Candide op de planken
Recensie
toneel
Candide en het goede leven
Het was iets om naar uit te
kijken, een avondje toneel in de aloude NTG, Nederlands toneel Gent. En de idee
Candide van Voltaire op de planken te brengen vond ik in deze tijden nog zo
kwaad niet. De verwachting dat het wel bijzonder zou zijn, kwam wel uit, want
als er een plaats is waar men verrast wil worden, dan is het toch het theater. Voor
de deur van het theater zaten jongeren met grote pullen bier een cantus te
houden. Zang en leute te over dus.
Toneel, dat is een spel van
woorden op een scène, dat weet iedereen en wat er daar gebracht wordt wil men
over het voetlicht krijgen tot bij de toeschouwers. Dat lijkt me een mooie
omschrijving, waarbij de beruchte vierde wand die moeilijk te slopen hinderpaal
vormt. Dat in deze voorstelling van Candide de scène nu eens echt goed vol
gestapeld ligt, vond ik al een mooie idee maar dat de aard van de accessoires
veel aan de verbeelding overliet, beviel me nog meer. Dat het gebeuren de
toeschouwer laat worstelen met de theatercodes was tot het eind een van de
belangrijkste elementen om de aandacht, alvast mijn aandacht te vangen en vast
te houden.
We weten dat een recensie voor
veel mensen best kort gehouden wordt en het best de zaak bij de kern moet weten
te vatten, zal iedereen beamen. Het is evenwel maar de vraag of men een
gebeurtenis als deze avant-première bij de kern kan vatten zonder vooraf en
achteraf na te denken over wat er te zien valt. Vooraf ontstaat er een grote
verwachting, naderhand blijft het wel hangen en blijft men ermee bezig, als het
goed is, wat dus op zich al een criterium mag heten om waardering aan af te
meten.
Nu weten we dat Candide een conte philosophique van Voltaire is, waarin die het onnozele
optimisme te kijk zet. Voltaire reageert daarmee – weet men omdat het altijd
het eerste is waar men op wijst in verband met het verhaal - op een gedachte
van Leibniz, die een halve eeuw vroeger de gedachte post liet vatten dat we
leven in de beste der werelden. Voor velen vandaag is dat nog altijd een
schofferen van de weldenkende mens. Maar men kan ook Voltaire op de korrel
nemen, want de dingen die hij aanwrijft komen voort uit zelfbegoocheling,
gebrek aan redelijkheid en ontberen van het vermogen de rede te gebruiken. Hoewel
ik de belevenissen van Candide en Pangloss best kan smaken, lijkt het me tevens
soms tenenkrullend contradictorisch. Immers, kan men redelijkerwijs aan de
Turken, of zelfs de Spaanse conquistadores vragen dat ze de rede zouden
gebruiken? De sultan, de Janitsaren en de grootvizier handelen immers volgens
een bepaalde logica van macht, want precies de instelling van de Janitsaren
waren voor Europese vorsten een bijzondere aangelegenheid, want het liet de
vorst toe macht te delegeren waarvan hij zeker kon zijn dat die niet voorgoed
vervreemd zou geraken. In zekere zin was de instelling van het huurlingenleger
ook een middel om oude machtsgeschillen onmogelijk te maken. Dan vergeten we
nog de huurlingen en de zeerovers op de Middellandse zee.
Overigens kan men het stuk
natuurlijk bekijken zonder al die eigen bijgedachten, want het gaat er toch
maar om wat er op de scène gebeurt. Nu weten we dat een enscenering van een bij
uitstek reflecterend verhaal over de aard der dingen niet vanzelf gaat. Men kan
de avonturen van Candide lezen als een avonturenroman, maar voor jonge
lezertjes zal het dan misschien wel wat saai overkomen. De poging een stuk, een
idee te moderniseren is voor het theater altijd weer een worstelen met de
bekendheid van het gegeven en er een eigen, moderne visie op te geven. Hoe ver
men kan afwijken van Voltaire’s conte philosophique zonder in het ijle te gaan
zweven.
U zal begrijpen dat ik daar na
het zien van het stuk mee bezig was, want er was iets in het stuk dat mij
verbaasde, namelijk dat er geen puls leek te zitten in de gebeurtenissen. Het
stuk leek nergens toe te leiden, wat men van Voltaire’s Candide toch niet
zeggen kan. Daar wordt Candide nu wel wijzer van, maar als we het goed begrepen
hebben wist Voltaire eindelijk ook niet meer waartoe die wijsheid dienen moet.
De uitspraak van Leibniz, dat
we leven in de beste der werelden heb ik altijd horen afdoen als baarlijke
nonsens, want de wereld is een tranendal, een klerezooi en nog veel andere
termen kan men hierbij bedenken. Maar Voltaire, die zoals talloze anderen in
Europa weet kreeg van de aardbeving in Lissabon in 1756, vond dat men niet kon
zeggen dat die wereld zo uitstekend geregeld was. De zevenjarige oorlog die
vooral in Silezië werd uitgevochten was niet minder een ramp, maar dat kon
Voltaire beter plaatsen. En toch, men zal Candide, de aardbeving in Lissabon en
Leibniz schromelijke vergissing, namelijk dat we leven in de beste der werelden
voor eeuwig met elkaar verbinden. Maar als men de rationele verklaring over het
heelal volgt die Leibniz voorop stelt, dan is het duidelijk dat ook fysici
vandaag aannemen dat we geluk gehad hebben, dat het heelal er na de expansie
van die singulariteit uiteindelijk gekomen is, dat wil zeggen dat zij de idee
van Goudlokje niet onaannemelijk maken. Goudlokje, een sprookje waarin een
prinses tot de gedachte komt dat het toch allemaal maar fijn en goed geregeld
is. Dat het toeval daarin een grote rol speelt, kan men niet ontkennen. Nu, op
de maat van de materie, het heelal en zelfs deze, onze woonplaats de Aarde, kan
men die gedachte best met goede argumenten staven. Leibniz bleek zich op dat
vlak wel degelijk bewust van die benadering. Of hij bij leven, met al zijn
kleine en grote conflicten, zijn eigen soms listige bejegening van anderen en
dan vooral zijn broodheren echt wel vond dat mensen alleen maar de beste der
best mogelijken waren, daar twijfel ik aan.
Wie zich inlaat met Candide
komt dus vanzelf terecht in een bijzonder complexe discussie terecht, want het
optimisme van Leibniz was er niet een van de menselijke orde en dus vocht
Voltaire een idee aan, die Leibniz misschien niet helemaal had willen poneren.
Maar filosofie heeft de charme dat discussies wel over de eeuwen gevoerd kunnen
worden en dat de idee van de ene pas een halve eeuw later door een andere ter
hand wordt genomen, onderzocht en een eigen uitwerking gegeven.
Wil ik nu Gotlieb Wilhelm
Leibniz redden? Dat is nergens voor nodig, maar het is wel van belang te
beseffen dat als Pangloss en Candide door de wereld trekken en Westphalen
verlaten een beetje het leven van Leibniz zelf volgen, al had de filosoof
vooral zin om weg te blijven uit het duffe Westphalen. Voltaire zelf heeft wel
een vruchtbare ballingschap in Londen gehad en was uiteraard ook wel beducht
voor de koning, de Jezuïeten en de Jansenisten. Iedereen had wel redenen om hem
aan te vallen en als goddeloze en zo voor te stellen. In 1759, toen Candide
verscheen had hij dus wel redenen om de idiote idee dat de samenleving waarin
hij leefde de beste der werelden was, van de hand te wijzen. Hij vocht met ’s
konings justitie robbertjes uit over gerechtelijke dwalingen en vond dat de
kerk infaam genoeg was om die te verdelgen.
Kortom, wie naar Candide kijkt
en ziet hoe die Gentse theatertroep dat verhaal vandaag over het voetlicht weet
te brengen, beseft dat de auteur van het stuk, de regisseur en de acteurs
keuzes hebben gemaakt. Er zitten prachtige stukken in, zoals de openingsrede
van iemand, die later als de baron of in een andere hoedanigheid optreedt. Maar
die verkiezingsrede? Die toont inderdaad aan hoe zwak vele redenaars, vooral de
onverbeterlijke optimisten uit de hoek kunnen komen. We zullen… de economische
groei bewerkstelligen, terwijl natuurlijk een ding duidelijk is, dat politici
hoogstens leven van die groei, maar er weinig aan kunnen toe bijdragen tenzij
door niet teveel te belastingen te heffen, het wegennet op orde te houden en
waar mogelijk en nodig uit te breiden. We zullen… Het klonk zo hilarisch en
meteen hadden we wel enkele kandidaten in gedachten die zoiets zouden kunnen
uitspreken. Of Wim Opbrouck zelf aan iemand in het bijzonder dacht, weet ik
niet zo zeker, al was de verwijzing naar Verhofstadt wel duidelijk. Maar in
deze verkiezingstijden hebben we velen van alles horen beloven, maar waar het
toe leiden moet?
Laat ik toegeven, ik heb soms
even gedacht, teveel lawaai, teveel dit, teveel dat, maar ik wou het volgen en
achteraf moet ik zeggen dat ik ervan genoten heb, juist omdat de gebeurtenissen
op de scène niet enkel grappig waren of alleen maar show, maar omdat precies de
theatrale codes, zoals de rol van de theaterdirecteur, Wim Opbrouck nu net
direct uit het klassieke theater komt, als de brompot en dompteur. We willen de
toeschouwers die het stukken nog onbevangen wensen te bekijken niet met de
theatervondsten vermoeien, want dat vormt nu net de charme van de avond.
Een element is van belang aan
te geven, namelijk de vooraanstaande rol van de muziek in het stuk. Vele
genres, vormen, koorzang, een soort rituele vocalise, dat soort dingen, waar ik
kan over schrijven zonder de geïnteresseerde vooraf de vreugde van het beleven
te ontnemen. Maar toch gaat die muzikale aanpak het talige misschien wel
overwoekeren en heb ik me onder het kijken wel eens afgevraagd of Candide niet
beter gediend zou zijn geweest met (meer) teksttheater, meer dialoog. Het is
een keuze van de troep, de regisseur en de anderen. Ik kan het wel warm
aanbevelen, maar al die andere gedachten, daar komen we in het fraaie theater
niet wijzer uit. Moet dat ook? Wellicht niet.
Optimisme een morele plicht
noemen, zoals een Vlaams politicus Karl Popper na kauwde is kort door de bocht.
Optimisme maakt blind, net zo goed als realisme mensen blind kan maken voor wat
ze zelf en anderen van hun leven kunnen maken. Hypochonders? Ach, die kruipen
toch liefst onmiddellijk in het graf. Het is de grap van Voltaire dat hij met
zijn filosofische verhaal wel de grote arglist bij iedereen en het
nietsontziende egoïsme, het bijgeloof als middel om mensen erin te luizen
demonstreert. Leibniz heeft het in diens theodicee over de vrijheid van de mens
en de oorsprong van het kwaad. Op scène zien we de evidente vormen van het
kwaad, het geweld ten aanzien van onschuldigen en vrouwen. Maar tegelijk is de
mens zo meende Leibniz niet gedwongen om zo door het leven te gaan. Men kan
zich van alles afvragen, maar God zal niet antwoorden, noch aan Leibniz, noch
aan Voltaire waar het om gaat. Maar we ontdekken gaandeweg dat al dat egoïsme
en zelf bedienen onverlet laat dat ze elkaar weer eens helpen, of dat er toch
een is die anderen helpt. Geweld is er dus, maar er is net dat andere ook…
hoewel niet zo duidelijk.
Na afloop had ik het dus wel
moeilijk met het ontbreken van die puls, of liever, ik zag die niet. Maar
tegelijk vond ik dat niet helemaal niet erg, dat wil zeggen, het was duidelijk
dat men van Candide geen mooi verhaal wilde maken. Elke scèneverandering, einde
van een stukje verliep voor onze ogen, soms grappig gevonden, soms net buiten
de directe waarneming. Dat maakt dat ik naderhand wel degelijk opnieuw een avond
in de schouwburg kon genieten, waar ik al vaker naar had uitgekeken.
De idee dat alles goed komt,
kennen we natuurlijk ook van de afgelopen jaren, maar vanzelf kwam ook de
gedachte opzetten aan dat boek van Hans Fallada, De Drinker, over Erwin Sommer
die tot voorbij zijn ondergang zichzelf voorhoudt dat alles goed komt. Is
iedereen een wolf voor de anderen? Ook in dit stuk wekt men de indruk dat het
allemaal een schouwtoneel is, dat we onze rol spelen tot er ergens een kink in
de kabel komt. Maar op het toneel blijft het wel aangenaam om zich in de
lotgevallen van Candide te vermeien, het blijft ver van ons. Dat het ons
behagen en wrevelig maken kan, dat lijkt me ook nu weer de charme van het
theater.
Bart Haers
Meer gegevens over acteurs, enscenering en muziek vindt u op de site van NT Gent en als men het stuk in de zaal beleeft.
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenDit poste een anonieme theaterliefhebber: Ik vond deze Candide een misbaksel, van begin tot eind. Heb al veel misbaksels gezien in het toneel, maar deze spant de kroon, zelfs in het kwadraat. Heb trouwens ook nog nooit zo'n lauw applaus gehoord. Zelfs beleefdheidsapplaus kwam er niet aan te pas. Te mijden.
BeantwoordenVerwijderenIk heb zelf de indruk dat het stuk een poging was en op sommige vlakken gelukt, maar terwijl verbaal het verhaal van Voltaire aanpakte, maar hier zomaar iets posten over een miksbaksel? Het moet kunnen, maar dan niet anoniem.
Ik heb dus nog eens nagedacht over wat ik heb geschreven en ik denk dat ik met het einde van mijn reactie de zaak redelijk weergeef: ik verwachte veel van de avond en vond het grappig. Maar toch stemde het wrevelig.
BeantwoordenVerwijderenHet is dan ook tijd dat we nog eens gaan discussiëren over wat we van theater mogen verwachten. Ook denk ik dat visuele prikkels het acteren mogen accentueren, maar niet maskeren.
Anoniem liet iemand het volgende weten:
BeantwoordenVerwijderenik ben niet akkoord met uw visie op dit toneelstuk. Woorden als vulgair, platvloers zijn de enige die ik hiermee kan associëren. Verschillende scènes gingen duidelijk over de schreef en waren gewoon een belediging voor het publiek. U kunt mij niet verwijten dat ik niet mee ben met mijn tijd want ik zelf ben lid van de schoolgaande generatie. En ik kan u garanderen dat dit niet meer kan, zou u willen dat u kinderen iets als dit zien en het dan maar als dagelijkse kost moeten slikken? Het NTG ontwikkelt zich duidelijk in de verkeerde richting? Ik raad ze aan om dan ook een pauze te voorzien zodanig dat de mensen de kans krijgen om dit vulgaire toneelstuk niet tot het einde te moeten volgen
Ik weet niet of men een theatertroep censuur kan opleggen. Maar als u meent dat het stuk er niet naar geleek, dan moet u dat vooral zeggen. Naar goede gewoonte wordt het stuk op radio in een spotje aangeprezen, maar de recensenten hebben geen tijd of zin het gebeuren te bespreken. Ik denk dat ik kan herhalen dat ik heb genoten van wat er te zien was, maar dat ik vond dat het teksttheater bij de show op de achtergrond kwam en dat er geen puls in de vertoning zat. Anderen hebben hier ook al laten weten dat het misbaksel was, maar dan moet men toch eindelijk durven zeggen dat men theater wil zien, theater waarin de taal, het gesproken, gebrulde of gefluisterde woord zo belangrijk is.
En dan is er nog iets natuurlijk, ooit zag ik een stuk van Aristophanes in NTG, vertaald door Hugo Claus, over de sexstaking der vrouwen en toen had ik op bepaalde momenten de idee dat het conflict niet meer centraal stond maar tja, de sex(-staking)