Over onvrijheid, bevrijding en vrijheid


Recensie

Afstand houden, stand houden
Mensen bijstaan
De weg uit de loden kooi

Joachim Gauck, Winter im Sommer, Frühling im Herbst. Errinerungen. Siedler, 2009,  pp. 352; prijs: 22,95 €.

Al jaren heb ik me afgevraagd wat vrijheid betekenen kan, maar omdat er zoveel over gezegd werd, dat me niet altijd overtuigen kon, liet ik even de filosofie terzijde, om me de historische benadering in te laten. Wat noemen we nu een vrije samenleving en wat als die vrijheid gefnuikt wordt? Ook dat levert niet altijd bevredigende antwoorden op, omdat we van vrijheid soms zeer gewrongen voorstellingen maken, die we zelf niet altijd zouden willen. Nu zijn er natuurlijk wel interessante werken, van Erich Fromm, van Hannah Arendt, Peter Bieri en zeer recent nog Alicja Gescinska, die over de verovering van de vrijheid een boeiend essay schreef.

De zaak kon ik dan eindelijk afronden, maar het bleef opvallend dat er altijd nog aspecten waren die niet voldoende onder de aandacht kwamen. In zijn reflecties over hoe het leven was in de DDR, merkt Joachim Gauck op dat het wel lastig is als men niet in een omgeving leeft waar waarden en normen nog enig belang hebben. Ook merkt hij op dat de samenleving nooit helemaal in zijn gezin binnen kon dringen, zodat zijn kinderen zegden dat ze een “Wessi-opvoeding” gekregen hebben voor ze naar het Westen migreerden. Wat dat betekent, laat ineens al veel zien van de wijze waarop de DDR, de SED en de Stasi functioneerden en hoe mensen werden vermalen. Maar, zo zal ook blijken, die Wessies, de Duitsers van de goede kant, maar ook wij hebben ten onrechte een soort robotfoto gemaakt van de Ossies en die zou niet meer veranderen. Joachim Gauck is er wat mij betreft wel in geslaagd dat nu net wel te doen, het beeld veranderen.

Hoewel dit boek in  2009 verscheen, blijkt er noch Vlaanderen noch Nederland veel belangstelling voor te bestaan. Waarom zouden wij er dan wel aandacht aan besteden?  Men zal opmerken dat deze figuur wel past in de schare mensen die zich eerst tijdens het Nazisme hebben verzet, zoals Johannes Fest, zoals Sophie en Hans Scholl, zoals Kurt von Hammerstein en anderen, maar over verzet in de DDR is niet altijd zo luid geroepen, als wel over Russische dissidenten het geval was. Van belang dus, denk ik, is na te gaan hoe je kon overleven in een bestel dat de eigen burgers volkomen wantrouwde en minachtte.

De auteur beschrijft in een grote boog het leven dat hij leidde, dat zijn vrouw en kinderen leidden in Oost-Duitsland en zeker na de bouw van de Muur in 1961. Geen ontwijkende boog wel een alles omvattende boog, geen cirkel evenwel, want nu hij  als vrij burger mocht stemmen en een belangrijke rol speelde bij het verwerken van de geschiedenis, beseft hij dat hij veel doorgemaakt heeft, dat zijn landgenoten soms nog nostalgisch blijken naar een regime dat hen hun vrijheid ontnomen heeft op permanente wijze omdat ze van het kapitalisme en de vrijheid niet de vruchten zagen, die ze verhoopt hadden.

Het opvallende in dit levensverhaal is dat de auteur en protagonist zichzelf niet overdreven centraal stelt. Hij heeft het over de moeilijkheden waarmee hij en met hem de Oost-Duitse medeburgers. Maar het woord is verkeerd gekozen, omdat hij vaststelt dat hij pas na de Wende een burger is geworden. Toen waren zij gevangenen, zeker na 1961, toen het IJzeren Gordijn echt neerviel en alleen uitburgering of een moeilijke weg door de instellingen ertoe kon leiden dat mensen naar het Westen konden, weg uit de gevangenis die men niet gewild had. Maar hoe hield men dan de zaak onder controle. Gauck beschrijft hoe officieren ook hem aanspraken om IM, Inofficiële Mitarbeiter te worden. Ruim 1 % van de Oost-Duitse bevolking werkte dus mee aan de interne veiligheid. Daar kan men aan verbinden dat op die manier wel een groot deel van de bevolking onder controle gehouden werd. Maar tegelijk valt op dat zelfs op die manier de gemoederen niet altijd goed onder controle gehouden konden worden. Nee, er is na 1953 geen opstand meer geweest. Men was er in geslaagd, zoals Joachim Gauck zelf aan het einde nog eens herhaald, kinderen tot haat aan te sporen tegen de Amerikanen, tegen de Bonner Grondwet en het Marshallplan, maar opgroeiend merkte hij, met zijn leeftijdgenoten de geneugten van het westen. Tot aan de vooravond van de “Mauerbau” in augustus 1961 was hij in Westen op vakantie gegaan, had hij zelfs als scholier de mogelijkheid gehad naar Parijs te gaan, net toen in Saarland een referendum werd gehouden of het land – regio – in de Bondsrepubliek. Maar in 1961 was de koude oorlog op zijn heetst en Kroetsjov had nu wel oren naar de vraag van de SED om de poorten en gaten in het ijzeren gordijn te sluiten. Het land liep gewoon leeg. Nadat Moskou in arren moede had toegestaan dat de grenzen werden afgesloten, lees ik hier, werd het plots een loden kooi.

Zijn vader was opgepakt, door de politie en naar Siberië zonder dat daar een specifieke aanleiding reden voor was en later werd opgegeven. Op zich is dit al erg genoeg, want in gevangenschap leven zal wel sporen nalaten, maar het blijft toch wel nog iets anders als daardoor de familie naar de rand van de samenleving gedrongen is. De vader keerde terug in 1955. Hoe de verhoudingen naderhand binnen de familie verliepen, beschrijft Gauck met gepaste terughoudendheid. Feit is dat ook voor hem al tijdens de gevangenschap van 4 jaar duidelijk was dat hij in de DDR niet gemakkelijk zijn leven zou uitbouwen, want hij mocht geen lid worden van Pioniers, noch van de FDJ. Zijn moeder, tante, grootmoeder waren verijsd tegen het nieuwe regime en wilden er niets mee te maken hebben. Andere kinderen droegen de uniformen van de pioniers, gingen op kamp en waren kortom de elite, want wie het goed deed, schopte het later wel ver, kreeg onderwijskansen, kon naar de universiteit. Want het was de school, de partij die de leerlingen uitkoos voor een verdere opleiding. Gelijke kansen was een beetje teveel gevraagd. En ja, het betekende voor het gezin wel armoede. En honger? Net niet. Maar het bracht wel de vraag mee: blijven of gaan? Het werd blijven, door het toeval.

Maar, zoals we nog aanraken zullen, men moet iemand als Merkel, die wel studeerde in de DDR niet zomaar een opportuniste noemen. We kennen niet haar geschiedenis, of minstens de contacten die haar vader had, die als dominee en collega van Gauck uit het westen naar de DDR was gekomen en zijn kinderen dus ook opsloot in het regime. Maar, zoals Gauck ook aangeeft, van sommige mensen moet je medewerking aan het systeem en vooral de Stasi wel kwalijk nemen. Het gaat erom, komt mij voor, dat mensen die weten hoe pervers het systeem wel was en hoe ontmenselijkend de Stasi wel opereerden, niet vergeven kunnen worden dat ze het deden. En dan, zo blijkt wanneer hij als hoofd van de dienst die de Stasi-archieven moet bewaren en ontsluiten, mensen ontmoet die IM waren geweest, dat velen zegden dat ze er echt niets van wisten, maar enkelingen toch vertelden hem, dat ze beschaamd waren over de diensten die hij aan de Stasi verleend had. Daar kon Gauck wel mee leven. Hij kende de man van kindsbeen af, had gezien hoe hij ondanks alles naar de jeugdgemeente bleef komen en dus zijn leven lang in een gespannen verhouding tot de gemeente en tot de staat had gestaan.

In die zin is dit boek werkelijk een oogopener. Want we leren een man kennen die kiest voor het ambt van dominee in een staat die officieel atheïstisch was maar die noodgedwongen de religie wel moest toelaten omdat teveel mensen, 25 % ongeveer nog christelijk bleven. In Mecklenburg bleek hij een aantal collegae te kennen die net als hij weigerden meer met de staat van doen te hebben dan strikt nodig voor de uitoefening van hun ambt. Geen samenwerking met de Stasi, maar ook geen toegevingen aan de partij en de overheid. Eenvoudig is dat niet geweest, maar zoals hij later uit zijn omvangrijke dossier bij de Stasi kon opmaken, heeft men er zich over verbaasd dat hij de gemeente in de nieuwbouwwijk, een stad van 22000 inwoners toch tot leven kon wekken. Het is ontroerend te zien hoe hij voor gelovigen en ongelovigen, maar ook voor mensen die iets te maken hebben met de SED, de Genossen, iets betekenen kan, ook al zijn ze tegenstanders. De kerk, lutherse kerk stond hier voor een subversieve kracht, die het leven van mensen richting gaf, maar hen, de bedienaren, meteen ook verdacht maakte bij de overheid.

Waarom we ons op die manier over dit boek buigen, komt voort uit het feit dat we niet over vrijheid kunnen spreken als we niet het besef levendig houden dat we wel de vrijheid kunnen hebben, maar er verder niets mee aanvangen. Ik geloof, zeer stellig overigens, dat het van belang is te beseffen hoezeer een land meer is dan de staatsstructuren, maar vooral een gemeenschap van mensen die er als persoon toe doen. In Thuringen, Saxen en Saxen-Anhalt, Mecklenburg of Brandenburg, telkens bleek dat men de mensen als een hinderpaal leek te beschouwen om het nuttige te doen om de ideale marxistische staat op te bouwen. Niet alleen was er geen vrijheid, maar er was ook geen respect voor mensen, voor hun kunnen en kennen.

Niet onbelangrijk is ook dat hij als jongerenpastor met de jeugd op kamp ging, naar het enige land waar ze zonder visum heen konden, Tsjecho-Slowakije – nu gesplitst – om de jongeren een eigen wereld te laten ontdekken. Hij stelde vast dat zij  er echt wel iets aan hadden, hoe gevaarlijk dit soort activiteiten ook wel was. Want de kampen waren illegaal. Het is, zo merken we hier, een vorm van burgerlijke moed om de fnuikende wetten van het land te omzeilen en met de mogelijkheden het beste te doen.

Hoe de mensen daarmee omgingen? Dat blijkt uit dit boek slechts gedeeltelijk, maar uit de vaststelling van Gauck’s zonen en dochter dat zij  niet volgens de Oost- doch volgens de Westerse normen  opgevoed waren, of beter nog, naar wat Gauck en zijn echtgenote ervan dachten dat het goed was, dus volgens de burgerlijke normen zonder meer, laat wel zien, waaraan het mangelde in het paradijs voor arbeiders en boeren. Ach, het gaat dan niet om fatsoen als doel zonder meer. Het gaat erom, lezen we, dat hij een bepaalde idee van menselijkheid overdroeg aan zijn zonen en dochters en dat zij, omdat ze  niet behoorden tot de binnenkring van de weldenkende gemeenschap in Rostock – die van de partijverantwoordelijken en hun medewerkers – en dus ook niet in de jeugdorganisaties gepokt en gemazeld werden, immuun waren voor de partijpropaganda en voor de dwang tot aanpassing. Door zijn rol als dominee en zijn betrokkenheid bij de “Kirchentage” ontmoette hij wel eens dominees uit het Westen en dat er altijd, ondanks alles toch informatie doorkwam. Maar wat hij opmerkt over die gesprekken met zijn collegae uit West-Duitsland is dat hij hun linkse opvattingen wel vernam, maar er zich niet veel bij kon voorstellen.

Ook na de Val van de Muur zou dat probleem de kop opsteken, onder meer in verband met de spanning tussen de mensen die de archieven van de Stasi hadden bezet en de wetgever in Bonn, ook de diensten in Bonn die de archieven onder hun hoede zouden nemen. Het kan voor ons onbegrijpelijk zijn, maar die spanningen geven zo mogelijk het scherpst de scheiding in de geesten weer. Afgezien van het feit, aldus Gauck, dat sommige hoge heren en dames van het systeem na de Wende lang niet altijd de onderzoeken kregen die zich opdrongen maar vaak ook goede posten aangeboden kregen, terwijl de slachtoffers van de Stasi-agenten niet per se voordeel haalden uit de veranderingen, was het wel erg dat de ambtenaren in Bonn in eerste instantie eraan dachten een klassieke selectie- en vernietigingslijst zouden opstellen, voor historisch onderzoek, terwijl de tragedies en drama’s van de betrokkenen nog niet onderzocht waren. Dankzij een jurist en archivaris uit München kon Gauck met zijn medewerkers en de verenigingen van burgerrechtenactivisten de verantwoordelijken in Bonn van het Ministerie van Binnenlandse zaken ervan overtuigen de archieven intact te laten, voldoende personeel in te zetten en vervolgens het onderzoek zijn gang te laten. Ergens vaag in mijn geheugen herinner ik me beelden op televisie over de openstelling van het grote Stasi-archief. Ook hoe Wolf Biermann daar voor het oog van de media zijn dossier, wellicht een paar archiefkarren vol, zat te lezen. Over de archieforganisatie werd niet gesproken en nu is dat voor ons iets dat wellicht wel zal bestaan maar waarvan we verder weinig afweten. Een bestuur en ambtelijk apparaat als dat van de Stasi legde alles vast, dus waren er ook de opnamen van afgeluisterde gesprekken en in beslag genomen materiaal. Uiteindelijk zou de archiefdienst waarover Gauck de leiding had, aan de ene kant immense bestanden in Berlijn zelf en in de hoofdplaatsen van de toenmalige “Bezirken”, nu Länder en nog enkele andere plaatsen moeten analyseren, beschrijven, bewaren en ontsluiten. Hoewel er ongetwijfeld veel stukken vernietigd zijn toen het einde van de DDR onafwendbaar was, toch blijkt de hoeveelheid documenten echt nog wel overdonderend. Maar de vraag naar ontsluiting, naar kennis vooral van het eigen persoonlijke dossier was enorm, ook al omdat de aanwezigheid van de officiële Stasi en de inofficiële medewerkers elke verbeelding te boven gaat, was die vloed ontzettend. Ook de vloed van vreugde, maar meer nog van ontgoocheling over mensen die men vrij van verraad had geacht. Men kan de verstoring van de relaties door de Stasi op directe wijze niet miskennen, maar de invloed naderhand was evenzeer van belang. De samenleving, zo meent Gauck en ook op de webstek van de Bundesbeauftragte Stasi Unterlagen merkt men hoe sterk dit nog leeft. Men kan niet besluiten, zomaar deze archieven bij het gewone netwerk van het Duitse Archiefwezen te voegen.

De autobiograaf legde ook uit hoe complex het was in die archieven de weg te vinden en tot schrik van sommigen werden vroegere (hogere) medewerkers die in gesprekken en gedrag blijk hadden gegeven van berouw, ingezet omdat zij de werkwijze van de Stasi kenden en hun weg kenden in de archieven. Plots wordt de film, “Das leben des Anderen”, wel een realiteit, vooral omdat blijkt hoeveel en hoe vaak private belangen van mensen op hoge posten wel in het spel waren en die leidden tot spionage. Hij noemt het hoofdstuk dan ook een “bouw zonder bouwplan.

Als het vertrouwen tussen DDR-burgers niet groot was, zelfs soms onbestaande, dan kan men de DDR als een voorbeeld zien van de kleinburgerlijkheid bij uitstek, maar als je dan ziet hoeveel mannen en vrouwen na 1961 uitgeburgerd werden, dan wordt het dramatische falen van de overheid pas helemaal indrukwekkend. We schreven daarnet iets over berouw en kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat sommigen de wenkbrauwen fronsen zullen, maar Gauck laat zien, aan de hand van herinneringen van zijn bezoek aan Zuid-Afrika en de Waarheids- en verzoeningscommissie, aan bisschop Tutu ook, dat men toch voorzichtig moet omspringen met het tonen van berouw, want als de dame uit de township, nadat de officier die haar zoon gedood had, behouden en wel terugkeert naar die township, dan keert hij terug naar een villa en hoeft hij verder geen verantwoording meer af te leggen. Hij geeft wel uitdrukkelijk aan dat de commissie Zuid-Afrika voor iets veel erger heeft behoed, namelijk een eindeloze burgeroorlog. Maar hij twijfelt eraan of Duitsland, Oost-Duitsland op die manier met de Stasi kon omgaan.

Verschillende thema’s komen uit dit boek naar voor, waarbij vergeving en berouw voor het aangedane leed, zeker belangrijk zijn. Maar evenzeer is er het thema van de relaties tussen Ossies en Wessies. Gauck vertelt hoe hij vanaf 1978 met de opdracht de Kirchentage in Mecklenburg voor te bereiden ook de mogelijkheid kreeg met de collegae in West-Duitsland te confereren en contacten op te bouwen. Men begrijpt dat dit een voorrecht is, maar tegelijk een zware opdracht, want hij moet aan die dominees, die in Duitsland ter linker zijde staan, althans velen, die in het andere model, dus niet het kapitalistische veel voordeel zien. Voor hem en zijn collegae – zij die niet met het systeem meewerkten – moet dit een kaakslag geweest zijn. Pas geleidelijk, zegt Gauck ben ik met die tegenstelling kunnen gaan leven. Het linkse denken in Europa, c.q. de Bondsrepubliek was niet bij machte te begrijpen dat de inperking van de vrijheid niets te maken had met hun utopie. Hun utopie van een socialistische “Weltrepublik” zoals ook Brecht het dichtte, behield de vrijheid, maar realiseerde de gelijkheid. We merkten bij het lezen op dat de man heel duidelijk wist dat dit een zekere schizofrenie opleverde en minstens een blinde vlek bij West-Europese bezoekers, maar dat is  niets nieuws, want ook Geert van Istendael heeft wel eens die suggestie gewekt. Alleen, voor Joachim Gauck, aan de andere  kant van de Muur, was die houding moeilijk te vatten en dat blijkt, denk ik ook, uit het stilzwijgen in Vlaanderen over dit boek.

Maar na de val van de Muur zou Gauck nog een ander heikel punt op het spoor komen, namelijk de wijze waarop het nieuwe Duitsland met de recente geschiedenis zou moeten omgaan. En vooral, zoals al aangehaald, of men de elite uit die recente geschiedenis ook een vooraanstaande plaats diende te geven in het nieuwe Duitsland. De revolutie, zonder geweld, in de DDR had de zittende elite verjaagd, maar als men niet zou opletten, zouden die prominenten weer het roer in handen krijgen en bij de SPD en CDU had men wel problemen want bij de eerste verkiezingen, voor de eenmaking doken enkele mensen op, als lijsttrekkers in de Länder die met het oude regime op goede voet hadden gestaan, er deel van het landsbestuur hadden uitgemaakt. Lothar de Maizière, zou rond 1987 lid worden van de Kerkenraad en zich inzetten voor de goede zaak, zou ook meewerken vanuit de Blokpartij, de CDUD en werd zelfs de enige premier van het niet-communistische land DDR. Maar uiteindelijk bleek zijn betrokkenheid bij de Stasi en diende hij zich uit het politieke leven terug te trekken.

Gauck kijkt naar de feiten en probeert een en ander ook te duiden. Zo refereert hij verschillende malen aan Adorno en diens benadering van de denazificatie van de Bondsrepubliek en waar men toen de grens gelegd had. Adorno heeft zich na WO II gebogen over de vraag hoe men het verleden diende te behandelen. Het blijft merkwaardig, maar waar de generatie waar ik toe behoor, heeft eindelijk maar van die discussie iets kunnen vernemen, toen in Duitsland de nieuwe fase in de verwerking van de erfenis van het Derde Rijk aan de orde kwam, kort daarop gevolgd, denk ik, door de Historikerstreit. Maar voor Gauck, die meende dat de oude bestuurlijke elite geen enkele legitimiteit meer had en anderen deden ook wel erg hun best om iedereen op wie de verdenking rustte deel te hebben gehad aan de staatsveiligheid tijdig op hun rol te wijzen. Bij ons kreeg men al eens de indruk dat het om een heksenjacht ging. Gauck maakt alvast duidelijk hoe beperkt onze visie is. Nog eens, sommige voormalige medewerkers van de Stasi werden na grondig onderzoek zelfs medewerkers van de Bundesbeauftragte für Stasi-Unterlagen.

Als ik de vele gevallen zou opsommen die de auteur bespreekt van mensen die aan de ene kant opvallen door hun “Zivilcourage” tijdens het functioneren van de Stasi en na de val van de Muur of net door laaghartigheid, dan zou ik gewoon enkele hoofdstukken moeten overschrijven. Het gevaar is immers dat elk geval door de auteur met de nodige omzichtigheid is beschreven en in een vertaling kan men dat wel weergeven, in een samenvatting niet. Ik zou dus de auteur en deze reflecties tekort doen als ik namen zou noemen of enkele elementen van hun verhaal weergeven.

Bij een passage in Görlitz, aan de Oder, op de grens met Polen, overnachtten we in een B&B bij mensen aan de rand van de stad. We hadden er al doorheen gelopen en waren verrast over het feit dat de Duitse zijde een echte grensstad was, die niet echt meer bij het land hoorde, waar niets meer geïnvesteerd was, maar dus ook geen “Plattenbau”, zoals aan de overkant van Oder, in het Poolse deel van de stad. Het gesprek met die mensen over hoe zij het allemaal beleefd hadden, raakte geen pijnlijke snaren aan, maar ze leken wel blij dat het over was. Het waren zeventigers die hun pensioen aanvulden en ze hadden een tuintje, met een groentetuin, waar deze mensen blij om en fier op waren. Hoewel de stad toen leegliep, was het in de buurt wel levendiger, maar ook hier niet veel jongeren. Het was een portret van een wereld die het oude nog niet had afgeschud, maar toch wel bezig was het nieuwe op te bouwen.

Het onvermogen, in West-Duitsland ook en misschien vooral bij Links de draagwijdte van die veertig jaar te vatten, ondanks het succes van de zanger Wolf Biermann in het westen en ondanks de sympathie die men heeft voor dissidenten in de Sovjet-Unie of in andere landen, maar in Oost-Duitsland, zo suggereert Gauck wil men vooral een geslaagd experiment van een op linkse principes gebaseerde samenleving zien en dus kan men maar moeilijk aannemen, dat in dat land dissidenten echt iets te vertellen hebben. Het is een conflict dat al in de jaren zeventig op gang komt en zeker na 9 november blijft doorwoekeren, maar waar we ook hier in Vlaanderen af en toe aanwijzingen voor zien, zonder dat de stem van burgers uit de vroegere DDR aan het woorden komen.

Sommigen lijken vandaag Joachim Gauck ook te verdenken, iets wat hij na zijn aantreden als voorzitter van de instelling die de Stasi-archieven moest bewaren en ontsluiten, vaker heeft gehoord. Er zijn collegae van hem geweest die samenwerkten met de Stasi, van sommige wist hij het al in die tijd, van anderen kwam het pas boven, toen de archieven open gingen. Sommige collegae gingen weg en/of werden uitgeburgerd, een typisch DDR-wooord: Ausburgeren. Via google vind ik het woord niet terug, wel vind ik uitburgeren als een newspeak term voor euthanasie. Misschien gaat het om afasie, maar in elk geval denk ik dat wie zelfs maar even naar de geschiedenis van de DDR en de nasleep kijkt, moet het stuitende van deze situatie wel begrijpen. Voor de DDR-burgers die het land verplicht verlieten, was het inderdaad een uitzetten uit hun leven, hun kring, magen en vrienden. Na de Wende zijn er vragen gerezen of mensen die in de DDR gebleven waren, er zelfs een min of meer geordend leven hebben geleid, niet zelf mee hebben gedaan met regime. Voor sommigen is mevrouw Merckel ook iemand die zich opportunistisch zou hebben weten te manoeuvreren. Naar wat ik nu gelezen heb, is dat werkelijk zeer simpel doorredeneren. Zij kon studeren, dus, mag men veronderstellen, was zij en zeker haar vader, dominee, okay voor het regime. Maar meer nog, zij studeerde en kwam niet opstand of trok niet weg, terwijl toch zovele ingenieurs en artsen, leraren de grens trachten over te geraken. Voor 1961 viel dat dus wel mee, maar nadien was het zeer moeilijk en de aanvraag indienen was meteen een daad van verzet en een brevet van onbetrouwbaarheid. Ook Gauck zelf kon niet echt de aanvraag indienen, maar zijn zonen hebben het wel gedaan. Zij waren overigens verplicht geworden een vakopleiding te volgen, mochten niet aan de universiteit studeren.

Tony Judt heeft zowel in zijn autobiografische geschrift als in het gesprek met Timothy Snyder opgetekend en laten optekenen dat hij de Kiboets achter zich gelaten heeft, toen hem duidelijk werd hoe sterk willekeurig de Kiboetsim over keuzes van personen oordeelden. In het boek met Snyder gaat het ook uitgebreid over de strijd tussen Fascisme en Communisme, maar ik denk dat met deze reflecties van Gauck en voor zover het nog nodig was, duidelijk is dat leven in een heilsstaat niet echt aangewezen is voor een goed leven. De sociale welvaartstaat die mensen de kans biedt op goede gezondheidszorg en behoorlijk onderwijs, komt in geen van beide contrasterende modellen aan bod. Ook het feit dat het persoonlijke in geen van beide systemen van de hoogste orde is, omdat controle voor alles gaat, roept de vraag op of mensen die in de DDR leefden niet een compromis met het leven sloten in de hoop, ooit of eens in een ander bestel te leven. Gauck laat alleszins zien hoe weinig hoop men lange tijd heeft gehad en meent dat het wel een voordeel voor Oost-Duitsers bood, dat de nabuurstaat zo verwant was en dat velen ook verwanten hadden in het westen,maar dat het voor hen uiteindelijk een nadeel is gebleken, want zij zagen de West-televisie, zijn kinderen kregen van kleren uit het Westen, soms een Parka, met de verkeerde insignes op en dat was dan weer reden voor kinderachtige ingrepen van volwassenen.

Dit boek is ongemeen belangrijk voor wie wil begrijpen wat vrijheid betekent voor mensen die er nooit op hadden gehoopt, voor mensen die desondanks hun leven leidden en zorg opnamen voor anderen. Het gaat om een dominee, maar het is ook een bevoorrechte getuige. Het feit dat het boek hier nauwelijks ophef heeft gemaakt, terwijl in het Duitsland goed verkocht, laat zien hoe beperkt onze betrokkenheid wel is met anderen in het nieuwe Europa. Duidelijk is dat we er eens gebeurd is voor velen van geen belang lijkt. Als je met mensen spreekt die dan toch weg geraakt zijn, merk je dat die erfenis ondanks alles mee hun leven blijft bepalen. Zonder meteen de Hongaarse premier achterna te hollen, lijkt het me, op grond van dit boek wel duidelijk dat we zeer onwetend tegen de dingen aankijken, tegen het regime van de SED, maar ook in de andere landen van het voormalige Oostblok. Er leefden, zo schrijft Gauck, mensen en dat vergeten we te gemakzuchtig.

 We hebben het verhaal van de wende zelf niet uitgebreid aan bod gebracht, omdat er zoveel aan vast zat. Het hele boek overigens hebben slechts gedeeltelijk recht kunnen doen. Hopelijk komt er eerlang een behoorlijke vertaling, opdat we onze vooroordelen over de mensen die de DDR hebben beleefd en overleefd kunnen bijstellen.

Bart Haers  


Reacties

Populaire posts