FIlosofisch populisme?
Reflectie
De aard van het beestje
Wat
stoort aan de reacties
![]() |
De iconoegrafie van de leider, op het schild geheven, komt in de politieke semantiek vaak aan de orde. |
Dit
stuk gaat wat mij betreft over het feit dat schrijvelaars van den lande zich
geroepen voelen de kiezers van een partij voor te houden dat ze niet weten welk
vlees ze in de kuip hebben en dat de N-VA er meesterlijk in slaagt hen in de
luren te leggen. Na de verkiezingscampagne van 1995 met Louis Toback en onze
pensioenen is dat geen nieuwigheid. Maar ook de strapatsen van Guy Verhofstadt
en Steve Stevaert maken duidelijk dat andere partijen best bereid zijn den
kiezer met populisme en erger tegemoet te treden.
Vorige zondag mocht de kiezer
spreken en van Adinkerke tot Aarlen hebben mensen een stem uitgebracht, of
liever twee, één voor de gemeente en één voor de provincie. Het resultaat was
wat het is, tot spijt van velen, zo blijkt wel. Maar kan men volstaan met een
berustend “de kiezer heeft altijd gelijk”? Mij dunkt dat dit eens te meer
neerkomt op een miskenning van de wijsheid in hoofde van de kiezer en
minachting voor de kiezer. Hier moet al meteen een gedachte aan toegevoegd
worden: dé Kiezer, enkelvoud, eenvoudig en eenduidig bestaat dus niet.
Als je een zangertje hoort
kermen dat het toch erg is dat die goede Patrick Janssens verloren heeft, dan had
de gastheer van Reyers Laat hem mogen laten weten dat de kiezer iemand anders
verkoos. Is de Wever beter? Wie zal dat objectief vaststellen? Daar gaat het
bij verkiezingen niet over, want bij verkiezingen mag de kiezer de lijst kiezen
en de kandidaten die hij of zij naar voor wil zien treden om hem of haar te
vertegenwoordigen. De kiezer hoeft dat niet te verantwoorden, want het gaat om
geheime verkiezingen, wat niet betekent dat je met intimi niet over die uit te
brengen stem mag discussiëren, maar de overheid hoeft, mag dit niet weten en
kan er uiteraard geen gevolgen aan verbinden. Dat heet democratie.
Nu werd deze week al enkele
keren verwezen naar een doctoraat van iemand die in Tilburg aantoonde of dacht
te kunnen aantonen dat de N-VA een extreem-rechtse partij zou zijn. Uiteraard
is de partij conservatief, maar vooral, aldus Ico Maly, is dat civiel
nationalisme van de N-VA veinzerij, want het is puur en onversneden
nationalisme en uiteraard kan nationalisme enkel verwijzen naar de homogene
natiestaat. Marc Reynebeau schrijft er in de Standaard een stuk over, maar ik
hoop ooit eens de kans te krijgen dat doctoraat te lezen. Men zegt dat het
verkrijgbaar is in de handel. Zo lees ik:
(…)
Door
dat gebrek aan precisie drijft de N-VA-propaganda op begrippen uit een onzeker
hermeneutisch universum vol semantisch afval en vage ideologische
bijbetekenissen…
En
(…)
Dat
is ook een probleem voor de wetenschapper die op zoek moet naar een coherentie
die vaak niet eens aanwezig is. Die moet dus geconstrueerd worden. …
Fair is dat niet, want men kan
bij geen enkele partij, ook niet de SP-A een coherent discours vinden, want wat
Toback vertelt, Toback senior en wat het tijdschrift Samenleving & Politiek
weet te melden vertoont al evenmin coherentie. Maar natuurlijk intrigeert
“Semantisch afval”. Wat bedoelt Reynebeau? Of is het de doctoraal gepromoveerde
die het over semantisch afval heeft? Bizarre gedachte, want taal is wat men kan
uitdrukken en soms zijn er heldere begrippen die men bewust dubbelzinnig houdt,
soms kan men bepaalde gedachten niet helder uitdrukken. De wetenschapper zou op
zoek moeten naar een coherentie die vaak
niet eens aanwezig is, terwijl de website van de partij toch heel wat
teksten laat zien, waarin door de partijraad afgehandelde dossiers te vinden
zijn en dat kan dus wel onderzocht worden – uiteraard is dat een coherent
corpus want de intellectuele auteur is niets anders dan de partijraad. Maar dat
komt natuurlijk niet aan de orde omdat dit inside informatie zou zijn, niet de
propaganda. Nu, als ik naar de agitprop van PVDA+ kijk, dan denk ik dat men
inderdaad van geen enkele partij zou mogen verwachten dat ze niet proberen hun
inzichten zo goed mogelijk voor te stellen.
