Waarom men Theodore Dalrymple afwijst


Bij nader toezien

Waar blijft de analyse
Waarom Theodore Dalrymple niet gelezen wordt
Maar als pispaal dient.

Breughel. Keuken (bron: internet)
Een scène die we associëren
met armoede
Ik zal me nog maar eens onsterfelijk verachtelijk maken. Eerst is er Han Renard die in een artikel (Knack) over en met Loïc Wacquant, een Franse socioloog komt hij weer op de proppen, Theodore Dalrymple. Hij zou dus beweren dat de armen hun armoede aan zichzelf te danken hebben. Hebben die mensen Life at the Bottom wel gelezen en overwogen? Ik vrees dat dit niet het geval is en ook in DS is er een zanger die het niet kan laten het over de man te hebben, alweer met diezelfde boodschap. Waarom wil men niet begrijpen dat Dalrymple meer te vertellen heeft dan die simpele oneliner.

Nu, als we de matige aandacht onder ogen nemen die Joachim Gauck te beurt  valt, waarbij men vooral enkele kritische opmerkingen ter harte neemt, maar allicht op geen enkele manier een poging ondernomen heeft na te denken over hoe de man tegen vrijheid aankijkt, dan worden we wel heel triest. En erger nog, iemand schreef dat de heer Gauck niet geloofde wat hij studeerde en deed als dominee, omdat hij theologie studeerde wegens gebrek aan andere mogelijkheden. Nou moe, zo kunnen we echt zinvol spreken over de dingen. Wie in Duitsland over Gauck spreekt, zal die dingen zeggen die door zijn of haar verleden bepaald zijn, namelijk of men 28 jaar achter het IJzeren Gordijn heeft doorgemaakt en in dezelfde orde   zal bepalend zijn hoe dicht hij of zij bij het regime stond, respectievelijk IM (Inofficiële Medewerker) was geweest. En dan nog, sommigen lullen zich eruit dat ze niet die smerige verrader geweest zijn, anderen hebben er een eerlijker kijk op. En over eerlijkheid gaat het hier. Niet de eerlijkheid die we van anderen verwachten, de eerlijkheid die we zelf willen opbrengen.

Gauck en Dalrymple hebben niet zo heel veel uitstaans met elkaar want ze leefden in verschillende werelden en toch, wie beter toekijkt ziet twee intellectuelen die hun bestaan richtten op anderen, de ene eerst jaren in Afrika en vervolgens in de achterbuurten van Birmingham en de gevangenis aldaar. Gauck hield zich bezig met de jongerengemeente en later een gemeente in een nieuwbouwwijk bij Rostock en kon een grote gemeente vormen die de autoriteiten zorgen baarde omdat hij zo de bewust atheïstische politiek van de staat doorkruiste. Aan het einde van de periode, rond 1980 werd ook een begin gemaakt met vredesactivisme, waar Gauck ook bij betrokken raakte. En inderdaad, pas aan het einde is hij echt mee aan de kar gaan trekken. Wie een duidelijk leven wil, dat van begin af tegen de commies was gericht weet dat Gauck dan weinig had kunnen uitrichten en uitgeburgerd zou zijn geworden. Die realiteit erkent men 23 jaar later helemaal niet meer. Geschiedenis? Daar doen we niet aan. De feiten spreken voor zich. Zou het?

Dalrymple heeft de banvloek van de weldenkende intellectuelen over zich afgeroepen, maar niet omdat hij de armoede van de armen aan henzelf wijt, was het maar zo eenvoudig. Hij heeft die banvloek over zich afgeroepen omdat hij de intellectuele oneerlijkheid van de weldenkende goegemeente aan de kaak heeft gesteld. Er zijn al enkele boekjes met essays verschenen die aan de man worden gewijd, maar zijn  denkoefening, zijn woede om het feit dat de armoede in Birmingham endemisch was geworden, omdat die armen de inzichten van de intellectuelen waren toegevallen, zonder dat zij er de oorsprong of het doel van kennen. Hij was, is misschien woedend omdat het de intellectuele elites aan eerlijkheid ontbreekt.

“The knife went in her”

In Life at the Bottom laat Theodore Dalrymple zien hoe misdadigers zich proberen van schuld vrij te pleiten door te beweren, zoals ze in kranten kunnen lezen of horen op de radio, dat de mens niet altijd verantwoordelijk is voor zijn daden. Aan de andere kant beschrijft hij hoe mannen meisjes bezwangeren en dan zeggen dat ze geen vader kunnen of hoeven te zijn. De armoede heeft meer dan alleen economische oorzaken. Maar de schuld ligt niet bij de armen alleen, geeft hij mee en dat horen we niet graag natuurlijk.

Zoals Gauck aangeeft, is er een probleem als mensen zwichten voor de druk van de Stasi om Mitarbeiter te worden, want de morele druk wordt zeer hoog opgevoerd en sommige mensen zijn er niet altijd toe in staat om daaraan weerstand te bieden. Hij spreekt over collegae die meededen, maar ook over mensen die enige tijd meewerkten en zich er vervolgens aan onttrokken. Het systeem, zeggen we dan, was corrupt en pervers. Maar de mensen die in het systeem functioneerden, van de hoogste geledingen tot de mensen die in de organisaties als Genossen deelnamen, hadden wel degelijk keuzes. Velen zijn weg getrokken naar het Westen, anderen zijn gebleven, hebben lang in angst geleefd maar in 1988, toen Gorbatsjov aan het bewind gekomen was en in Rusland veranderingen afdwong, zoals eens Peter de Grote, toen in Polen de Communistische partij wel moest praten met Solidarnosc, toen, denk ik, kwam in de DDR een nieuwe wind opzetten. Of Gauck leiding gaf of mee de storm aanwakkerde is eindelijk niet relevant. Men werpt niet alleen een regime omver, maar hij zorgde wel, in Rostock dat Mecklenburg niet achterbleef en vond opeens onvoorstelbaar veel gelijkgezinden. Tussen angst en beven gingen ze kaarsen zetten bij het gebouw van de Stasi, gingen ze aan de slag om de vrijheid af te dwingen. Wij hopen helden te zien, maar het waren mensen, zoals wij, die uiteindelijk toch de angst terzijde schoven.

Maar nu zijn we dus boos op Theodore Dalrymple, want hij is een conservatief, hij is een meritocraat en een paar andere invectieven zullen ook wel van toepassing zijn. Let wel, ook de meelopers met de SED en de Stasi zeiden ook dat ze niet anders hadden kunnen doen.

Een eerlijke analyse

Ik heb Life at the Bottom inderdaad gelezen en ik vind de analyses belangwekkend genoeg, maar ik meen ook dat het belang van dit en andere boeken is dat hij, de psychiater Theodore Dalrymple er vooral in bestaat aan de hand van concrete gevallen, van aantekeningen in de praktijk aan te geven dat die armen in Birmingham en elders werkelijk een deel van hun problemen te danken hebben aan het feit dat er weinig echte zorg om hen bestaat. Men wil het systeem veranderen, men bombardeert mensen met de boodschap dat schuld nu net niet bestaat en dat ze hun daden niet aan zichzelf hoeven te wijten.

Waar komen die simpele inzichten vandaan? Volgens Dalrymple uit de middens van goed levende mensen die het linkse denken nog steeds niet kritisch bejegenen. We kunnen niet anders dan verwijzen naar Tony Judt die in zijn laatste werken diezelfde analyse maakt. Dat van studenten niet meer inspanningen verwacht mogen worden dan om te slagen, zonder nog bekommerd te zijn om de inhoudelijke kant van de zaak. De onderzoekspraktijken zoals die van Diederik Stapel, eens gevierd hoogleraar van de universiteit Tilburg werden uiteindelijk wel ontdekt en aan de kaak gesteld, maar eindelijk ontbrak in de analyse een spoor: Waarom wilde Stapel per se een bepaald soort resultaten?

Natuurlijk is het al erg genoeg dat hij de enquêteformulieren zelf invulde, maar wat had hij voor ogen? Welk mensbeeld wilde hij promoten en hoe verhoudt zich dat tot de klacht van Theodore Dalrymple? En nog een stap verder: Hoever stond het maatschappijmodel dat Stapel voor  ogen had af van dat waarin Joachim Gauck had moeten leven en dat hij had bestreden, eerst door de uitoefening van zijn ambt zelf en vervolgens door er echt tegen in verzet te strijden. Toch weten we daar niet voldoende het belang van in te zien.

Morele Helderheid

In die zin valt het op dat het werk van Susan Neiman, die nu Potsdam actief is, “Morele Helderheid” ook niet vooraan stond op de lijstjes van te lezen essays. Men vindt het blijkbaar, zoals Bas Heijne het verwoorde wat klef om over helden van deze tijd te spreken. Was Gauck een held toen zijn optreden ertoe deed? Hij zal het bescheiden ontkennen, dat merk ik toch in zijn boek, maar hij wist dat hij mee moest, toen het hek van de dam was. Men vindt dat hij zich op teveel belangrijke optredens beroept, maar men weet niet, weigert in ogenschouw te nemen dat het in de toenmalige DDR niet vanzelfsprekend was zomaar te zeggen wat men dacht.

Maar eindelijk vinden veel mensen het gewoon storend dat de kritiek op het regime uit de pastorie komt. Echter, ook Havel kreeg na de val het regime in Tsjecho-Slowakije niet meer de roep die hij had gehad in de jaren na 1977, toen hij dissident was. En hij was slechts van belang, omdat hij dissident was, niet over de manier waarop – tenzij dan het mensenrechtenactivisme – want zijn appel aan waarachtigheid, daarover had men het liever niet.

Ook Theodore Dalrymple pleit op zijn manier voor morele helderheid, voor bereidheid de soms perverse invloed die de op zich waardevolle inzichten kan hebben op de samenleving. Het beleven van de vrije liefde is iets moois, maar als mensen er geen weg mee weten, als ze het als een recht beschouwen en de partner afkloppen als die niet meer mee wil spelen, is het dan nog iets moois? Maar er is meer, als men in het onderwijs aan jongeren vertelt dat ze het zelf mogen uitzoeken, waar zullen ze dan echte kennis opdoen als in de basisschool of het middelbaar onderwijs de begeesterende leerkrachten het moe raken hun beste beentje voor te zetten. Men wil deze redeneringen van Dalrymple niet horen.

De verkeerde weg

Het is zo dat ook anderen, zoals Ad Verbrugge in Nederland trachten aan te geven dat er iets fout is met onze benaderingen van mens en samenleving. We wapenen mensen niet genoeg om, zoals de Gentse filosofe Alicja Gescinska het stelt een positieve inhoud te geven aan de vrijheid en onszelf te ontplooien. Nu weet ik wel dat zij het niet zo fijn vindt genoemd te worden in een reflectie over de betekenis van Dalrymple. Maar graag stel ik haar gerust, zoals zij de ode aan de luiheid niet echt waarachtig vindt klinken, zo meent ook Dalrymple dat het verschraalde discours dat na de jaren zestig is overgebleven van een dynamisch vrijheidsideaal, waarin ook de lof van de luiheid werd bezongen en van de zorgeloosheid ertoe geleid heeft dat een hele hoop mensen dit alles ernstig hebben genomen zonder in te zien dat er ook andere manieren zijn om hun leven uit te bouwen.

Velen zullen zich verveeld weten als we Ciske de Rat in herinnering brengen. Het gaat om meer dan een romantisch verhaal, waarin een schoolmeester vertelt over het moeilijke leven van een jongentje dat niet weet hoe en wat te doen maar uiteindelijk zal uitgroeien tot een oplettende jongeman, die inderdaad wel greep heeft op het eigen leven. De grote tijd van de emancipatie, van de late 19de eeuw (1870 tot 1960, beide jaartallen bij benadering) laat zien hoe schoolmeesters knappe jongeren uit achtergestelde middens nu net steunden, hen, met hulp van de brouwer en de pastoor of een van hen de kans gaven om verder te gaan, naar college of atheneum te gaan of anders een goed vak te leren zodat ze ook gingen  behoren tot die mensen die over hun leven konden beschikken. Men kijkt graag naar mensen in miserie en noemt dat het leven zoals het is, maar hun bescheiden streven naar een beter lot blijft al te vaak onzichtbaar.  “La merditude des choses”?.

Theodore Dalrymple geeft dus meer te denken dan ons, dan vele intellectuelen lief is, want hij wijst op het feit dat academische gedachteoefeningen, die niet helemaal doordacht zijn en verkocht worden als grote wijsheid, voor mensen desastreuze gevolgen kunnen hebben. Gauck wordt verweten met teveel eer te willen gaan lopen. Men heeft geprobeerd hem te compromitteren met vermeende contacten met de Stasi en de SED, maar hij heeft een en ander kunnen ophelderen. Men heeft hem en anderen verweten dat zij teveel gericht waren op wraak en weet niet wat het betekent als je eigen vader zonder opgave van redenen opgepakt wordt en naar Siberië overgebracht.  Men weet dus niet goed wat het betekent, als men de werkelijkheid zelf onder ogen moet zien.

En dat is wat de psychiater Theodore Dalrymple doet. Toen ik Foucault las, de Moed tot Waarheid, vond ik heel andere inzichten dan wat Susan Neiman te melden had, maar finaal bleek het erom te gaan dat wie Surveiller et punir had gelezen had kunnen denken dat de Franse filosoof elk gezag wilde wegwerken en vooral verdacht maken. Wie zijn latere werk beter bekijkt merkt dat hij op zoek was naar wat Socrates bedoelde met zelfzorg, ook voor intellectuelen en bestuurlijke elites. Want wie het wil zien, merkt dat er wel een en ander schort aan het discours van gelijkheid en rechtvaardigheid. Hoe kan men de armen in de Franse Banlieues helpen als men hun situatie toeschrijft aan het werk van de bestuurders, die op verschillende niveaus al tijden door progressief denken worden aangestuurd?

Overal waar men de hervormingen van het onderwijs tot het einde toe heeft doorgevoerd, trekt men zich de haren uit het hoofd, want men blijkt jongeren op te leiden die niet in staat zijn  hun leven in handen te nemen. Niet allemaal, want er zijn genoeg ouders die dat wel doen, maar het gevolg is dat de kloof tussen de weldenkende gemeente en de onderklasse groter wordt in plaats van kleiner.

Het is dus zeker geen overbodige luxe Dalrymple te lezen en na te denken over wat hij vertelt en dan te kijken hoe men zelf tegen die analyse van de bestuursmechanismen aankijkt. Want meer nog dan de armen kijkt deze arts de intellectuele goegemeente in de ogen.

Bart Haers

  

Reacties

Populaire posts