Over onvrijheid, bevrijding en vrijheid
Recensie
Afstand
houden, stand houden
Mensen
bijstaan
De weg uit de loden
kooi
Joachim
Gauck, Winter im Sommer, Frühling im Herbst. Errinerungen. Siedler, 2009, pp. 352; prijs: 22,95 €.
Al jaren heb ik me afgevraagd wat vrijheid
betekenen kan, maar omdat er zoveel over gezegd werd, dat me niet altijd
overtuigen kon, liet ik even de filosofie terzijde, om me de historische
benadering in te laten. Wat noemen we nu een vrije samenleving en wat als die
vrijheid gefnuikt wordt? Ook dat levert niet altijd bevredigende antwoorden op,
omdat we van vrijheid soms zeer gewrongen voorstellingen maken, die we zelf
niet altijd zouden willen. Nu zijn er natuurlijk wel interessante werken, van
Erich Fromm, van Hannah Arendt, Peter Bieri en zeer recent nog Alicja
Gescinska, die over de verovering van de vrijheid een boeiend essay schreef.
De zaak kon ik dan eindelijk afronden, maar het
bleef opvallend dat er altijd nog aspecten waren die niet voldoende onder de
aandacht kwamen. In zijn reflecties over hoe het leven was in de DDR, merkt
Joachim Gauck op dat het wel lastig is als men niet in een omgeving leeft waar
waarden en normen nog enig belang hebben. Ook merkt hij op dat de samenleving
nooit helemaal in zijn gezin binnen kon dringen, zodat zijn kinderen zegden dat
ze een “Wessi-opvoeding” gekregen hebben voor ze naar het Westen migreerden.
Wat dat betekent, laat ineens al veel zien van de wijze waarop de DDR, de SED
en de Stasi functioneerden en hoe mensen werden vermalen. Maar, zo zal ook
blijken, die Wessies, de Duitsers van de goede kant, maar ook wij hebben ten
onrechte een soort robotfoto gemaakt van de Ossies en die zou niet meer
veranderen. Joachim Gauck is er wat mij betreft wel in geslaagd dat nu net wel
te doen, het beeld veranderen.
Hoewel dit boek in 2009 verscheen, blijkt er noch Vlaanderen noch
Nederland veel belangstelling voor te bestaan. Waarom zouden wij er dan wel
aandacht aan besteden? Men zal opmerken
dat deze figuur wel past in de schare mensen die zich eerst tijdens het Nazisme
hebben verzet, zoals Johannes Fest, zoals Sophie en Hans Scholl, zoals Kurt von
Hammerstein en anderen, maar over verzet in de DDR is niet altijd zo luid
geroepen, als wel over Russische dissidenten het geval was. Van belang dus,
denk ik, is na te gaan hoe je kon overleven in een bestel dat de eigen burgers
volkomen wantrouwde en minachtte.
De auteur beschrijft in een grote boog het
leven dat hij leidde, dat zijn vrouw en kinderen leidden in Oost-Duitsland en
zeker na de bouw van de Muur in 1961. Geen ontwijkende boog wel een alles omvattende
boog, geen cirkel evenwel, want nu hij als vrij burger mocht stemmen en een
belangrijke rol speelde bij het verwerken van de geschiedenis, beseft hij dat
hij veel doorgemaakt heeft, dat zijn landgenoten soms nog nostalgisch blijken naar
een regime dat hen hun vrijheid ontnomen heeft op permanente wijze omdat ze van
het kapitalisme en de vrijheid niet de vruchten zagen, die ze verhoopt hadden.
Het opvallende in dit levensverhaal is dat de
auteur en protagonist zichzelf niet overdreven centraal stelt. Hij heeft het
over de moeilijkheden waarmee hij en met hem de Oost-Duitse medeburgers. Maar
het woord is verkeerd gekozen, omdat hij vaststelt dat hij pas na de Wende een
burger is geworden. Toen waren zij gevangenen, zeker na 1961, toen het IJzeren
Gordijn echt neerviel en alleen uitburgering
of een moeilijke weg door de instellingen ertoe kon leiden dat mensen naar het
Westen konden, weg uit de gevangenis die men niet gewild had. Maar hoe hield
men dan de zaak onder controle. Gauck beschrijft hoe officieren ook hem
aanspraken om IM, Inofficiële Mitarbeiter te worden. Ruim 1 % van de
Oost-Duitse bevolking werkte dus mee aan de interne veiligheid. Daar kan men
aan verbinden dat op die manier wel een groot deel van de bevolking onder
controle gehouden werd. Maar tegelijk valt op dat zelfs op die manier de
gemoederen niet altijd goed onder controle gehouden konden worden. Nee, er is
na 1953 geen opstand meer geweest. Men was er in geslaagd, zoals Joachim Gauck
zelf aan het einde nog eens herhaald, kinderen tot haat aan te sporen tegen de
Amerikanen, tegen de Bonner Grondwet en het Marshallplan, maar opgroeiend
merkte hij, met zijn leeftijdgenoten de geneugten van het westen. Tot aan de
vooravond van de “Mauerbau” in augustus 1961 was hij in Westen op vakantie
gegaan, had hij zelfs als scholier de mogelijkheid gehad naar Parijs te gaan,
net toen in Saarland een referendum werd gehouden of het land – regio – in de
Bondsrepubliek. Maar in 1961 was de koude oorlog op zijn heetst en Kroetsjov
had nu wel oren naar de vraag van de SED om de poorten en gaten in het ijzeren
gordijn te sluiten. Het land liep gewoon leeg. Nadat Moskou in arren moede had
toegestaan dat de grenzen werden afgesloten, lees ik hier, werd het plots een loden
kooi.
Zijn vader was opgepakt, door de politie en
naar Siberië zonder dat daar een specifieke aanleiding reden voor was en later
werd opgegeven. Op zich is dit al erg genoeg, want in gevangenschap leven zal
wel sporen nalaten, maar het blijft toch wel nog iets anders als daardoor de
familie naar de rand van de samenleving gedrongen is. De vader keerde terug in
1955. Hoe de verhoudingen naderhand binnen de familie verliepen, beschrijft
Gauck met gepaste terughoudendheid. Feit is dat ook voor hem al tijdens de
gevangenschap van 4 jaar duidelijk was dat hij in de DDR niet gemakkelijk zijn
leven zou uitbouwen, want hij mocht geen lid worden van Pioniers, noch van de
FDJ. Zijn moeder, tante, grootmoeder waren verijsd tegen het nieuwe regime en
wilden er niets mee te maken hebben. Andere kinderen droegen de uniformen van
de pioniers, gingen op kamp en waren kortom de elite, want wie het goed deed, schopte
het later wel ver, kreeg onderwijskansen, kon naar de universiteit. Want het
was de school, de partij die de leerlingen uitkoos voor een verdere opleiding.
Gelijke kansen was een beetje teveel gevraagd. En ja, het betekende voor het
gezin wel armoede. En honger? Net niet. Maar het bracht wel de vraag mee:
blijven of gaan? Het werd blijven, door het toeval.
Maar, zoals we nog aanraken zullen, men moet
iemand als Merkel, die wel studeerde in de DDR niet zomaar een opportuniste
noemen. We kennen niet haar geschiedenis, of minstens de contacten die haar
vader had, die als dominee en collega van Gauck uit het westen naar de DDR was
gekomen en zijn kinderen dus ook opsloot in het regime. Maar, zoals Gauck ook
aangeeft, van sommige mensen moet je medewerking aan het systeem en vooral de
Stasi wel kwalijk nemen. Het gaat erom, komt mij voor, dat mensen die weten hoe
pervers het systeem wel was en hoe ontmenselijkend de Stasi wel opereerden,
niet vergeven kunnen worden dat ze het deden. En dan, zo blijkt wanneer hij als
hoofd van de dienst die de Stasi-archieven moet bewaren en ontsluiten, mensen
ontmoet die IM waren geweest, dat velen zegden dat ze er echt niets van wisten,
maar enkelingen toch vertelden hem, dat ze beschaamd waren over de diensten die
hij aan de Stasi verleend had. Daar kon Gauck wel mee leven. Hij kende de man
van kindsbeen af, had gezien hoe hij ondanks alles naar de jeugdgemeente bleef
komen en dus zijn leven lang in een gespannen verhouding tot de gemeente en tot
de staat had gestaan.
In die zin is dit boek werkelijk een oogopener.
Want we leren een man kennen die kiest voor het ambt van dominee in een staat die
officieel atheïstisch was maar die noodgedwongen de religie wel moest toelaten
omdat teveel mensen, 25 % ongeveer nog christelijk bleven. In Mecklenburg bleek
hij een aantal collegae te kennen die net als hij weigerden meer met de staat
van doen te hebben dan strikt nodig voor de uitoefening van hun ambt. Geen
samenwerking met de Stasi, maar ook geen toegevingen aan de partij en de
overheid. Eenvoudig is dat niet geweest, maar zoals hij later uit zijn omvangrijke
dossier bij de Stasi kon opmaken, heeft men er zich over verbaasd dat hij de
gemeente in de nieuwbouwwijk, een stad van 22000 inwoners toch tot leven kon
wekken. Het is ontroerend te zien hoe hij voor gelovigen en ongelovigen, maar
ook voor mensen die iets te maken hebben met de SED, de Genossen, iets
betekenen kan, ook al zijn ze tegenstanders. De kerk, lutherse kerk stond hier
voor een subversieve kracht, die het leven van mensen richting gaf, maar hen,
de bedienaren, meteen ook verdacht maakte bij de overheid.
Waarom we ons op die manier over dit boek
buigen, komt voort uit het feit dat we niet over vrijheid kunnen spreken als we
niet het besef levendig houden dat we wel de vrijheid kunnen hebben, maar er
verder niets mee aanvangen. Ik geloof, zeer stellig overigens, dat het van
belang is te beseffen hoezeer een land meer is dan de staatsstructuren, maar
vooral een gemeenschap van mensen die er als persoon toe doen. In Thuringen,
Saxen en Saxen-Anhalt, Mecklenburg of Brandenburg, telkens bleek dat men de
mensen als een hinderpaal leek te beschouwen om het nuttige te doen om de
ideale marxistische staat op te bouwen. Niet alleen was er geen vrijheid, maar
er was ook geen respect voor mensen, voor hun kunnen en kennen.
Niet onbelangrijk is ook dat hij als
jongerenpastor met de jeugd op kamp ging, naar het enige land waar ze zonder
visum heen konden, Tsjecho-Slowakije – nu gesplitst – om de jongeren een eigen
wereld te laten ontdekken. Hij stelde vast dat zij er echt wel iets aan hadden, hoe gevaarlijk
dit soort activiteiten ook wel was. Want de kampen waren illegaal. Het is, zo
merken we hier, een vorm van burgerlijke moed om de fnuikende wetten van het
land te omzeilen en met de mogelijkheden het beste te doen.
Hoe de mensen daarmee omgingen? Dat blijkt uit
dit boek slechts gedeeltelijk, maar uit de vaststelling van Gauck’s zonen en
dochter dat zij niet volgens de Oost-
doch volgens de Westerse normen opgevoed
waren, of beter nog, naar wat Gauck en zijn echtgenote ervan dachten dat het
goed was, dus volgens de burgerlijke normen zonder meer, laat wel zien, waaraan
het mangelde in het paradijs voor arbeiders en boeren. Ach, het gaat dan niet
om fatsoen als doel zonder meer. Het gaat erom, lezen we, dat hij een bepaalde
idee van menselijkheid overdroeg aan zijn zonen en dochters en dat zij, omdat
ze niet behoorden tot de binnenkring van
de weldenkende gemeenschap in Rostock – die van de partijverantwoordelijken en
hun medewerkers – en dus ook niet in de jeugdorganisaties gepokt en gemazeld
werden, immuun waren voor de partijpropaganda en voor de dwang tot aanpassing.
Door zijn rol als dominee en zijn betrokkenheid bij de “Kirchentage” ontmoette hij
wel eens dominees uit het Westen en dat er altijd, ondanks alles toch
informatie doorkwam. Maar wat hij opmerkt over die gesprekken met zijn collegae
uit West-Duitsland is dat hij hun linkse opvattingen wel vernam, maar er zich
niet veel bij kon voorstellen.
Ook na de Val van de Muur zou dat probleem de
kop opsteken, onder meer in verband met de spanning tussen de mensen die de
archieven van de Stasi hadden bezet en de wetgever in Bonn, ook de diensten in
Bonn die de archieven onder hun hoede zouden nemen. Het kan voor ons
onbegrijpelijk zijn, maar die spanningen geven zo mogelijk het scherpst de scheiding
in de geesten weer. Afgezien van het feit, aldus Gauck, dat sommige hoge heren
en dames van het systeem na de Wende lang niet altijd de onderzoeken kregen die
zich opdrongen maar vaak ook goede posten aangeboden kregen, terwijl de
slachtoffers van de Stasi-agenten niet per se voordeel haalden uit de
veranderingen, was het wel erg dat de ambtenaren in Bonn in eerste instantie
eraan dachten een klassieke selectie- en vernietigingslijst zouden opstellen,
voor historisch onderzoek, terwijl de tragedies en drama’s van de betrokkenen
nog niet onderzocht waren. Dankzij een jurist en archivaris uit München kon
Gauck met zijn medewerkers en de verenigingen van burgerrechtenactivisten de
verantwoordelijken in Bonn van het Ministerie van Binnenlandse zaken ervan
overtuigen de archieven intact te laten, voldoende personeel in te zetten en
vervolgens het onderzoek zijn gang te laten. Ergens vaag in mijn geheugen
herinner ik me beelden op televisie over de openstelling van het grote
Stasi-archief. Ook hoe Wolf Biermann daar voor het oog van de media zijn
dossier, wellicht een paar archiefkarren vol, zat te lezen. Over de
archieforganisatie werd niet gesproken en nu is dat voor ons iets dat wellicht
wel zal bestaan maar waarvan we verder weinig afweten. Een bestuur en ambtelijk
apparaat als dat van de Stasi legde alles vast, dus waren er ook de opnamen van
afgeluisterde gesprekken en in beslag genomen materiaal. Uiteindelijk zou de
archiefdienst waarover Gauck de leiding had, aan de ene kant immense bestanden
in Berlijn zelf en in de hoofdplaatsen van de toenmalige “Bezirken”, nu Länder
en nog enkele andere plaatsen moeten analyseren, beschrijven, bewaren en
ontsluiten. Hoewel er ongetwijfeld veel stukken vernietigd zijn toen het einde
van de DDR onafwendbaar was, toch blijkt de hoeveelheid documenten echt nog wel
overdonderend. Maar de vraag naar ontsluiting, naar kennis vooral van het eigen
persoonlijke dossier was enorm, ook al omdat de aanwezigheid van de officiële
Stasi en de inofficiële medewerkers elke verbeelding te boven gaat, was die
vloed ontzettend. Ook de vloed van vreugde, maar meer nog van ontgoocheling
over mensen die men vrij van verraad had geacht. Men kan de verstoring van de
relaties door de Stasi op directe wijze niet miskennen, maar de invloed naderhand
was evenzeer van belang. De samenleving, zo meent Gauck en ook op de webstek
van de Bundesbeauftragte Stasi Unterlagen merkt men hoe sterk dit nog leeft.
Men kan niet besluiten, zomaar deze archieven bij het gewone netwerk van het
Duitse Archiefwezen te voegen.
De autobiograaf legde ook uit hoe complex het
was in die archieven de weg te vinden en tot schrik van sommigen werden
vroegere (hogere) medewerkers die in gesprekken en gedrag blijk hadden gegeven
van berouw, ingezet omdat zij de werkwijze van de Stasi kenden en hun weg
kenden in de archieven. Plots wordt de film, “Das leben des Anderen”, wel een
realiteit, vooral omdat blijkt hoeveel en hoe vaak private belangen van mensen
op hoge posten wel in het spel waren en die leidden tot spionage. Hij noemt het
hoofdstuk dan ook een “bouw zonder bouwplan.
Als het vertrouwen tussen DDR-burgers niet
groot was, zelfs soms onbestaande, dan kan men de DDR als een voorbeeld zien
van de kleinburgerlijkheid bij uitstek, maar als je dan ziet hoeveel mannen en
vrouwen na 1961 uitgeburgerd werden, dan wordt het dramatische falen van de
overheid pas helemaal indrukwekkend. We schreven daarnet iets over berouw en
kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat sommigen de wenkbrauwen fronsen
zullen, maar Gauck laat zien, aan de hand van herinneringen van zijn bezoek aan
Zuid-Afrika en de Waarheids- en verzoeningscommissie, aan bisschop Tutu ook,
dat men toch voorzichtig moet omspringen met het tonen van berouw, want als de
dame uit de township, nadat de officier die haar zoon gedood had, behouden en
wel terugkeert naar die township, dan keert hij terug naar een villa en hoeft
hij verder geen verantwoording meer af te leggen. Hij geeft wel uitdrukkelijk
aan dat de commissie Zuid-Afrika voor iets veel erger heeft behoed, namelijk
een eindeloze burgeroorlog. Maar hij twijfelt eraan of Duitsland,
Oost-Duitsland op die manier met de Stasi kon omgaan.
Verschillende thema’s komen uit dit boek naar
voor, waarbij vergeving en berouw voor het aangedane leed, zeker belangrijk
zijn. Maar evenzeer is er het thema van de relaties tussen Ossies en Wessies. Gauck
vertelt hoe hij vanaf 1978 met de opdracht de Kirchentage in Mecklenburg voor
te bereiden ook de mogelijkheid kreeg met de collegae in West-Duitsland te
confereren en contacten op te bouwen. Men begrijpt dat dit een voorrecht is,
maar tegelijk een zware opdracht, want hij moet aan die dominees, die in
Duitsland ter linker zijde staan, althans velen, die in het andere model, dus
niet het kapitalistische veel voordeel zien. Voor hem en zijn collegae – zij
die niet met het systeem meewerkten – moet dit een kaakslag geweest zijn. Pas
geleidelijk, zegt Gauck ben ik met die tegenstelling kunnen gaan leven. Het
linkse denken in Europa, c.q. de Bondsrepubliek was niet bij machte te
begrijpen dat de inperking van de vrijheid niets te maken had met hun utopie.
Hun utopie van een socialistische “Weltrepublik” zoals ook Brecht het dichtte,
behield de vrijheid, maar realiseerde de gelijkheid. We merkten bij het lezen op
dat de man heel duidelijk wist dat dit een zekere schizofrenie opleverde en
minstens een blinde vlek bij West-Europese bezoekers, maar dat is niets nieuws, want ook Geert van Istendael
heeft wel eens die suggestie gewekt. Alleen, voor Joachim Gauck, aan de
andere kant van de Muur, was die houding
moeilijk te vatten en dat blijkt, denk ik ook, uit het stilzwijgen in
Vlaanderen over dit boek.
Maar na de val van de Muur zou Gauck nog een
ander heikel punt op het spoor komen, namelijk de wijze waarop het nieuwe
Duitsland met de recente geschiedenis zou moeten omgaan. En vooral, zoals al
aangehaald, of men de elite uit die recente geschiedenis ook een vooraanstaande
plaats diende te geven in het nieuwe Duitsland. De revolutie, zonder geweld, in
de DDR had de zittende elite verjaagd, maar als men niet zou opletten, zouden
die prominenten weer het roer in handen krijgen en bij de SPD en CDU had men
wel problemen want bij de eerste verkiezingen, voor de eenmaking doken enkele
mensen op, als lijsttrekkers in de Länder die met het oude regime op goede voet
hadden gestaan, er deel van het landsbestuur hadden uitgemaakt. Lothar de
Maizière, zou rond 1987 lid worden van de Kerkenraad en zich inzetten voor de
goede zaak, zou ook meewerken vanuit de Blokpartij, de CDUD en werd zelfs de
enige premier van het niet-communistische land DDR. Maar uiteindelijk bleek
zijn betrokkenheid bij de Stasi en diende hij zich uit het politieke leven
terug te trekken.
Gauck kijkt naar de feiten en probeert een en
ander ook te duiden. Zo refereert hij verschillende malen aan Adorno en diens
benadering van de denazificatie van de Bondsrepubliek en waar men toen de grens
gelegd had. Adorno heeft zich na WO II gebogen over de vraag hoe men het
verleden diende te behandelen. Het blijft merkwaardig, maar waar de generatie
waar ik toe behoor, heeft eindelijk maar van die discussie iets kunnen
vernemen, toen in Duitsland de nieuwe fase in de verwerking van de erfenis van
het Derde Rijk aan de orde kwam, kort daarop gevolgd, denk ik, door de
Historikerstreit. Maar voor Gauck, die meende dat de oude bestuurlijke elite
geen enkele legitimiteit meer had en anderen deden ook wel erg hun best om
iedereen op wie de verdenking rustte deel te hebben gehad aan de
staatsveiligheid tijdig op hun rol te wijzen. Bij ons kreeg men al eens de
indruk dat het om een heksenjacht ging. Gauck maakt alvast duidelijk hoe
beperkt onze visie is. Nog eens, sommige voormalige medewerkers van de Stasi
werden na grondig onderzoek zelfs medewerkers van de Bundesbeauftragte für
Stasi-Unterlagen.
Als ik de vele gevallen zou opsommen die de
auteur bespreekt van mensen die aan de ene kant opvallen door hun
“Zivilcourage” tijdens het functioneren van de Stasi en na de val van de Muur
of net door laaghartigheid, dan zou ik gewoon enkele hoofdstukken moeten
overschrijven. Het gevaar is immers dat elk geval door de auteur met de nodige
omzichtigheid is beschreven en in een vertaling kan men dat wel weergeven, in
een samenvatting niet. Ik zou dus de auteur en deze reflecties tekort doen als
ik namen zou noemen of enkele elementen van hun verhaal weergeven.
Bij een passage in Görlitz, aan de Oder, op de
grens met Polen, overnachtten we in een B&B bij mensen aan de rand van de
stad. We hadden er al doorheen gelopen en waren verrast over het feit dat de
Duitse zijde een echte grensstad was, die niet echt meer bij het land hoorde,
waar niets meer geïnvesteerd was, maar dus ook geen “Plattenbau”, zoals aan de
overkant van Oder, in het Poolse deel van de stad. Het gesprek met die mensen over
hoe zij het allemaal beleefd hadden, raakte geen pijnlijke snaren aan, maar ze
leken wel blij dat het over was. Het waren zeventigers die hun pensioen
aanvulden en ze hadden een tuintje, met een groentetuin, waar deze mensen blij
om en fier op waren. Hoewel de stad toen leegliep, was het in de buurt wel
levendiger, maar ook hier niet veel jongeren. Het was een portret van een
wereld die het oude nog niet had afgeschud, maar toch wel bezig was het nieuwe
op te bouwen.
Het onvermogen, in West-Duitsland ook en
misschien vooral bij Links de draagwijdte van die veertig jaar te vatten,
ondanks het succes van de zanger Wolf Biermann in het westen en ondanks de
sympathie die men heeft voor dissidenten in de Sovjet-Unie of in andere landen,
maar in Oost-Duitsland, zo suggereert Gauck wil men vooral een geslaagd
experiment van een op linkse principes gebaseerde samenleving zien en dus kan
men maar moeilijk aannemen, dat in dat land dissidenten echt iets te vertellen
hebben. Het is een conflict dat al in de jaren zeventig op gang komt en zeker
na 9 november blijft doorwoekeren, maar waar we ook hier in Vlaanderen af en
toe aanwijzingen voor zien, zonder dat de stem van burgers uit de vroegere DDR
aan het woorden komen.
Sommigen lijken vandaag Joachim Gauck ook te verdenken,
iets wat hij na zijn aantreden als voorzitter van de instelling die de
Stasi-archieven moest bewaren en ontsluiten, vaker heeft gehoord. Er zijn
collegae van hem geweest die samenwerkten met de Stasi, van sommige wist hij
het al in die tijd, van anderen kwam het pas boven, toen de archieven open
gingen. Sommige collegae gingen weg en/of werden uitgeburgerd, een typisch
DDR-wooord: Ausburgeren. Via google vind ik het woord niet terug, wel vind ik
uitburgeren als een newspeak term voor euthanasie. Misschien gaat het om
afasie, maar in elk geval denk ik dat wie zelfs maar even naar de geschiedenis
van de DDR en de nasleep kijkt, moet het stuitende van deze situatie wel
begrijpen. Voor de DDR-burgers die het land verplicht verlieten, was het
inderdaad een uitzetten uit hun leven, hun kring, magen en vrienden. Na de
Wende zijn er vragen gerezen of mensen die in de DDR gebleven waren, er zelfs
een min of meer geordend leven hebben geleid, niet zelf mee hebben gedaan met
regime. Voor sommigen is mevrouw Merckel ook iemand die zich opportunistisch
zou hebben weten te manoeuvreren. Naar wat ik nu gelezen heb, is dat werkelijk
zeer simpel doorredeneren. Zij kon studeren, dus, mag men veronderstellen, was
zij en zeker haar vader, dominee, okay voor het regime. Maar meer nog, zij
studeerde en kwam niet opstand of trok niet weg, terwijl toch zovele ingenieurs
en artsen, leraren de grens trachten over te geraken. Voor 1961 viel dat dus
wel mee, maar nadien was het zeer moeilijk en de aanvraag indienen was meteen
een daad van verzet en een brevet van onbetrouwbaarheid. Ook Gauck zelf kon
niet echt de aanvraag indienen, maar zijn zonen hebben het wel gedaan. Zij
waren overigens verplicht geworden een vakopleiding te volgen, mochten niet aan
de universiteit studeren.
Tony Judt heeft zowel in zijn autobiografische
geschrift als in het gesprek met Timothy Snyder opgetekend en laten optekenen
dat hij de Kiboets achter zich gelaten heeft, toen hem duidelijk werd hoe sterk
willekeurig de Kiboetsim over keuzes van personen oordeelden. In het boek met
Snyder gaat het ook uitgebreid over de strijd tussen Fascisme en Communisme,
maar ik denk dat met deze reflecties van Gauck en voor zover het nog nodig was,
duidelijk is dat leven in een heilsstaat niet echt aangewezen is voor een goed leven.
De sociale welvaartstaat die mensen de kans biedt op goede gezondheidszorg en
behoorlijk onderwijs, komt in geen van beide contrasterende modellen aan bod.
Ook het feit dat het persoonlijke in geen van beide systemen van de hoogste
orde is, omdat controle voor alles gaat, roept de vraag op of mensen die in de
DDR leefden niet een compromis met het leven sloten in de hoop, ooit of eens in
een ander bestel te leven. Gauck laat alleszins zien hoe weinig hoop men lange
tijd heeft gehad en meent dat het wel een voordeel voor Oost-Duitsers bood, dat
de nabuurstaat zo verwant was en dat velen ook verwanten hadden in het westen,maar
dat het voor hen uiteindelijk een nadeel is gebleken, want zij zagen de
West-televisie, zijn kinderen kregen van kleren uit het Westen, soms een Parka,
met de verkeerde insignes op en dat was dan weer reden voor kinderachtige
ingrepen van volwassenen.
Dit boek is ongemeen belangrijk voor wie wil
begrijpen wat vrijheid betekent voor mensen die er nooit op hadden gehoopt,
voor mensen die desondanks hun leven leidden en zorg opnamen voor anderen. Het
gaat om een dominee, maar het is ook een bevoorrechte getuige. Het feit dat het
boek hier nauwelijks ophef heeft gemaakt, terwijl in het Duitsland goed
verkocht, laat zien hoe beperkt onze betrokkenheid wel is met anderen in het
nieuwe Europa. Duidelijk is dat we er eens gebeurd is voor velen van geen
belang lijkt. Als je met mensen spreekt die dan toch weg geraakt zijn, merk je
dat die erfenis ondanks alles mee hun leven blijft bepalen. Zonder meteen de
Hongaarse premier achterna te hollen, lijkt het me, op grond van dit boek wel
duidelijk dat we zeer onwetend tegen de dingen aankijken, tegen het regime van
de SED, maar ook in de andere landen van het voormalige Oostblok. Er leefden,
zo schrijft Gauck, mensen en dat vergeten we te gemakzuchtig.
We hebben het verhaal van de wende zelf niet
uitgebreid aan bod gebracht, omdat er zoveel aan vast zat. Het hele boek
overigens hebben slechts gedeeltelijk recht kunnen doen. Hopelijk komt er
eerlang een behoorlijke vertaling, opdat we onze vooroordelen over de mensen
die de DDR hebben beleefd en overleefd kunnen bijstellen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten