Wat kan burger en politiek samenbrengen


Politiek & Samenleving

De kerntaken, onvervulde wensen
De realiteit als uitgangspunt

Cicero schreef onder meer een brief over het
uitoefenen van staatsambten. Een interessant onderwerp
maar voor sommigen verdacht, want in het Latijn. 
Deze bespiegelingen komen voort uit de vele discussies die zich ook nu weer snel opvolgen, waarin de staat een rol toegemeten krijgt of opeist, die men dan als algemeen geldend voor wenst te stellen. Woensdag laatstleden riep de N-VA Brugge de sympathisanten samen en zomaar even 800 mensen gaven present, wat naar de gebruiken in de stad gigantisch veel is. De voorzitter sprak er, de heer Bart de Wever en hij sprak over zijn verwachtingen en de politieke strijd die nu gevoerd moet worden. Het woord "Kerntaken" viel ook en onmiddellijk wist ik, dat is een goede piste, maar als naar gewoonte, kwam dit op het tapijt en of de heer de Wever die visie kan delen, weet ik niet. Maar dat is juist de vrijheid die elkeen heeft, na te denken en erover te schrijven, over hoe de samenleving een goed politiek apparaat behoeft en wat dat behelst. 

Even voordien, in een Brugse Humidor: twee jonge dames die menen dat een partij, N-VA hen doet braken, je moet het maar tegenkomen. Hun situatie is dat zij een sterke Franstalige band hebben. Maar toch, zoveel onverhulde afkeer kan ik me maar moeilijk inbeelden. Of het zou kunnen dat men de afkeer voor de politiek en voor dat waar de N-VA voor staat, niet alleen het communautaire, maar wellicht evenzeer de vermeende neoliberale of anderszins de nationalistische en dus verdachte ingesteldheid, voorhoudt omdat het ja, voortdurend aangewakkerd wordt? Dat hier een contradictie te bespeuren valt, kan men moeilijk ontkennen. Overigens, ik denk dat men de term neoliberalisme zo is gaan misbruiken, dat het begrip voor veel staat, maar niets ervan lijkt duidelijk. Wel valt het af te wijzen, maar hoe? Een andere contradictie in de weerstand tegen N-VA komt van de kosmopolitische vrienden, die echter vaak zeer begaan zijn met hun plaats in de lokale pikorde.

Die discussie beneemt vooral het zicht op de maatschappelijke discussie die nu gevoerd moet worden en die, zoals het hoort probeert aan te geven wat het beleid kan doen om de toekomst voor te bereiden. Het gaat over de aard van de samenleving, over de wijze waarop lokale besturen en hogere instanties het algemeen belang, het Salus publica, vorm denken te geven. Hiervoor bestaan er geen absolute termen, laat staan criteria die men onweerlegbaar mag achten. Maar het gaat wel om meer dan om besturen als doel op zich, want dan komt men bij een streven naar macht om de macht. Die macht is nodig, maar in een democratie in theorie onbestendig, maar voor sommige partijen meer dan voor anderen.

Uiteraard kan men alleen maar democratisch zijn, dat lijkt nogal wiedes, maar daardoor komt men er ook niet toe andere aspecten van het bestel goed te onderzoeken. Hans van Mierlo worstelde al met de vraag of men zich kan laten wegzinken in de evidentie van de macht, in de evidentie van het pluche. Vandaag worden die vragen niet gesteld en dus ook lijkt men te vergeten dat in de democratie de burger geen dommekracht of lastige ballast mag heten. Het paternalistische toontje van sommigen, sinds de eerste onwelkome verkiezingsresultaten, in 1988 en vooral 1991 zal men maar moeilijk vergeten. We hebben de indruk, dat sommigen nog steeds menen zomaar de kansel te mogen bestijgen om anderen erop te wijzen dat stemmen voor deze of gene partij echt wel niet goed te keuren valt. Sinds 1995 werd de discussie over identiteit een van die topics waar men van op aan kon dat ze voor een rel zouden zorgen. Nu lijkt men die discussie wat te laten rusten, menende dat wij, de burgers nu wel voldoende weten hoe erg het gesteld is als mensen zich op hun identiteit laten voorstaan. Altijd weer was de toon bestraffend, belerend, maar naast te kwestie, want niemand zal die gemeenschappelijke identiteit als Vlaming gestold in de tijd vinden of er een arrogante eigendunk aan ontlenen. Het gevolg is dat men in het onderwijs, om de belgitude te bevorderen bijvoorbeeld vele aspecten van Wereldoorlog I, zoals de Open Brief aan Albert I van Pasen 1917 of de houding van de legerleiding tegen Vlaamse soldaten nauwelijks aan de orde stelt. Het maakt anders wel deel uit van onze nationale geschiedenis, zoals het er ook deel van uitmaakt dat iemand als Conscience in de beste romantische traditie en ook al weer om dit land te stutten de grote Vlaamse verhalen ging vertellen, over de moord op Karel de Goede, op 2 maart 1127, over de strijd tegen de Franse koning in 1302 en de Loteling…, de boerenkrijg ook. Deze zeer Belgisch gezinde schrijver wordt nu verketterd door Marc Reynebeau en anderen, want niet alleen willen ze zijn mythes deconstrueren, ze vinden het ook ongepast te veel nadruk aan Vlaanderen en de Vlaamse geschiedenis te besteden. Jawel, het standbeeld van Breidel en De Coninck op de markt in Brugge, zoals de beelden op de Kleine Zavel in Brussel, Jacob van Artevelde in Gent, zij pasten allen in de geest van Leopold II en anderen om het Belgische, dus ook het Vlaamse zelfbeeld te aan te scherpen. Leopold II en prins Boudewijn kwamen het in 1887 inhuldigen, eerst de koning met de hoge heren baron Ruzette en andere Franstaligen, Boudewijn de dag nadien om met de Vlaamse middenklasse te spreken. Maar goed, dat zijn details… 

En toch hebben mensen die behoren tot een samenleving lering nodig hoe die samenleving kon worden zoals ze is. Want ooit was het hier allemaal, bos, moeras en wat kleine gemeenschappen die wat akkerland bewerkten. Nu is dit een sterk verstedelijkt gebied, waar behalve autochtonen ook een heel aantal mensen uit alle windstreken zijn neergestreken. Dat schept mogelijkheden, maar ook soms problemen en die mag men niet benoemen. Maar ook zal men er zich voor hoeden over onze steden te spreken met gepaste trots. Ik moet het dringend verder lezen, maar Herman Pleij heeft een heel mooi portret van Anna Bijns geschreven, waarin hij het rijke artistieke gewoel laat leven en ons doet inzien dat in Antwerpen bestond en ook in andere steden.

Het is deze omstandigheid die er mee toe bijdraagt dat we de vele facetten van de samenleving niet goed uitgelegd krijgen. Meer dan men al eens in overweging wenst te nemen heeft dat gevolgen voor de wijze waarop we ons burger zijn vorm geven en voor de wijze waarop de overheid naar de burger kijkt. In feite wil de burger een overheid die haar of hem ten dienste staat en niet teveel vraagt, zeker geen lastige zaken zoals geld, c.q. belastingen. De burger wil zich als consument van overheidsdiensten gedragen en loopt daarmee het risico zijn of haar recht als burger te verliezen. Dat verloopt niet transparant, maar in de feiten worden telkens kleine stappen gezet. Het recht op zelfbeschikking wordt op sommige terreinen verder uitgebreid, maar tegelijk lijkt het erop dat de burger aan discretionaire bevoegdheid verliest. De middelen in handen van de overheid, in termen van techniek vooral, laten toe op vele vlakken veel scherpere controles uit te oefenen, in voedingswinkels, restaurants maar ook in het verkeer. Misschien moet men er zich rekenschap van geven dat zero tolerance op termijn het al geschokte vertrouwen tussen burgers en overheden verder kan verstoren.

In het onderwijs merkt verder, maar ook inzake cultuur en andere softe domeinen, dat de overheid zeer sturend wenst op te treden. In het onderwijs bijvoorbeeld wil men alle kinderen het beste van zichzelf laten geven, maar binnen een zeer uniform kader. Men moet kleine genietjes de kans geven echte Einstens te worden. Vandaag evenwel merkt men vaak dat zeer begaafde kinderen onvoldoende kansen krijgen. Aan de andere kant krijgen minder begaafde kinderen ook geen rust meer, want zij moeten mee, ook al zouden ze beter af zijn als hen minder druk werd opgelegd. Maar wat men gedaan heeft in zowel het ASO als in TSO en BSO is de sterkste richtingen afbouwen, niet overal was dat beleid en verder heeft men richtingen ingevoerd die ontzettend zwak uitpakken en de leerlingen nauwelijks een uitdaging bieden.

Toch moet onderwijs, als het goed is, de ontplooiing van het individu voor ogen houden en tegelijk, denk ik, moet hen dat toelaten in de samenleving van morgen te functioneren. De idee van een onderwijs dat sterk op dril gericht was, heeft men verlaten, maar men heeft niet ingezien dat de dril, het maken van oefeningen de enige methode is om een taal, om rekenen, de mathesis in de vingers te krijgen. Het maken van rekensommen of het maken van oefeningen zinsbouw was niet altijd even leuk, maar uiteindelijk kwam het erop aan, die dingen te beheersen en zeg nu maar niet dat begrijpen belangrijk is, als het om zinsconstructies gaat. Een deel van het verhaal is conventie en daarover kan men wel discussiëren, maar het verandert niets aan de werkelijkheid van het leren, stap voor stap en steeds verder. Natuurlijk vergeet je dan wat er gebeurd is, of liever de gang der dagen vervaagt, enkele momenten blijven over en dus ook de vele oefeningen vervagen. Maar zonder dat gaat het niet.

De overheid, zoals die van Singapore, die van de studenten veel verwacht en dan niet zo dat de ene school of het ene instituut alle toppers heeft, maar alle instellingen aan de hoge normen moeten beantwoorden, zodat de gelijkheid zich bevind waar ze zich moet bevinden, want iedereen kan studeren, of een vakopleiding volgen. Die dynamiek kende Vlaanderen voorheen ook, maar toen men de gelijkheid van kansen tot norm ging stellen, was het moeilijk hoge eisen aan de leerlingen te blijven stellen.

Men weet dat elk beleid van de overheid toegespitst moet zijn op doelen die volksvertegenwoordiging heeft uitgewerkt. De vraag is of die volksvertegen-woordigers niet te veel precisie willen bereiken, waardoor de uitwerking soms in het gedrang komt. Controle is noodzakelijk, maar ook hier speelt vaak mee dat de formele aspecten te zeer en de functionele controle soms te weinig aan bod komt. De problemen met publieke gebouwen en kunstwerken die soms dertig, veertig jaar niet onderhouden waren, moeten dan plots overijld hersteld of volledig vernieuwd. Nu, publieke werken zijn altijd een bijzonder heikel thema geweest omdat dit voor nogal wat nevenuitgaven kon zorgen. Beweren dat er te weinig wegen liggen in dit land is te dwaas, maar ze blijken niet altijd even goed onderhouden.

Defensie is een kerntaak van de overheid, omdat de integriteit van het grondgebied een garantie is voor veiligheid, die sinds 1945 niet meer direct bedreigd is geworden, al kan men de Koude Oorlog beschouwen als een periode van gewapende vrede. Na de val van de Muur en het IJzeren gordijn is de bedreiging nagenoeg twintig jaar volkomen weg gevallen, al heeft men wel moeten optreden op de Balkan en heeft dit land deelgenomen aan verschillende grootschalige militaire operaties. Gelukkig zien we daar de rede het winnen van andere consideraties en groeit de samenwerking binnen de Benelux, als voorloper van een sterker geïntegreerde Europese defensie, al menen velen dat we daar nog ver vanaf staan. Maar de defensiemogelijkheden met een grotere massa en eenheid vallen over de leden lager uit dan de gezamenlijke inspanningen in eigen nationale defensiestructuren. Te vlug lopen hoeft niet, maar deze aanpak helemaal afwijzen lijkt toch wel ongewenst. Pacifisme als uitvlucht kiezen hoeft niet, maar vragen hoe een voldoende sterk Europees leger er moet uitzien, kan misschien eens onderzocht worden. Natuurlijk, de mogelijkheden van het nieuwe militaire model, met onbemande vliegtuigen voor verkenning en vernietiging van objecten zal ervoor zorgen dat de kosten in materiaal en werking hoger zullen oplopen, naarmate de technologische ontwikkeling groeit. Toch blijven vele partijen doorgaans stil over het defensiebeleid.

Maar het blijft wel opmerkelijk dat we als sinds de regeringen Martens, toen Melchior Wathelet sr Justitie onder zijn hoede kreeg en op geen enkel terrein de nodige hervormingen kon realiseren. Later kwam Onkelinx en die kon wel een duur programma opzetten, voor informatisering, maar het resultaat van haar beleid? Geen soelaas voor de rechtzoekenden. Maar misschien moet men hier wel meer in detail kijken en vaststellen dat in de hoven van beroep in Vlaanderen de afhandeling van zaken behoorlijk verloopt.  Dat rechterlijke molens traag malen, weet iedereen, maar duidelijk is wel dat die voor iedereen op een vergelijkbare manier moeten malen, om de rechtsgelijkheid wel en een sfeer van willekeur niet te bevorderen. Bovendien valt niet begrijpelijk te maken waarom justitie er niet in slaagt te overtuigen dat recht geschieden kan.  Laat mij toe vast te stellen dat ik met justitie geen negatieve ervaringen heb, maar er gebeurt wellicht geen grondig rechtssociologisch onderzoek. Niet dat er niets moet veranderen, wel integendeel, maar we moeten niet alleen de klaagzang aanheffen, want dan bejegenen we de goede officieren van het OM en de magistraten van de zetel niet zoals het hoort.

Maar welk thema we ook bekijken, altijd weer zien hoeveel er bij komt kijken. Noch Louis XIV, noch andere vorsten of overheden kunnen aan de slag zonder geschikt personeel en zij kunnen niet blijven, zelfs de Zonnekoning niet, als er niet de hoop is voor de onderdanen, ook al denken wij dat ze niet in opstand zouden komen. Louis XIV had dan ook minder macht dan we vaak denken, minister Colbert kon wel nogal wat industrie in Frankrijk gebruiken en zette heel wat nieuwe bedrijfstakken op, via manufacturen. Zo omzeilde hij ook oude bestaande regelingen van de gilden. Hij verhoogde zo de belastingen en wist in een aantal steden de werkzaamheid te verhogen, dus ook de welvaart, die men graag zag afkomen. Een vorst kon niet zomaar extra belastingen heffen voor de oorlog, zoals ook Karel V ondervond in Gent. Het mag duidelijk zijn, denk ik dat we de rol van de overheid en de samenleving veel complexer in elkaar zitten dan we geneigd zijn aan te nemen.

Op de een of andere manier willen we dat de overheid van alles onderneemt, maar dat mag geen prijs hebben voor onszelf. In wezen is men niet bezig zich te bedenken dat er een aantal collectieve zaken, die we republiek noemen of we gaan spreken over algemeen belang, maar dat heeft men, soms terecht, verdacht gemaakt als het belang van de bestuurlijke en andere elites. En toch, de democratische grondslag is erin gelegen dat men iedereen bij dat algemeen belang insluit. Het punt is dat we vergeten zijn dat de uitbreiding van het stemrecht niet de sluitsteen was, maar het betrekken van eenieder bij de democratische bestuursvorm en dat iedereen, ook de bedrijfsleiders en andere instanties die zich een belastingvrijdom hebben verworven. Maar belastingmaximalisatie is geen goed idee, omdat de burger dan gaat afrekenen. Dat doen er velen nu, zoals we weten, omdat ze geleerd zijn zich als klanten te gedragen. Bijna zitten we in het concept van cliëntes, als we niet opletten en dan is het weldaden in ruil voor ondersteuning.

Denken we dus na over de kerntaken van de overheid, dan kan niemand erom heen precies de verhoudingen te onderzoeken tussen de overheid en de bestuurders die per delegatie staatsmacht opnemen om goede, noodzakelijke activiteiten op zich te nemen. Het onderwijs is per delegatie aan derde instanties toegekend, de Gezondheidszorg evenzeer en ook de sociale woningbouw, die hier minder greep op de woningmarkt hebben dan in Nederland. Maar er is nagenoeg geen sector, waar het management al eens vergeet wat haar opdracht is. Zo gaat er veel geld aan managementsfees verloren, die binnen een ambtelijke werking misschien beter in de hand gewerkt zouden worden. Maar het probleem blijkt een zekere arrogantie van de macht te zijn, waar de politici noch op gemeentelijk noch op hoger niveau gemakkelijk bij kunnen, de arrogantie van de overheidsmanagers wel te verstaan. Toch is het van belang te beseffen dat precies de managementscultuur door iedereen was aangeprezen. Gelukkig blijken de controleurs wel alert te zijn en werkt het systeem van onderlinge supervisie wel degelijk. Pas als zachte of harde corruptie niet aan het licht komen, kan het de staat haar geloofwaardigheid kosten.

Het is belangrijk dat er goede instrumenten voorhanden zijn om machtsoverschrijdingen van ambtenaren en politici vast te stellen, maar de mensen die de controles doen, hebben wellicht ook hun connecties. Maar toch, kijken we naar de dossier over de Regie der Gebouwen, dan lukt het wel, het  opsporen van fouten en van beïnvloeding. Men zal het misschien cynisch vinden, maar ik denk dat het een juist inzicht is dat men de bewaker dient te bewaken en daar hebben burgers ook een taak. Maar goed, we weten dat politici, ambtenaren vaak aangesproken worden door de burgers.

Ten gronde komen we tot de vaststelling dat de overheid veel taken heeft, misschien wat te zwaar aangekleed of, als we de staat een schip vinden, te veel beladen met aangroeisel. Dan moet het schip in het dok en alles afgeschraapt worden. Op het oog kan men oordelen dat het schip goed gebouwd is, maar toch is een goede ingenieur nodig, een goed ontwerper om na te gaan of het schip nog wel zeewaardig is als het wier, de schelpen en mosselen afgeschraapt zijn. Misschien moet men een deel van de wand herstellen of vervangen

Mij komt het voor dat de overheid, anders dan bedrijven, nog niet toegekomen is aan een grondige beurt in het droogdok. Dat wil zeggen, men zal het schip moeten laten varen en intussen een goed ontwerp maken. Nee, het gaat niet enkel om een al dan niet confederale, centralistische bestuursvorm, het gaat erom dat de vele instellingen die de overheid vorm geven en het overheidsoptreden realiseren opnieuw bekeken moeten worden. De kostenberekening van wat de overheid zou opnieuw bekeken kunnen worden. Maar ook de structuur van de overheid. Want klagen dat de overheid teveel kost en tegelijk niet willen dat er iets verandert aan wat de burger ervan ontvangt, komt me vreemd voor.

Maar boven alles en dit alles insluitend zullen we opnieuw moeten zien hoe we als staat en samenleving ook onze gemeenschappelijke belangen en de belangen van het geheel kunnen erkennen. De overheid heeft een grote verantwoordelijkheid, maar tegelijk is het ook aan de burgers mee dat algemene welzijn te verzorgen. Het zal er dan ook op aankomen, dat we de delegatie van soevereiniteit aan de verkozen politici niet zien als een afstand doen van verantwoordelijkheid ten aanzien van het algemeen belang. Verwachten dat iedereen volgens het boekje – welk boekje ? – zal handelen, ligt niet voor de hand, want als we eerlijk zijn, weten we dat deugdzaamheid niet opgelegd kan worden, terwijl we toch, in onze contreien een aantal conventies onderhouden, die het samenleven vereenvoudigen, de veiligheid verhogen en zoveel meer. Maar het persoonlijke, individuele kan men niet opofferen voor het geheel. En in het debat over het politieke is dat blijkbaar steevast de kern van het vraagstuk, want wil men een geordende samenleving, dan riskeert men te vergeten dat als er al eens uitwassen in het negatieve voorvallen, er ook werkelijke onverwachte hoogtepunten mogelijk blijken en hoe meer die gestimuleerd worden, hoe sterker de algemene dynamiek. En toch kan de overheid geen succes afdwingen. Creativiteit ligt niet vastgelegd in een boekje, maar krijgt vorm in het gewone, dagelijkse leven.

Daarom moet de overheid altijd goed kijken op welke terreinen ze wil ingrijpen en of dat niet ten koste gaat van wat in de samenleving aan dynamiek bestaat. Dat kan men dus alleen geval per geval bekijken. En dan komen we uit bij dat andere vraagstuk, dat we elders al aan hebben gesneden: de relatie tussen charisma en het belang van stabiele instellingen.


Bart Haers  

Reacties

Populaire posts