Bij gebrek aan debat dwalen de geesten


Reflectie

Levensbeschouwingen op de schop
Chaos en onzekerheid

Minatuur uit "Les très riches heures
du duc du Berry. Uiteraard si de gedachte
van de Heilige Geest voor velen vandaag
iets onmogelijks waar men niet over
bazelen moet. Aan de andere kant
kan het wellicht inspireren als men
die aanblazingen uit het blauwe
uitspansel niet helemaal
als onnozel wegzet. 
Eerlijk is eerlijk, dit is een tweede poging om enkele kanttekeningen bij het levensbeschouwelijke getouwtrek en de vele conflicten, de wederzijdse verwijten ook onder ogen te nemen. Ik schreef er al vroeger over, maar de vele discussies over ethische kwesties, het geloof van de ene dat de wetenschap alles zal verklaren en de gedachte van de andere dat we alleen door het geloof het ware leven zullen vinden, nopen mij ertoe de zaak opnieuw te bekijken.

Het mag duidelijk zijn dat we dezer dagen soms verbaasd kijken hoe mensen aan de ene kant de kerk, de gelovigen verketteren alsof ze nog steeds in duistere tijden leven, terwijl gelovigen menen dat de georganiseerde vrijzinnigheid ook niet altijd de beste antwoorden op de vragen van deze tijd weten te bedenken. Verder blijft er natuurlijk de druk van de Islam die de verhoudingen tussen de oude erfvijanden op scherp heeft gesteld. Op het eerste zicht verwijten velen de gelovigen dat ze nog belang stellen in God en zijn gebod, maar aan de andere kant aanvaardt men wel dat moslims hun gebruiken en inzichten wel onverkort mogen beleven.

Mijn positie?

Ik denk dat men vooral niet de culturele verschillen moet relativeren en dat men de eigen overtuigingen moet onderzoeken maar niet wegredeneren. Ik weet maar al te  goed dat er lieden zijn die menen dat er buiten de wetenschap geen heil te verwachten valt. Op het niveau van de inzichten blijkt evenwel algauw dat we niet zo gauw kunnen zeggen wat we met de bijzondere en de algemene relativiteitstheorie aan moeten vangen. Wie zich vervolgens inlaat met het Standaardmodel van de deeltjesfysica merkt dat het begrijpen ervan nog heel wat meer aandacht vergt en dat, om het maar even zo te stellen de betekenis ervan voor de ontwikkeling van een mens- en wereldbeeld wel heel complex wordt.

Moet een mens dan terug grijpen naar de goede oude moederkerk? Veel heil valt er dan toch niet van te verwachten, zegt men mij, maar ik denk vooral dat men dan een aantal zaken gaat vermengen. Nadenken over de natuurkunde en inzichten leveren verbazende inzichten, waarvan we de betekenis niet zomaar kunnen vatten, want we moeten toch eerst wat studeren en ons inwerken in de wis- en natuurkunde om er iets meer van te begrijpen.  De volgende stap is dan wat we ermee aanvangen als we ons vragen stellen over het individu, over de mens als verschijningsvorm die uit de evolutie is voortgekomen, want voor sommigen betekent dat dan dat we helemaal gedetermineerd zijn in onze biologische conditie. Die bepaaldheid is groot, maar tegelijk is door de ontwikkeling van de hersenen een wezen ontstaan dat steeds aan die bepaaldheid tracht te ontkomen, soms vergeefs, soms met enig succes. Ik meen dat sinds de ontwikkeling van de oude culturen in Voor-Azië en Egypte, naast India en China een belangrijke wieg van cultuur, de mens met redelijk succes het leven van steeds grotere groepen heeft mogelijk gemaakt, al heeft dat soms tot enige wreedheid geleid. De balans is bijzonder moeilijk te maken, valt te vrezen.