Kortom, men kan maar beter op
zijn woorden, letten, zoals het stuk van Reynebeau wordt aangeprezen, maar als
het over semantiek gaat, zou men toch best kijken naar wat de verschillende
partijen vertellen, bijvoorbeeld op de idee dat we in een samenleving leven die
elkeen anders ervaart. Weigert men de idee ernstig te nemen dat een
samenleving, een dorp of stad, maar ook Vlaanderen of Europa niet ook een
gemeenschap kan blijken voor de betrokkenen, dan kan men inderdaad over het
woord “gemeenschap” niet ernstig spreken. De gedachte, die men links voorstaat
dat men zich moet verzetten tegen de bourgeoisie, terwijl het vooral burgers
zijn, mensen in een goede sociaal-professionele situatie die zich tegen …
zichzelf verzetten, zoals Jacques Brel dat meesterlijk verwoordde. Uiteraard
veronderstelt de strijd der klassen dat arbeiders van de hele wereld zich
solidair verzetten tegen de uitbuitende kapitalisten. Men weet dat er in Europa
al eens betoogd en gestaakt is tegen de verplaatsing van bedrijven naar landen
waar de lonen beduidend lager liggen. Daar houdt de internationale solidariteit
blijkbaar toch wel op. Maar die klassenstrijd verhindert ook dat er zoiets als
een “gemeenschap”, laat staan een “nationale gemeenschap” zou bestaan, waarna
Elio di Rupo dan toch weer beroep op doet, op dat nationale Belgische gevoel.
De idee “gemeenschap” of de
ervaring dat men samen in hetzelfde schuitje zit, voor de goede zaken en de
andere, de negatieve, komt onder andere ook van Peter Sloterdijk en nu weet ik
maar al te goed dat mijn de krant De Standaard de mening is toegedaan dat
Sloterdijk een nogal mistig en vaag discours zou hanteren. Aan de andere kant,
wie de recensies gelezen heeft van het werk van Sloterdijk “Du musst dein Leben
änderen”, dan vraagt een mens zich af of die recensenten wel willen lezen. Men
had het over de oproep zich ecologischer te gedragen, terwijl voor Slotderijk
het oefenen, het trainen, ook intellectueel van belang is. Net iets wat – zoals
uit dit artikel nog eens blijkt – heel belangrijk blijkt.
Reynebeau verwijst verder naar
een tekst van N-VA Brugge:
De
N-VA is een pleitbezorger van het gemeenschapsleven in al zijn diversiteit.
Door
gemeenschappen
te ondersteunen, vrijwaren wij vrijheid en democratie.
Gemeenschapszin
glijdt echter te vaak af naar een gevoel voor gemeenschappelijke
belangen
met andere individuen. De overheid als behartiger van deze belangen, treedt
dan
in de plaats van de gemeenschap.
Voor
de N-VA zijn de gemeenteraadsverkiezingen van
2012 daarom van cruciaal
belang.
In lokale besturen kunnen wij werk maken van een gezond en sterk sociaal
weefsel.
