Teveel mediaaandacht?


Reflectie  

Het gezicht van ’t Stad
Hoe media het beeld verknoeien

Geen Brug der zuchten, maar ook: Is
is dit beeld vatbaar voor verbetering?
Dat is het probleem van politici
die hoe dan ook blijk moeten geven
van verneiwende inzichten. En als die
er zijn, zoals een tram, is het te
belachelijk voor woorden. 
Wat is de inzet van de komende verkiezingen? Dat de verhoudingen tussen de partijen in Brussel, in het federaal parlement en de Vlaamse regering zullen beïnvloed worden door de groei van een van de partijen en de afkalving van andere, kan geen nieuws zijn. Toch weigeren die partijen hét debat over hun eigen doelstellingen.

Maar, het is voor ons toch wel wat, al dat gedoe over lokale verkiezingen, die toch elke zes jaar in oktober georganiseerd worden. De media besteden aandacht aan het gebeuren, maar de vraag is of een titel als “Niet tevreden, stem terug” echt wel een goed beeld geeft van de politiek, van het politieke bedrijf en de relatie ervan tot het maatschappelijke gebeuren. Eenvoudig is het niet aan te geven, denk ik, of een beleid goed of slecht was, wel waar er eventueel verbeteringen aan te brengen zijn. Het komt me voor dat de vele controles, over de begrotingen, de financiële middelen van de gemeentebesturen en het patrimonium ertoe bijdragen dat er niet zo een grote problemen zijn. Ook zal men weinig aperte vormen van corruptie bij de bestuurders aantreffen. Wel soms blijken van weinig aandacht voor de kiezers, burgers. Neem de problemen in vrijwel alle gemeenten omtrent de begraafplaatsen. Soms worden mensen ontgraven en de (dure) zerk weggenomen, terwijl de familie toch voor een veel langere periode een concessie gekocht had en veel mensen kiezen voor de strooiweide of zelfs as-verstrooiing buiten het kerkhof. Zodat de druk op de kerkhoven in theorie minder groot zou zijn dan men aanneemt en toch blijft de prijs van de percelen op het kerkhof ook behoorlijk hoog, want het zijn natuurlijk inkomsten van de gemeente. Men weet het, ook hier lijkt men te streven naar winstmaximalisatie.

Het valt op dat men de rol van de overheid vaker dan voordien afmeet aan de opvallende prestaties, waarbij men vergeet dat  a priori in een democratie een goed beleid gekenmerkt wordt door stabiliteit. Het zou wel eens een kenmerk kunnen zijn van populisme dat men politiek wil legitimeren door het grootschalige beleid, het opzichtige beleid sterk in de verf te zetten en andere zaken op hun beloop te laten. Het valt me op dat discussies over ruimtelijke ordening bijna vanzelf op de spits gedreven worden. Ook de veiligheidsvoorzieningen, gaan zeer ver; met steeds meer nare gevolgen van de burgers.

Veiligheid is belangrijk en voor de lokale overheid een belangrijke opdracht. Inderdaad, in Brugge lopen er wel eens gauwdiefjes rond, maar tegelijk blijft het moeilijk aannemelijk te maken dat iedereen kwaad in de zin heeft. Men vindt dat elke fout voorkomen moet worden, elke inbreuk op de veiligheid moet bestraft, maar tegelijk kent ons rechtssysteem gelukkig een afweging door de rechter. Mochten gauw- en kruimeldieven behandeld worden zoals men in de negentiende eeuw deed, velen zouden huiveren. In Londen kon je voor het stelen van een brood in Australië terecht komen. Voor sommigen kon dat een mooie uitkomst bieden, maar je moest eerst de reis zien te overleven. Evengoed kan men aan de andere kant inderdaad moeilijk verdedigen dat die kruimeldieven niet gevat worden, laat staan een sanctie oplopen. Er klinkt echter veel schril geschreeuw over overlast en wie overlast veroorzaakt. Men kan van de burger niet vragen dat hij of zij altijd weer als mogelijke verdachte moet opdraven. We leven in Brugge, of Gent, Halle of Antwerpen, maar als we de reeksen geloven die in die steden spelen, dan is de onveiligheid ontzettend groot. Maar die series en de werkelijkheid leven op gespannen voet met elkaar. De ontvangst in Brugge langs de invalswegen oogt fraai, zegt men mij, want als je langs de vesten rijdt valt het wel op dat de stad best de moeite waard is, met de poorten en de molen. Ook Gent en Antwerpen, bijvoorbeeld van op linker oever hebben hun charme. Ik denk, maar kan me vergissen dat de vele discussies over onze steden, vooral de grote steden bij het publiek de indruk wekken dat de journalisten ook hier vooral gefixeerd zijn op strijd. Natuurlijk, het debat is nodig, maar men verliest uit het oog dat de burgemeester in de afgelopen jaren veel meer dan vroeger het gezicht van de stad is geworden, wat tot een verpersoonlijking van het bestuur leidt, terwijl in werkelijkheid veel meer in handen komt van vast aangestelde ambtenaren.

De nadruk op en het steeds meer benadrukken van de rol van de lijsttrekker op de lijsten, zeker op lokaal niveau verrast me niet, omdat het voor de media prachtige plaatjes en praatjes kan opleveren. Maar de persoon die het moet spelen, de rol van de boss, moet heel wat behappen en soms denk ik dat ook journalisten niet altijd nog kunnen volgen. Als men vervolgens tot de vaststelling komt, dat alleen die lijsttrekkers ertoe doen, waarom beperkt men dan de omvang van de gemeenteraden niet? Natuurlijk, een billijke vertegenwoordiging veronderstelt dat elke burger op dezelfde manier vertegenwoordigd wordt, of liever dat inderdaad zoveel honderd honderd of duizend inwoners een vertegenwoordiger mogen kiezen. Het punt is niet het aantal, denk ik dan, want 47 of 25 leden in de raad, zal op zich het wederzijds onbegrip niet oplossen. Het punt is dat we niet voldoende nadenken, als burgers en als gemandateerden, over hoe dat moet gaan, die rol van vertegenwoordiger? .

Kranten, radio en televisie spreken te hort te haver met kandidaten, waarbij die hun persoon op de voorgrond moeten plaatsen, de ene met zijn of haar bestuurservaring, de ander met zijn of haar bestaan als ondernemer, docent of wat dan ook. De rol van het raadslid in het bestuur van de publieke zaak beter omschrijven, dat is toch wat we mogen verwachten van onze politieke wetenschappers. Toch blijft daar een zekere mist rond hangen, wat tot wederzijdse misverstanden leidt. Aan de ene kant zal een vertegenwoordiger des volks in de raad die gedurende zes jaar niet of nauwelijks in “het publiek” komt, weinig steun krijgen, tot men vaststelt dat die persoon gewoon naast het mandaat een beroep heeft en wel degelijk met mensen spreekt maar niet elke dag of elke week in de media van een sublieme maar nutteloze idee.

De betekenis van de term “vroed”, “vroedschap” en bevroeden, termen die te maken hebben met gedaagde wijsheid en inzicht, blijven in deze verkiezingscampagne heel erg onderbelicht. Ook de term beraadslagen blijft vaak achterwege, terwijl het dat is wat de raad hoort te doen. En zelfs het besloten college van Burgemeester en schepenen – in Nederland behoort de burgemeester niet tot het politieke kader maar is hij of zij een politieke ambtenaar, niet verkozen in de gemeente maar vanuit Den Haag aangesteld – moet zich bezig houden met beraadslagen en vooral, dat weet eenieder, gaat het dan voor tachtig procent over de voortzetting van bestaand beleid. 15 % heeft dan nog eens te maken met de uitvoering geven aan eigen beslist beleid en vijf procent aan nieuwe ideeën. Dat wil zeggen dat routine ook in de politiek en zeker in de beraadslagen in de lokale gemeenteraad maar ook op andere podia zoals het Vlaams parlement een belangrijk deel van het gebeuren uitmaken. Maar we mogen niet van routine houden. Maar behalve rampen en andere calamiteiten zijn er weinig grote momenten, tenzij men er inderdaad in slaagt enkele evenementen te organiseren. Maar goed, smaken verschillen en dan is het moeilijk iedereen te behagen.

Kortom, als we naar de afgelopen zes jaar kijken, in Brugge, maar ook in andere steden, dan merken we dat het lopende beleid er doorgaans mooi uitziet, gewoon omdat men wel weet dat zotternijen door de burgers niet gesmaakt worden. Maar toch moet men zorgen voor sfeer in de stad, moet men de stad uitdragen? Hebben we de discussies van afgelopen maand – u leest het goed: pas sinds begin september is de interesse voor lokale besturen bij de media een grote inzet van mensen en middelen waard – en vergelijken we die met wat er de afgelopen jaren gebeurd is, dan merken we dat het allemaal een beetje surrealistisch is. Zes jaar geleden was er sprake van hoogconjunctuur, verwachtte elke bestuurder uiteraard groei, bezon men zich over de mobiliteit en om de ruimte voor industriële  activiteit terwijl vandaag de steden vragen hebben over de gevolgen van de bankencrisis. Toch blijft het wat mij betreft wonder dat over de financiën van de steden en gemeenten er eindelijk niet zo heel veel gezegd wordt. Alleen dat de belastingen niet verhoogd zullen worden? Welke belastingen? De opcentiemen op de personenbelasting of op de onroerende voorheffing?

Men ziet het, alle aandacht aan de verkiezingen van zondag 14 oktober ten spijt, blijkt men vaak aan het luchtfietsen, want een bestuur is verantwoordelijk voor de financiële gevolgen van het beleid en vervolgens voor het honoreren van de contracten die men tekent als overheid. Nu moet men geen groot licht zijn om te beseffen dat een overheid, een lokale overheid nogal wat verplichtingen heeft die weinig elastisch zijn. De discussie wat men dan nog extra kan doen, blijft evenwel vaag.

De rol van de burgemeester is in dat verhaal dan wel belangrijk, als gezicht van het bestuur, maar ook als drijvende kracht achter het bestuur. De kwestie van de spanning tussen de ambtenaren en de politieke bestuurders blijft cruciaal, want het blijft zo dat bestuurders, verkozenen, om de zes jaar voor een vuurproef staan en de ambtenaren in principe een loopbaan uitoefenen die lange tijd bezig zijn met delen van het beleid mogelijk maakt. Die spanning blijft ook nu weer onderbelicht. We kunnen als burger de leden van de raad en dus indirect de meerderheid verkiezen, maar we kunnen niets doen aan de ambtenaren. Die blijven onzichtbaar, enfin, tot men hen nodig heeft, maar tegelijk zijn het de verkozenen die verantwoordelijk zijn. Behalve voor regelrechte fouten van de ambtenaren natuurlijk.

De aandacht voor de gemeenteraadsverkiezingen kan men aan de ene kant een winst noemen, maar het feit dat enkele cruciale elementen achterwege blijven in de discussie, kan men niet over het hoofd zien. Had de VRT nu eens een inspanning gedaan om in een of twee uitzendingen ook het gemeentedecreet te belichten en te laten zien hoe bestuur functioneert, dan had men de vervormende abstrahering van de verkiezingen aan de hand van de programma’s ook weer terug naar het concrete kunnen brengen. Dat kan een vage zin lijken, de voorgaande, maar het is wel duidelijk, denk ik, dat de discussies die avond na avond gevoerd worden, voor ingezetenen van de grote steden vaak de indruk wekken dat politici de stad maken, terwijl dat maar gedeeltelijk zo is. Het is de burgerij, het zijn de ondernemers en werknemers en het onderwijzend personeel. Als men kijkt naar bijvoorbeeld de vestiging van een groot ziekenhuis, in Brugge zijn er twee, dan merkt men gewoon hoe verscheiden de activiteiten zijn en hoeveel mensen er dus de stad maken. Overigens, men spreekt graag over lastige jongeren, over ouderen die in de bibliotheek de kranten voor zich opeisen, maar de werkelijke inbreng van de zogenaamde gewone mensen, daar gaat het dan minder om.

Het besluit moet zijn  dat verkozenen inderdaad verkozen zijn door de goegemeente en een aantal zeer diverse en soms conflicterende aangelegenheden moeten behartigen. Men kan dat niet doen als men de burger ziet als storende factor, of als melkkoe. Het ontbreekt in de debatten om een grote empathie met de mensen die men vertegenwoordigt. De nadruk op repressie, soms gewoon blind en zonder overzicht, kan ons in elk geval niet bekoren. Toch ontbreekt het in de debatten aan een aantal concepten die te maken hebben met de versterking van de capabilities van de burgers van een stad. Cultuurbeleid? Mooi, maar het kan niet enkel het passieve deel zijn dat men bevordert. Het stedelijk conservatorium vervult, denk ik, een belangrijke rol en toch komt zo een instelling nooit in beeld. Brugge heeft geen eigen theatertroep, omdat niemand er aandacht aan besteedt. Ik heb het dan nog niet over de amateurgezelschappen. Hobbyisme, dilettantisme? Ook dat moet zijn plaats hebben. Maar goed, we huldigen met zijn allen graag een hoge mate van snobisme. Waarbij we het enkel over de Tuimansen en Fabres willen hebben. Goed voor hen, maar zij hebben in zekere zin de steun van de (lokale) overheid, maar de overheid kan er wel mee uitpakken natuurlijk.

Wat we vaststellen op het vlak van cultuur zien we nog meer op andere domeinen. Een school is goed als ze groot is, Brugge als studentenstad, dat is een goede idee, maar een beetje bizar, want heeft men niet de indruk dat de stad zich weinig leent tot een gezellige stad voor studenten, want het uitgangsleven is nogal gereglementeerd. Bovendien is men bang voor het onverwachte. Sommige jongeren willen wel eens relletjes schoppen, maar het is toch niet zo dat al die jongeren zomaar bezig zijn met mogelijkheden om even loos te gaan. Dus is er weinig ruimte voor een goede dancing of een goed café waar er al eens opgetreden kan worden. Dat laatste is er wel, maar toch, het krijgt eindelijk niet veel publiciteit.

Op het vlak van het bedrijfsleven spreken we uiteraard over de haven, over Bombardier maar ook maar voor het overige, merken we niet dat er erg veel animo is om groeiende bedrijven eens in het zonnetje te zetten. Het komt me voor dat ook in andere steden en gemeenten de aanwezigheid van bedrijven vooral een kwestie is van inkomsten uit belastingen en werkgelegenheid. Maar de dynamiek van het bedrijf, de gestage groei van kleine bedrijven, daar spreken we niet dan niet over. Quick Wins? Tja, we moeten toch beseffen dat de kwaliteit van leven een zaak is van precies die kleine neringdoeners. De stad is ook het bestuur, maar het bestuur is niets zonder de burgers die de stad vorm geven. Een evidentie? Ja, dat zou zo moeten, maar als ik de hele heisa in de media bekijk, dan is de politieke overheid verantwoordelijk voor losliggende plavuizen of overlast, maar het aangename leven in de stad is een zaak van de burgers, de overheid en het geheel kan men maar beter waarderen. Politieke debatten mogen dus best meer op het samenleven betrekking hebben maar ook de specifieke rol van de lokale overheid moet beter onder de aandacht komen. Geklaag over overlast vormt dan ook een schrille dissonant. Hoe zegt men dat, dat burgers en verkozenen om hun stad geven? Dat zij de vroede vaderen en vroede moeders van de stad hun hart uitgaat naar die samenleving, naar de burgers? Het gaat niet om de emotie, denk ik, maar om een grote betrokkenheid. Dat er overlast is, kan vele oorzaken hebben, maar dat mensen het best aangenaam leven vinden in de stad, mag men ook niet vergeten. Er zijn moeilijkheden met dat samenleven, maar die blijken best overkomelijk en precies dat is wat de burgemeester, de schepenen en de leden van de raad als hun taak horen te zien. Toch is het niet dat waar het tijdens deze campagne over ging. Politieke strijd is evident, maar het is niet het hele verhaal. De aandacht van de media voor de lokale verkiezingen zorgt er meer voor dan voordien dat de problemen en gevoeligheden van kandidaten, vooral van de lijsttrekkers centraal staan en dat kan men eindelijk betreuren. Lokale verkiezingen hebben, ondanks de ongetwijfeld nationale invloed van de resultaten, ook iets intiems en als een krant er een debat organiseert is dat welgekomen, maar de moderator gaf precies blijk van de echte problemen: hij houdt niet van Brugge en ongetwijfeld niet van het feit dat een partij plots de eigen zekerheden komt omver gooien. Maar vooral dat, voor hem is het een spel, terwijl het voor kandidaten en burgers van de stad om veel meer gaat.

Bart Haers



Reacties

Populaire posts