de charme van de brief


Brugge, 9 maart 2012


Rafaël de Parnassus
Beste Julia,

Vandaag in de letterenbijdrage van de krant, veel gedoe over mijnheerke Boon, Louis Paul Boon, die op zijn eentje, zo lijkt het wel republiek der letteren in Vlaanderen zou hebben vertegenwoordigd. Na een paar jaar geleden, in 2010 met veel bombarie mijnheer Alfons De Ridder, aka Willem Elschot te hebben gefêteerd, staan we nu dus voor het standbeeld van mijnheerke Boon. Een schrijver als Gerard Walschap, is, zo lijkt het wel, helemaal vergeten – al zal men hem in 2018 of anders 2019 in Londerzeel of Antwerpen nog wel eens fêteren, met alle bekende auteurs van dat moment in een reidans citerend en gloriërend laten voorbijkomen.

Natuurlijk heeft Louis Paul Boon zijn betekenis en toen eertijds op Radio 3, nu Klara een reeks aan hem was gewijd heb ik daar altijd graag naar geluisterd. Maar precies de reden waarom Tom Lanoye hem nu alle eer laat toekomen die hij, Boon verdient, vind ik het een beetje mager, dat werk. De mens verschijnt er in al zijn naakte onvermogen, wordt zoals de kantieke schoolmeester in al zijn pretentie ten tonele gevoerd en Ondineke, dat schaap, wat moeten we daarmee?

Maar het probleem is niet Louis Paul Boon niet belangrijk zou zijn, want daar valt uiteraard niet over te discussiëren , wel dat de heer Boon pas echt groot mag heten als hij andere, belangwekkende en interessante schrijvers kan doen vergeten. Maar men is hen gewoon uit het oog verloren, die andere schrijvers, besteedt er geen aandacht meer aan en leest hun werk niet meer.
Als je naar de Vlaamse Parnassus kijkt, dan heb je over een periode van anderhalve eeuw per generatie een of twee schrijvers die er toe zouden, van Gezelle, over Elsschot en Karel van de Woestijne, via Boon naar Claus en zo tot bij Tom Lanoye en Brusselmans. En er schijnt nog iets te roeren in het struikgewas, met nieuwe jonge goden als Mortier en Verhulst. Let wel, zonder feminist te zijn, maar de dames ontbreken gewoon volkomen in dit rijtje. Meer nog, dit rijtje is een aanfluiting voor een gemeenschap. Als men al die anderen, die soms mooie kleinoden of zelfs belangwekkende werken schreven, zoals Herman Teirlink, zoals Felix Timmermans en Ernest Claes, maar uiteraard ook Cyriel Buysse, waarna we ook kunnen denken aan Johan Daisne, al wijzen velen nu het magisch-realisme af, behalve dat van Gabriel Garcia Marquez. Maar Daisne schreef niet over het volk, schreef over mensen die studeren of die met kennis bezig zijn.

En helemaal dolletjes wordt het als we zien hoe een heel legioen schrijvers en schrijfsters vanaf de jaren zeventig, mensen als Clem Schouwenaers, Patricia de Martelaere en al die anderen wel genoemd worden, maar zelden op de piëdestal terecht komen, want die lijkt te bezet. Het zij zo, dan houden we bij geheimtips, bij het uitwisselen van namen en vooral geschriften die wel degelijk de esthetishe norm halen, die we bij grote schrijvers in het buitenland kennen. Joris Note krijgt niet de aandacht die hij verdient, maar dat geldt werkelijk voor bijna alle schrijvers.

Ik moet dan ook besluiten, beste Julia, dat deze klaagzang vooral schrijnend is voor wie oprecht van de letteren en het leven in de Republiek der letteren houdt. Men heeft er een keizerrijk van gemaakt en over de vorst mag niet gezeurd worden, laat staan dat men diens belang zou onderschatten. De oekaze tot verbanning ligt klaar en welke grootvizier die ook uitvaardigt, ik zal met plezier naar de grote Parnassus gaan, waar de echte republiek te vinden is, waar men Joseph Roth, Louis Couperus, Stefan Zweig en Céline ontmoeten kan. Die kleine satrapen, laat ze zichzelf verheerlijken en sommigen vinden  er ook bevrediging, maar het blijft soms lauwe pap. Het gaat ook om schrijvers, natuurlijk, maar vooral over hun werken en daarover, Julia, kan ik pas enthousiast worden.

Hartelijk,

Je b Art.

Reacties

Populaire posts