Daar kunnen wij individuen de vrijheid geven om zich te ontplooien en vorm
geven
aan een levendig gemeenschapsgevoel.
Dit is inderdaad een eenvoudige tekst over een
moeilijke kwestie. We weten dat Reynebeau zich vrolijk heeft gemaakt over dit
stukje tekst. Maar kan men zich wel in enkele lijntjes een voorstelling maken
van het leven van een individu in een massasamenleving? Voor mij is het een
onvolkomen maar verdienstelijke poging. En wat is er mis met het proberen
duidelijk te maken hoe men over individu en collectiviteit, samenleving na te
denken? Voor Reynebeau zal het wel voor de hand liggen, namelijk dat de mens
een individu is die alleen uit overtuigd en bewust een sociaal contract sluit.
Maar de mens is, zoals Aristoteles al wist en ook Francis Fukuyama, Herman Kolk
en anderen aantonen altijd ook een sociaal wezen. Alleen is het van belang denk
ik, dat we ons als individu toch wel bevinden kunnen in een samenleving.
Nu goed, vele commentatoren
zullen wel goede redenen vinden om de
N-VA aan te vallen, enfin, zij die het willen zullen hun “chimeren” maken om de
N-VA aan te pakken, omdat ze dus niet democratisch zou zijn, nationalistisch in
de meest strikte zin en zeker dus niet het civiel nationalisme voorstaan.
Chimera is een fabelwezen uit de Griekse mythologie en zoals Boris Cyrulnik de
lezer meegeeft kan men in het particuliere leven niet altijd zonder bepaalde
voorstellingen, als men in de eigen integriteit geraakt wordt. Geldt dit ook
voor samenlevingsverbanden zoals een stad, een land? Kunnen ook groepen zich
van dergelijke chimeren bedienen om zich van hun eigen bestaan een voorstelling
te geven? De idee van de gemeenschap is
merkwaardig genoeg voor linkse ideologen een moeilijk te hanteren begrip. Dat
een linkse socioloog erg overtuigend heeft aangetoond dat het internationalisme
van de SPD er tijdens de Republiek van Weimar mee toe heeft bijgedragen dat de
NSDAP meer aanhangers van die partij voor zich wist te winnen, blijft in de
Vlaamse brede media volkomen onvermeld, terwijl Jacques A.A. van Doorn toch wel
een coryfee was van de Nederlandse PVDA. Dit is van belang omdat men het steeds
voorstelt alsof het de Middenklasse was die de partij van Hitler had groot
gemaakt. Ook over het Vlaams belang heeft men lang gezegd dat die gesteund werd
door de middenklasse terwijl duidelijk was dat de oude volkshuissocialist wel
degelijk voor De Winter wilde stemmen.
De vele aanvallen op de N-VA vermelden
obligaat dat de N-VA neoliberaal beleid ideaal zou zijn. Precies de
verwijzing naar de vraag hoe individu en samenleving zich tot elkaar verhouden en
in de “Gestalt” Gemeenschaap én natie een bevattelijke vorm krijgen, maakt
duidelijk dat het neoliberale gedachtegoed de N-VA wel vreemd is.
Neoliberalisme gaat immers uit van de vaststelling dat de staat het probleem is
omdat elke ingreep in de economie schadelijk zou zijn voor de economie. Tony
Judt heeft aangetoond dat de inzichten van Von Hayek wel heel kort door de
bocht zijn gevolgd door de voorbeelden van Guy Verhofstadt.
Precies de idee dat de mens alleen maar
economisch rationeel zou handelen is zozeer in strijd met de dagelijkse
ervaring van eenieder dat alvast ondergetekende er duizelig van wordt te moeten
verzinnen dat één partij zich eraan bezondigen zou dit als ideaal voorop te
stellen. En toch, dames en heren, ziet men bij de verschillende partijen het
mensbeeld verschrompelen tot een wel zeer eenzijdig wezen. Misschien houdt net
de N-VA nog het meest rekening met de gedachte dat mensen verschillen. Vrijheid
en verantwoordelijkheid naar voor schuiven heeft immers maar zin als de mens
vrij kan oordelen en bereid is verantwoordelijkheid op te nemen, voor zichzelf
én voor de res publica en uiteraard ook voor anderen.
Neoliberalisme is een
utopische beweging die meent dat de markt alle problemen kan oplossen. Men
verwijt aan mensen als Bourgeois en De Wever dat ze neoliberaal zouden zijn en
wil niet zien dat zij precies de uniciteit van de persoon, maar ook het
vermogen tot solidair handelen van belang achten. Alleen kan men niet solidair
zijn met om het even wie. Solidariteit is een deugd? Solidair zijn wel, maar
solidariteit is een abstractie die men niet kan afdwingen. Betrokken zijn met
andere mensen kan men ook niet zomaar opbrengen. De kerk, verwijt men haar
terecht, heeft dat er zeer diep ingeslepen, maar ook links kan er wat van
mensen deugden op te dringen, zonder dat dit a priori in het gedrag ingevuld
worden. We zijn solidair? Natuurlijk. We zijn voor de vrede? Natuurlijk? Voor
rechtvaardigheid? Tja, wat heet rechtvaardigheid. Het boek “Mogelijkheden
scheppen” van Martha Nussbaum laat zien, dat men toch wel voorzichtig moet zijn met
woorden, zoals rechtvaardigheid, want het kan er gemakkelijk uitlopen dat om
die rechtvaardige samenleving te realiseren heel wat onrecht gepleegd moet
worden. Nussbaum laat zien dat men mensen best kan helpen door hen in hun
waardigheid te laten. Geen hulp zonder meer, maar, zoals in India gebeurt,
mensen een microkrediet verstrekken en tegelijk ondersteunen bij het nadenken
over het eigen leven in gespreksgroepen. Soft niet, voor iemand de N-VA een
warm hart toedraagt. En ja, ook Nussbaum pleit voor een goed bestuurde staat,
waarin de capabilities een plaats hebben. Nu maar zien hoe zwaar in het debat
over de onderwijshervormingen die capabilities voor Pascal Smet zullen wegen.
Het is van belang te begrijpen
dat wie meent dat de N-VA de kiezer zou bedriegen, en daarbij termen hanteert
als “semantisch afval” het wel heel ver moet zoeken. We hebben de afgelopen 20
jaar, sinds 24 november 1991 gemerkt dat kiezers vaak van mening veranderen en
dat helden vlugger van het schild gegooid worden dan ze erop gehesen raken. Men
meent nu dat de kiezer zich door N-VA in de luren heeft laten leggen en wil hem
en haar dat nu ook met bekwame spoed en veel overkill duidelijk maken, zodat de
leider van het schild geworpen wordt. Is de wens hier de vader van de gedachte?
Of zou kiezers zeer bewust en consistent een keuze gemaakt hebben, deze keer?
Het worden dus grappige
tijden, want men zal nu wellicht steeds weer komen vertellen dat de N-VA zich
zou keren tegen de Verlichtingstraditie en dus zich inschrijven in de antiverlichtingstraditie. Al geruime
tijd is dat de gesneden koek voor politici en anderen om mensen en partijen te
verdelen naargelang hun positie tegenover de Verlichting. Als dat betekent dat
het volstaat te roepen dat man en vrouw gelijk zijn en dat de kerk en de staat
zich verre van elkaar moeten houden, dan stelt die verlichting wel iets voor,
maar dan heeft men enkele belangrijke facetten ervan helemaal over het hoofd
gezien. De Verlichting, zoals Philipp Blom schrijft in “Het verdorven
Genootschap” is niet zomaar te reduceren tot die groep franse filosofen rond
Diderot en d’Holbach. Ook Voltaire en Jean-Jacques Rousseau behoren tot die
beweging die af wil van het godgegeven gezag van de koning en sommigen kiezen
dan, zoals Diderot voor atheïsme. Voltaire, die volgens Jonathan Israël geen
echte verlichte filosoof mag heten, aanvaardde dan weer dat mensen hun heil
zoeken in het kerkelijke ritueel. De benadering sluit in feite ook de ogen voor
het werk van Leibniz, maar ook voor Herder of Goethe en zeer opvallend zijn de
filosofen van de Schotse verlichting hier afwezig. Met zo een benadering van de
Aufklärung kan men de “Kalotten” en moet men zelfs de groenen uitsluiten. Maar
de opvattingen over de Verlichting zijn niet adequaat omschreven, zodat we er
niet verder weg mee kunnen. Behoort iemand als Hugo de Groot tot de
Verlichting? Wat met von Humboldt? En hoe zit het met de Illuminaten? Men
bewijst die complexe, boeiende en soms al te menselijke beweging die de
Verlichting was geen dienst door er zo al te benepen mee om te springen: Alleen
de Franse Filosofen hebben de Verlichting mogelijk gemaakt. Ondanks de idee van
de gelijkheid van man en vrouw worden er bovendien alleen maar enkele mannen
naar voor geschoven. Het verwijt tegen de Verlichting te zijn kan men een
moderne partij verder niet aanwrijven omdat het moeilijk denkbaar is dat een
partij helemaal buiten de semantische politieke velden argumenten en termen zou
hanteren die niet door de Verlichting zijn gemunt of er later door
gesanctioneerd zijn te worden. Wie overigens tegen de traditie van de
Verlichting zou spreken, zou onbegrijpelijk blijken. Kortom, Reynebeau draagt
nogal wat semantische ruis aan.
In enkele zinnen is het
moeilijk aan te geven hoe we de Verlichting kunnen opvatten, maar hopelijk
maakt de bedenking duidelijk dat men niet zomaar een partij kan uitsluiten uit
de moderne wereld. Of is het zo dat omdat je iets ziet in Burke je vanzelfsprekend
tegen, zeg maar Maximilien de Robespierre gekant zou zijn? In zekere zin is dat
wel zo, maar net de Schotse Verlichtingstraditie had het wel niet voor de
revolutionaire en vooral bloederige aanpak van de Terreur. Of zou het zo zijn
als men enige sympathie heeft voor het werk van Goethe, Schiller of recenter
Thomas Mann, dat men vanzelfsprekend ook verbonden zou zijn met de utopische
gekte van ene Adolf Hitler? Zoveel dwaasheid zie ik toch niet als het over Marc
Reynebeau gaat, maar toch, het klimaat is ernaar dat er een semantische
mestvaalt gemaakt wordt met ideeën en termen die ons niet bevallen. Die
polarisering, want dat is uiteindelijk het kenmerk van dit stuk en van zovele
andere, dat men zich men wel vragen moet stellen over de goede trouw van de mandatarissen
van de N-VA. Dat geldt dan in één beweging blijkbaar ook voor de achterban van
de partij, de leden en in hoge mate ook voor de kiezers van de partij.
Misschien moet men Eric Corijn dan toch gelijk geven, vaststellen dat de mensen
niet weten waarover het gaat, dat ze geen rationele politieke keuze kunnen
maken? De democratie is bij de kiezer in gevaarlijke handen, zo te zien. En ja,
wie zal dan de waardigheid, de redelijkheid van die kiezer nog ernstig nemen? Alvast
al die luitjes die menen dat ze met onbegrijpelijke zinnen over “coherentie in
een corpus van teksten” de kiezer kunnen afschrikken, terwijl de uitspraken van
leden van de N-VA, meestal niet zo vreemd klinken en alvast de lijsttrekkers
zich er heel van goed weten te kwijten te vertellen waarover het gaat. Graag
dus wat verandering in het pseudo-intellectuele debat.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten