genoeg acht. Natuurlijk zijn memoires van Jean-Luc
Dehaene of Wilfried Martens van belang, maar het blijft maar even zo dat juist
het begrijpen van politici en vooral een gewezen Managing Director van het IMF
totaal onderbelicht blijft. Het begrijpen van deze instelling en de punten van
discussie is toch wel van belang dacht ik. Maar dat het niet eenvoudig is, daar
moet niemand over zeuren.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten