Makkers, staakt dat wild geraas


Reflectie

De elegantie iemand te zijn
Ongehoord of onbehoorlijk:
politieke polarisatie

Jacques Brel als Don Quichote, een vorm van identificatie,
waarbij de vele lagen van de figuur bij Cervantes wel heel
breed uitgesmeerd worden. Vlaming zijn, zou dat ook
mogelijk zijn.
Jacques Brel zong het al “…ni le courage d’être juif, ni l’élégance d’être nègre…” wat er meteen weer op wijst hoe men in de tijd met bepaalde beelden jongleert. Boris Cyrulnik heeft het in zijn autobiografische reflectie over de vraag of we wel weten wat het is Jood te zijn. Voor hem was het niet duidelijk omdat zijn familie niet veel aan de praxis, de rituelen van het Jodendom deed en omdat hij te jong was toen de familie uit elkaar viel. Naderhand heeft hij wel zoiets ontdekt als een Jodendom zonder godsdienst, maar mij staat het voor dat als het hem al even kon bekoren hij er verder ook niet zo heel veel mee heeft kunnen doen. De kwestie is wel van belang, want er werden mensen vervolgd die men een identiteit opkleefde, die er zelf blijkbaar niet om vroegen, om die identiteit. De emancipatiebeweging in het Joden ligt mee in het verhaal van de Verlichting, zoals Hannah Arendt in verband met haar onderzoek naar Rahel Varnhagen heeft vastgesteld. De ontwikkeling van een Joodse cultuur in Europa, wellicht ligt dat even anders in de traditionele Joodse gemeenschappen in de omgeving van Letland en in de Oekraïne, maar toch zouden velen van de voorlopers in die regio’s in West-Europa hun ontwikkeling verder zetten en ten individuele titel de moderniteit omhelzen.

Identiteit is in deze dus behoorlijk divers. Vooral omdat de identiteit opgelegd werd, evenals omdat de verbeelding van die identiteit door kwaadwilligen, al lang voor de Nazi’s zich daarmee inlieten met de werkelijkheid weinig rekening hield, kon het beeld wel degelijk ingang vinden en steun, ook bij arbeiders. Ook de Nederlandse dokter Aletta Jacobs had het niet altijd voor wat ze de Natie (haar Joodse medemensen) noemde… Wie zich via studie en ontvoogding een eigen bestaan had gegeven dat nergens meer verwees naar de sjtetl en vooral het besef uitgesloten te zijn, kon zich inderdaad niet meer verwant voelen met die anderen. In haar werk over Eichmann en het proces Eichmann heeft Hannah Arendt die problematiek verder uitgewerkt. Ook was zij toen vervreemd van de idealen van haar jeugd toen ze in Parijs – na haar ballingschap uit Duitsland – de jeugdorganisaties van het zionisme ondersteunde. Haar kritieken in de eerste jaren na de oorlog op de oprichting van de staat Israël en de inrichting van die staat zijn haar niet in dank afgenomen, maar laten wel duidelijk blijken hoe mensen met hun identiteit omgaan. Dat ze Joods was, daar liet ze geen twijfel over bestaan, maar het zionisme leek haar schadelijk voor de mensen die naar Palestina waren gegaan. Men zal in het boek van Cyrulnik ook merken dat tijdens WO II de Arabische strijdkrachten min of meer hoopten op Duits succes en dat de Joodse kolonisten – zij beschouwden het land als een leeg land – de Britten hebben geholpen en meegevochten hebben om Rommel uit Egypte te houden. Het mag duidelijk zijn dat op zo moment iedereen gaat duizelen over de implicaties van die complexe situatie. Tot vandaag, zo blijkt uit het discours van Geert Wilders zijn er ook hier mensen die de houding van de Arabische leiders toen nadragen. Zo komt men niet tot een ordentelijk gesprek.

Zoals gezegd, de verbeelding van wie de andere is, speelt in het politieke en culturele debat ook vandaag zoals altijd in de moderne wereld een grote rol. Mevrouw Merckel gaat naar Athene en mensen tekenen haar met een snor of trekken uniformen van de SS aan. De Duitsers van vandaag hebben doorgaans de erfenis van die onfortuinlijke jaren uitgezweet en voeren in Europa mee een beleid dat elke terugkeer naar de duistere jaren onmogelijk moeten maken. Het zijn in de kleine landen en in gehavende democratieën, dat men graag die woorden in de mond neemt. In dit land zweeft een geest over het vlakke land, verwijzend naar Mussolini, Franco en anderen. De Vlamingen krijgen een etiket opgekleefd dat velen niet past. Aan de ene kant zijn het buitenstaanders, maar betrokkenen in de strijd, de Franstaligen en hen kan men enige overacting niet zomaar verwijten. Wat erg is? Dat volksvertegenwoordigers – ook zetelende burgermeesters zijn volksvertegenwoordigers – hun burgers die voor een bepaalde partij gestemd hebben, verwijten dat ze een fascist achterna zouden gezeten hebben. De heer De Wever ging met zijn vrienden van de partij zijn van de Zuiderkroon naar het stadhuis gewandeld, net geen twee kilometer. Hadden ze het massaal met wagens gedaan? Of niet? Mocht de heer de Wever dan niet naar het Schoon verdiep?

De symboliek was provocerend krijgen we te lezen… maar hoezo, hij brengt in beeld dat men in de stad best een wandeling kan maken, niet per se in de auto hoeft. Dat hij zou gezegd hebben, of liever, geroepen, “’t Stad is van ons!” kan men hem wel aanrekenen, zegt men mij, want het stad is niet van de N-VA? Zijn die commentatoren analfabeet en hebben ze geen enkele zin voor empathie? Wie zich er rekenschap van geeft dat sinds 1921 de stad in handen was van katholieken en socialisten, moet toch wel beseffen dat het overwinnen van die meerderheid wel een gevoel van zegevieren moet meebrengen. Men moet, hoor ik de moralisten al kreunen, ook in momenten dat het goed gaat, dat men zegeviert de apatheia aan de dag leggen om ook droog te zeggen: “het is goed, het is gelukt. Nu aan de slag.” Met alle respect, die moralisten moeten dan ook aan de verliezer zeggen dat hij zijn verlies maar beter in stilte kan nemen. Maar goed, Patrick Janssens mag zijn verlies in het publiek bewenen. Of het dan echter niet onmenselijk is de andere, de winnaar te laten zeggen dat zijn zege hem deugd goed. We kijken op naar winnaars, maar ach, ach, ach, het moeten de goede winnaars zijn.

Men zal tot 2014 blijven kreunen onder de overwinning in Antwerpen, zoveel is wel duidelijk. Maar in die vele debatten hebben we als burgers van de SP-a en de Liberalen vooral gemerkt dat ze hun vaste frases begrepen hebben. Als ik bij Cyrulnik lees hoe hij wel afstand moest nemen van de Communisten, omdat hij ervaren had dat die ideologie zijn ontwikkeling zou verstoren, maar ook dat de mythe een dogma was geworden, dat niet meer spoorde met de werkelijkheid en dat niet na 1989, maar na zijn reis in Boekarest, Roemenië, dan moet ik die kritiek toch ernstig nemen.

Zoals altijd moet ik wel vaststellen dat velen onvoldoende oog hebben voor de particuliere geschiedenis van de landen in Oost-Europa, die nu samen met het oude Westen de EU vorm geven. Van de een krijgen we te horen dat Europa sociaal moet zijn, alsof zij er zich geen rekenschap van geven dat in Oost-Europa mensen beseffen dat die idee van sociaal zijn hen wel hun vrijheid heeft gekost. Termen, zeker abstracte begrippen hebben altijd een beladen geschiedenis. Maar als we kijken naar de werkelijke wereld, dan is het niet altijd even evident aan te geven wat sociaal is en wat niet.

Niet enkel de geschiedenis is een last, zeker als men iemand de zonden van de donkerste bladzijden uit onze geschiedenis wil aanwrijven, worden die termen vaak een hol vat, dat klinkt, maar niets betekent. Sinds de gebeurtenissen in 1995, toen de socialistische hoogste ambtsdragers betrokken bleken bij smeergeld en corruptie, heb ik vanwege journalisten nooit een ernstig onderzoek gezien naar de wijze waarop die corruptie mogelijk was. De ethische houding tegenover de grote bedrijven, de banken, de internationale instellingen als het IMF en de Wereldbank, het klinkt mooi, maar het lost niet altijd veel op. Het is een ethiek die tot niet zo heel verbindt, want men maant anderen aan iets te doen. Is het dan hypocriet? Ik denk dat uit de houding van iemand als dokter Cyrulnik blijkt dat ethiek inderdaad iets is dat men voor zichzelf dient te expliciteren. Natuurlijk kan iedereen de politiek van het IMF schadelijk vinden en betere voorstellen doen. Maar feit is dat men een aantal criteria hanteert om de zaak publiek aan te pakken – zoals pleiten voor een sociaal Europa -, maar als het om praktische politiek gaat en concreet beleid, blijkt men die abstracte criteria gemakkelijk te vergeten.

Aanvallen op een andere politieke stroming zijn normaal zegt men. Maar het punt is dat een jongedame zich vragen stelde over de manier waarop men de N-VA aanpakt, waarbij ze aangaf dat het om jongeren gaat, twintigers in het Gentse milieu van het conservatorium en daarbuiten. Wie het opneemt voor die ene partij is een paria, vertelde ze.  En ze begreep het even niet, want waar de anderen voor staan, de partij van Daniël Termont, daar heeft men het niet over. Dat is vanzelfsprekend goed. Zelden heb ik zo een conformisme gezien, behalve ten tijde van de rakettenbetogingen.

Wie bang is voor N-VA moet weten dat politiek conformisme nog veel gevaarlijker is. Net dat heeft in Duitsland, maar ook ten onzent en in Frankrijk, Spanje in de jaren 1930 voor heel wat problemen gezorgd en vooral veel bloedvergieten. Men wil het geenszins hebben over de analyse van Jacques A. A. van Doorn, een bekende socioloog en vooraanstaand lid bij leven van de Nederlandse PVDA. Hij beschreef hoe de SPD in de jaren 1920 en 1930 mee zorgde voor de mogelijkheden waarvan de NSDAP kon profiteren. In Frankrijk, met Leon Blum en het Volksfront zag men ook die neiging zonder voorbehoud de communisten en socialisten te steunen. Dat de crisis geen goede oplossing kreeg is bekend. En in ons land werd in 1936 inderdaad een stembusgang georganiseerd die uitliep op succes voor VNV en vooral, vooral voor REX. Ondanks het enthousiasme voor het Plan de Man, van de socialist Hendrik de Man, kon de partij in 1936 de opgang van het VNV en van Rex niet tegengaan. Deze historische werkelijkheid vergeten we vandaag. Men mag verwijzen naar de jaren 1930, maar laten we het dan ordentelijk doen en met kennis van de feiten en ontzag voor de betrokken generaties, ontzag ook voor de toenmalige slachtoffers. Wie mij vertelt dat rechts toen fout zat en links goed, moet dat maar eens aantoonbaar maken. De situatie was complex en de gevolgen van het falen van vele politici waren erger dan tragisch, ze waren een zelfmoord van het politeke Europa, links én Rechts, conservatief en burgerlijk rechts zag de verschuivingen niet en links zag, progressief links zag niet dat ze op het verkeerde moment de foute beslissingen namen. Polarisatie was het gevolg, maar was vooral de oorzaak van de desastreuze wereldoorlog.

Bart Haers     

Reacties

Populaire posts