Het valt men dan ook wel vaker tegen van intelligente mensen dat ze vinden dat wie niet aanneemt dat de theorie van de Big Bang of van de Evolutietheorie niet kan geloven dat het leven zo is ontstaan en nog steeds evolueert, niet echt slim mag heten, omdat men zich toch wel eerst een zekere scholing moet laten welgevallen. Het volstaat immers niet te weten dat er een big bang zou geweest zijn, de expansie van een singulariteit, als deze formulering adequaat weergeeft waar het om gaat, om daar ook nog eens de betekenis voor het eigen leven van te zien.

Een ander voorbeeld zal dit misschien duidelijker maken, namelijk wat men gemelijk de economische wetenschappen noemt, wordt dagelijks in het nieuws in soms zeer beknopte vorm ter sprake gebracht, zonder men er de afla of omega van begrijpt. Als politici zeggen dat er iets met de index dient te gebeuren, omdat de concurrentiekracht van de Belgische economie te zeer zou verzwakken, dan moet men ervan uitgaan dat mensen er ueberhaupt de basispremissen van gesnapt hebben. Mij komt het voor dat spreken over groei, zonder te bedenken dat groei spanningen kan opleveren die een gestage werkzaamheid kan stokken, een vorm is van onbegrip. De economie zelf is een complex gegeven waarvan men ook niet zomaar de grondslagen van verwerft. Maar het weerhield de heer minister van onderwijs er niet van zich in de televisiestudio’s uit te laten over de noodzaak de kindjes meer economische kennis en vooral de geldeconomie bij te brengen. Nou moe, ik wil de directies niet te eten geven die nu leerkrachten moeten vinden die leerlingen er de vele facetten van willen laten zien. Geld? Betaalmiddel toch? Maar ook gegeerd goed, ook de basis van economisch handelen en het resultaat van economisch handelen. Laten we dus voorzichtig zijn bij het ad hoc redeneren over leerstof.

Meer nog, de aanleiding van dit debatje was er weer een om duimen en vingers bij af te likken, want er was gebleken dat jongeren weinig weten van geldzaken. Het kan dus inderdaad goed zijn om via economie – een vak dat veel leerlingen volgen – maar ook via andere cursussen, bijvoorbeeld Geschiedenis daar iets meer over te vertellen. Maar verliest men uit het oog dat economie als wetenschappelijk een sterke theoretische grondslag heeft en sinds Tinbergen e.a. ook een sterk wiskundig instrumentarium heeft uitgebouwd, dan zal men de beperkingen van zo een afzonderlijke cursus goed moeten inpassen.

En dan blijft er de vraag: wie wil dat kindjes meer weten over geld en geldzaken? De financiële instellingen, zo blijkt en andere marktpartijen? Het is zo dat mensen zich soms te zeer onder druk zetten door te veel geld te lenen of niet voldoende oog te hebben voor de moeilijkheden die zich kunnen aandienen.

En toch ontbreekt in dat verhaal iets dat mij zeer verrast, want men stelt zich geen vragen over de ethische kanten van de zaak, van het bijbrengen aan kinderen van geldzaken. Natuurlijk moeten ze dat leren, maar moeten ze van de waarde van het geld zo doordrongen zijn dat ze geen “fouten” zouden maken? Bizarre opvatting. Opgroeien betekent toch dat men keuzes leert maken tussen sparen en uitgaven. Men wil de armoede bestrijden, maar tegelijk geeft men er zich geen rekenschap van dat geldzaken niet alles in het leven betekenen en dat geld in feite een ruilmiddel vormt.

De zaak is dat men van alles over geld kan zeggen, maar dat geld, zoals Adam Smith het stelde op zich maar een betrekkelijke waarde heeft. We moeten dus meer doen, als we de jongeren met geldzaken vertrouwd willen maken op school, zelfs als men er games voor wil aanwenden, dan zal men toch ook moeten uitleggen dat het verhaal meer om het lijf heeft. Misschien helpt hen dat we hen vertellen dat het ook belangrijk is iets te leren, te kunnen en dat ze niet hoeven te verwachten dat ze dezelfde status en levensstijl van hun ouders zullen kunnen verwerven.

Een leven om te leven

Het cruciale probleem dat zich vaak aandient als men het over levensbeschouwing heeft is dat het evidente onuitgesproken blijft. Ons verwijlen bij de wis- en natuurkunde, de biologie ook, maar meer nog bij de economie bracht mij tot het inzicht dat men wel theoretische kennis over het heelal over de ontwikkelingen van organismen tot zoogdieren, waaronder de mens kan beschrijven en begrijpelijk maken, het probleem blijft wat dit voor het handelen zou kunnen betekenen, want leven is dus handelen.

Als het zo is dat biologisch mensen dicht bij de chimpansees staan en dat we vernemen dat sommige filosofen vinden dat men meer zorg moet opbrengen voor zo een chimp dan voor een anders valide mens, dan lijkt het argument dat die dieren ons zo nabij zijn en bovendien wel eens waardevoller dan een mentaal gehandicapte, dan stelt men zich, mijns inziens de verkeerde vraag. Men heeft voor het recht van vrouwen hun eigen vruchtbaarheid beter te beheersen heel wat wetgeving moeten afdwingen, maar nu blijkt, verschillend van land tot land dat het vooral vrouwen uit de middenklasse zijn die er tijd voor nemen zich goed te informeren en hun keuze voor een kind of zelfs meer kinderen goed af te wegen. Dat die afwegingen niet altijd met alle facetten rekening houden, leren ze dan ook nog eens keertje onderweg, maar het geeft wel aan dat in sommige kringen er misschien wel kennis is over de vrouwelijke vruchtbaarheid maar dat ze er de praktische kanten niet van onder ogen zien. De vraag is hoe men dat kan bijbrengen?

Aan de andere kant zal men het wellicht euvel duiden als ik meen dat men de gezondheidstirannie te ver doordrijft en dat men een onvoorstelbare spagaat veroorzaakt tussen wat men aanprijst aan noodzaak te genieten, van de eigen tuin, het eigen lichaam natuurlijk en van de lekkere dingen des levens. Natuurlijk is dat belangrijk, maar welk argumenten men daartoe ook aandraagt, het valt op dat men tegelijk iedereen aanmaant minder te eten, te drinken en meer sport te doen. Men kan inderdaad mensen aanprijzen met mate te genieten, maar dat wil men nu juist niet, want het gaat erom keihard te genieten.

Het leven biedt ons, dankzij onze uitrusting aan zintuigen en de mogelijkheid daarmee buiten de onmiddellijke zintuiglijke ervaring toch mee aan de slag te gaan… kortom, als we sommige neurowetenschappers bezig horen dan is, met de verklaring dat ergens in de vele gebieden iets oplicht als we een geliefde in haar naaktheid voor ons zien, dat daarmee alles verteld is. Maar als die verschijning, niet zoals die in Lourdes, maar echt, op ons een andere indruk maakt, omdat we het niet verwachten, wat moeten we er dan mee? Of als het net wel goed uitpakt en we van het samenzijn kunnen genieten, dan blijft het toch maar de vraag hoe we ons dat later herinneren.

Autonomie en heteronomie

Tussen het ik en de anderen bestaat een bijzondere relatie die er een kan zijn van onafhankelijkheid, maar toch zal men die anderen wel eens nodig kunnen hebben. Cruciaal lijkt me te zijn dat men in de loop van de decennia de idee van het autonome individu en van de zelfbeschikking is gaan loskoppelen van andere mogelijke en valabele inzichten. Natuurlijk is het van belang vast te stellen dat sommige instituties een bijzonder grote invloed op individuen hadden, kerken zijn daarbij de eerste die ons voor de geest komen, maar ik denk toch dat er bijvoorbeeld veel druk kan uitgaan van bepaalde media en zeker ook van groepen.

Heeft de kerk vroeger middels priesters soms wel zeer zware druk op mensen gelegd en is men er zover mee gekomen dat mensen scrupuleus de normen naleefden die kerkelijke instanties hadden opgelegd, dan kan men vandaag in onze contreien daar nog weinig van terug vinden.

