Leven en denken in het plantsoen
Ars
Poetica
Avondlicht
De zon zonk in een
kleurenbalet
In het plantsoen zonder
mensen
Behalve zij en ik
Wandelde ze parmantig
Over en weer
Wijl ik op het bankje
toekeek
Zij zong een lied
Van liefde en verdriet
Van vreugde en een
verschiet
Haar stem bleef helder
en verried
Haar tomeloze vreugde
Een blik om zich heen
volstond
Ze trok haar blouse uit
En haar bh en keek me
aan
Lachend en blij
Zij kwam op me af maar
keerde zich om
Haar rok liet ze langs
haar
Dijen glijen
Een foto hoeft niet
Gewoon het gevoel
Te weten dat ze
schaamteloos
Voor mij zich bloot gaf
Was voldoende voor haar
voor mij
Ik dacht er echter aan
Dat in een verre stad
een jongen
Die ik niet ken
Nu verweesd rondstruint
Onze vreugde en zijn
leed
Hebben geen uitstaans
Haar vreugde en genot
Gun ik haar
Mezelf
Maar ik mag niet blind
zijn
En ze beaamt, terug
gekleed
Want ze weet hoezeer
Dit verhaal ook haar
In verwarring brengt
Wetten zijn nodig
Maar men moet altijd
oordelen
Des avonds zegde ze me
Dat ze, dat we iets
moeten doen
Maar wat?
Niets valt er nog te
doen
Tenzij de heren en
dames
Die de wet in marmer
gebeiteld zien
Onveranderlijk
Zonder ruimte voor
toetsing
Dura lex, sed lex
Toch niet
De wacht aanzeggen
Verdiende ze geen gas?
Een boete voor overlast
Niet het gas,
natuurlijk
Maar wie stoort zich aan onschuld
Tenzij zij die
verharden in hun hart?
Maar soms geeft men de
wet wel toepassing
Vervolgens weer niet
Het meisje huilt
De man vloekt
En de pers gaat verder
Ons te plezieren met
verhalen
B Art
Reacties
Een reactie posten