Aan de andere kant lijkt men te vinden dat ethische normen uitgewerkt worden, dat deontologische codes aan werknemers en andere beroepsgroepen worden opgelegd. Er zou aanleiding toe zijn, want zo bleek de afgelopen tijd, mensen maken gemakkelijk misbruik van hun macht. Priesters, psychiaters en sporttrainers blijken daar vatbaar voor. Relaties zijn belangrijk voor iedereen, maar het beleven van die relaties vergt veel van onszelf en niet enkel van de ander.

Ik heb de indruk dat autonomie niet per se staat voor het zelf bepalen wat men wil, wel voor de illusie die men koesteren kan als men zoals de anderen tracht origineel te zijn of zogenaamd eigen paden te bewandelen, omdat de anderen het doen. Autonomie is veel diepgravender en vergt meer van een persoon dan men vandaag in discussies daarover aan de orde stelt.

Heteronomie aanvaarden kan een vorm aannemen die volkomen harmonieert met de inzichten van de betrokkene, wat in vele culturen ook voor een grote continuïteit zorgt. In onze cultuur is er geen leidend cultuur meer, maar is men er het ondanks verschillen wel over eens dat er bepaalde goede praktijken zijn, of liever waren. Want men stelt vast dat vandaag op allerlei terreinen ondanks alle gezeur over rechtvaardigheid en authenticiteit de verhoudingen tussen mensen en vooral tussen mensen en instituties, vooral bedrijven onderhevig zijn aan een groot onevenwicht. Autonoom kan men welhaast niet meer zijn als het om voorzieningen gaat, elektriciteit, gas, water en ook wel telecommunicatie. Onafhankelijk zijn dat opzicht kan men niet realiseren en daar heeft autonomie of heteronomie ook niet veel uitstaans mee.

De keuze van John Savage

We leven in een wereld waar we met de technologische mogelijkheden het leven heel wat aangenamer maken dan mijn grootvader, geboren 1876, ooit voor mogelijk zou hebben gehouden. Hij kende de trein, de auto, de telefoon en de radio. Een boer van de polder die leefde van de opbrengst van zijn gronden, graag las – heeft men mij vertelt – en zeer geïnteresseerd was in moderne dingen en dat ondanks zijn katholieke overtuigingen. Vandaag is de wereld, alvast onze wereld aan de ene kant een pak overzichtelijker dan ooit te voren, maar wie had het durven geloven dat een rechter een aantal geologen zou veroordelen omdat ze een aardbeving niet tijdig hadden voorspeld? Het is te gek voor woorden omdat we de aardtektoniek vooralsnog niet onder controle hebben. Maar het is wel wezenlijk voor deze tijd dat we geloven dat we het hele gedoe wel naar onze hand kunnen zetten.

In die zin is John Savage uit de roman van Aldous Huxley  best boeiend, in de mate dat hij zijn wereld, waar hij door omstandigheden niet helemaal toe behoort en de wereld die ons meer natuurlijker voorkomt, die van het reservaat en die van het zoogdierschap maar waar hij niet de gemakken van het aangename leven van de beschaafde wereld, met kinderen die gemaakt worden in laboratoria in de perfecte hoeveelheden en met de gepaste eigenschappen voor elk facet van die samenleving, van alfa’s tot gamma’s kan genieten. John staat er voor een deel buiten en heeft bovendien blijkbaar in oude boeken zitten neuzen. Ook zijn slaapscholing, dat wil zeggen dat kinderen al slapende alle kennis opdoen die nodig is om volgens hun klasse te leven, blijkt dus fout gelopen, wat voor de anderen een schandaal veroorzaakt.

Vandaag zijn we uiteraard niet zo ver in de ontwikkeling, maar de roman van Huxley, die als een spel was ontstaan, waarin hij beproefde hoe een andere, nieuwe wereld eruit zou komen te zien, heeft tot zijn eigen verbazing en  tevredenheid veel stof doen opwaaien. Toch lijken wij vandaag van de technologie voor de luxe en de gemakken te aanvaarden, maar ernstig debat over hoe we in ons leven die technologie en specifieke mogelijkheden moeten integreren, blijft uit.

Het komt me voor dat John Savage inderdaad alleen maar ten onder kon gaan, maar ik vraag me nu toch wel af hoe we in onze wereld nu met al die technische en technologische vernieuwingen zullen handelen. Stellen we ons vragen over de voordelen én over de nadelen van die ontwikkelingen. Zijn we er zeker van dat de gevolgen op termijn niet nadeliger zullen uitpakken, bijvoorbeeld op het vlak van autonomie.

Besluit

Er wordt vandaag heel wat over religie, levensbeschouwingen gezegd, maar het valt mij alvast op dat men oude strijdpunten behandelt en meer hedendaagse kwesties buiten beschouwing laat. Men redeneert ook graag vanuit een zekere evidentie, bijvoorbeeld aannames op economisch of technologisch vlak.

Het gevolg is dat we uit het oog verliezen wat nieuwe ontwikkelingen voor een individu, voor mensen in relatie tot elkaar kunnen betekenen. Men hoeft niet veel gestudeerd te hebben op het werk van Diderot of Kant om te begrijpen dat zij deze uitdagingen wel hadden opgenomen. Bovendien is duidelijk geworden dat we de gevolgen van aannames, als zij anderen te beurt vallen, zelden van belang achten.

Men zegt dat levensbeschouwingen de staat niet mee mogen sturen, maar ik vraag mij af hoe men over de waardigheid van het individu, zoals Martha Nussbaum dat voorstaat, kan spreken zonder tegelijk over de machtsuitoefening ongeacht of net ten faveure van de samenleving kan spreken. Niemand mag zijn ideologie opdringen, zijn of haar levensovertuiging en al helemaal niet is het aan bisschoppen toegestaan te interfereren in het staatsgezag. Uiteraard kunnen we met die beperkingen op de rol van de kerk instemmen, maar toch doet er zich een probleem voor, als men niet meer vanuit een doordachte visie op de dingen kan spreken. De kwestie is dat nieuwe ontwikkelingen niet neutraal zijn en dus enige aandacht vergen. En als ze mijn leed verzachten, zou dat volgens sommigen volstaan, of het leed van een naaste, maar de vraag is of die ontwikkelingen ook bijdragen tot een beter leven – maar het roken van een sigaret kan mij tot rust brengen, of is dat een verkeerd voorbeeld?  Die kwestie kan men niet zo eenvoudig beantwoorden. En daarover doen vele meningen de ronde, die niet altijd even goed doordacht zijn geweest. Net daarom zijn levensbeschouwelijke debatten, buiten de sfeer van de strijd om het (eigen) gelijk niet enkel noodzakelijk maar ook best inspirerend.
De kwesties die naar mijn inzicht aan de orde zijn en die in het levensbeschouwelijke imbroglio behandeld worden hebben precies betrekking op de vraag of we met technologische vernieuwingen alleen positieve gevolgen in kaart moeten brengen. Mensen die doof worden omdat ze jaren veel te luide muziek hadden te verwerken, lawaai soms, maar toch vindt men dat het volstaat die muziek zachter te laten afspelen. Eens luisteren naar andere muziek, blijft buiten beeld. Over smaken mag men immers niet discussiëren. Scheppende muziek, scheppende gedachten die het leven tot iets boeiends maken en niet enkel iets dat ons overkomt, daarover zou het dus kunnen gaan.

Maar over scheppen, creatie en creativiteit spreekt men vaak in een zeer enge context. En toch is net dat wat het leven leefbaar maken kan. En ja, een creatieve actie kan mislukken, maar dat is nu net wat vandaag niet mag. Wie fouten maakt moet worden vergeten. Zou het zo horen? Laat de scheppende geest dus maar weer rondwaren. Welke scheppende geest? Daarover valt niet zo gemakkelijk een antwoord te geven, maar het lijkt me een mooie idee.

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts