Niemand kennis onthouden

 Brief

Over vorming en intellectuele honger
En nog iets, vakkennis…

Brugge, 18 oktober 2013

Lectori Salutem,

Faust redt Marguerite uit de gevangenis.
Een van die klassieke werken die nu haast
volkomen vergeten zijn. Seneca had ik
ook kunnen plaatsen, of Cicero, maar goed,
werd Faust, als ontembaar zoeker op weg
naar kennis én macht
Wat voor zin heeft het woordjes te leren, bij honderden? Maar de woordenschat is maar een aspect van het leren van Latijn en Grieks en onmisbaar natuurlijk. Maar de woordenschat kennen betekent nog niet dat men een tragedie van Seneca kan lezen. En waarom zou dat dan wel moeten? Niets moet, maar sinds de oudste tijden hebben samenlevingen ervaren de jonge leden niet zomaar hun plaats vinden. We denken aan Jozef die door zijn broers verkocht werd en zo in Egypte terecht kwam. Het is een bijbels verhaal en dus voor velen is het al zonder verdere betekenis. Maar als Tomas Sedlacek naar zijn droomduiding, de droomduiding door Jozef voor Farao verwijst, dan ontdekt men dat het lezen van de dingen in de menselijke leefwereld lang niet altijd onmiddellijk kan. Er is context van node en wellicht kan men wel streetwise worden, vlot van de tongriem gesneden zijn, maar kennis van de zeer uitgebreide culturele, intellectuele traditie die de Europese is, kan men toch niet terzijde schuiven, ook al kan men maar beter ook interesse en aandacht opbrengen voor de Arabische, de indische en Chinese culturen. Hermann Hesse heeft laten zien in het Kralenspel dat dit mogelijk is, maar die interesse ook nog eens een keertje steriel kan worden, als men het alleen als traditie ziet. Levend houden?

Het verhaal van onze cultuur begrijpen zou al een voldoende reden moeten zijn om de oude talen niet helemaal te laten uitdoven. Het punt is overigens dat in dit proces niet enkel de oude talen in het verdomhoekje terechtkomen, maar dat inderdaad de humaniora als opvoedingsprogramma helemaal uit beeld verdwijnt. Het gaat dan ook om het ontwikkelen van wereldbeelden.

Nu zegt men, soms met erg veel emphase, dat het moderne wetenschappelijke wereldbeeld wel afdoende is. Wie echter de vigerende visie op wetenschappen, exacte wetenschappen goed bekijkt, weet dat er een hemelsbreed verschil tussen het schrille schreeuwen dat het deterministische wereldbeeld alles verklaart, terwijl tal van wetenschappers die zich kunnen bedienen van toereikende wiskunde om de hedendaagse fysica te begrijpen, vaststellen dat het geheel niet helemaal afdoende verklaard kan worden. De basis voor de kwantummechanica staat niet voor de precieze benadering, maar eerder stellen zij probabilistische benaderingen voor, zodat men zal begrijpen dat deze benaderingen  voor  de sociale en humane wetenschappen, tot minder deterministische benaderingen zouden leiden, dan met de mantra ‘meten is weten’ voortdurend voorgewend wordt. Tegelijk is het voor jongeren dus vanzelfsprekend nodig toereikende kennis van wiskunde te verwerven om op de prestaties van hun voorgangers verder te kunnen bouwen. Anders worden ze dwergen, maar verder zien ze niet, al zitten ze op de schouders van reuzen, als François Englert of Ilja Prigogine.

Of er van een cultuurstrijd sprake zou zijn? Die woedt, waarbij men het utilisme als enige geldige benadering wil poneren en andere inzichten hebben vanzelfsprekend geen waarde. De vraag is of dat wel klopt, want het utilisme, dat dus in navolging van John Stuart Mill en anderen uitgaat van het nutsdenken, kan men evengoed terzijde schuiven als een ontoereikende benadering, want net vandaag zien we dat mensen die ons aanraden vooral als homo economicus door het leven te gaan, of luide roepen “Yolo” dat zij voor zichzelf niet altijd consistent uit de hoek komen. Het nut, zo zegt onder andere Lessing, is op zich niet alles bepalend en ook Hannah Arendt stelde zich ernstige vragen over de aandacht die we besteden aan nutsoverwegingen en dus ook, aan overwegingen van winstmaximalisatie. Men doet het kapitalisme niet tekort als men zich vragen stelt over de maximalisatie, want blijkt niet telkens weer dat excessieve winst nastreven leidt tot bedrog en oplichterij? Hoeveel mensen zijn hun spaarcenten niet verloren omdat ze maximale winst nastreefden en uiteindelijk met lege handen achterbleven?

Het punt is dat wie vandaag wil aangeven waarom Latijn in het middelbaar onderwijs behouden moet blijven, inderdaad niet vanuit de idee kan vertrekken dat het om een evident nuttige studie zou gaan. Kijken we op de rol van het Latijn terug dan was die verbonden met de betekenis van de taal in het religieuze domein, althans, dat nemen we geredelijk aan. Het ging erom dat de kerk, maar al gauw ook burgerlijke besturen, tot en met de meer klaar ziende vorsten, zoals Filips IV de Schone zich van de kennis van legiesten, juristen bediende. Om het Romeins recht te herstellen? Dat is wat men doorgaans voorop stelt, maar de Marigny en anderen waren vooral zeer bedreven in het bedenken van nieuwe, op het randje af legale constructies. De kracht van de Latijnse school? Aan de ene kant was er de groeiende administratie, van de kerk en van de vorsten, aan de andere kant was er de filosofische ontwikkeling, met Thomas van Aquino, maar ook met John Duns Scottus en tot slot ontstond er een nieuwe literatuur, in volkstalen, van Chrétien de Troyes tot “Willem die Madoc maecte” en dan vergeten we nog het Egidiuslied. Het Latijn is van de 11de tot de 19de een lingua franca, maar absoluut geen dode taal. Ook Erasmus zou er zich met zwier van bedienen en Spinoza studeerde met grote ijver bij Francis van den Ende Latijn, zodat hij een groot en erudiet publiek zou kunnen bereiken. Wie de volkstaal verkoos, zoals Adriaan Koerbagh en vooral Simon Stevin, riskeerde in bepaalde domeinen helemaal vergeten te raken, hoe evident opmerkelijk hun bijdragen ook waren. De Hollanders gaven meer om wie in het Latijn lasterverzen schreef of de Bijbel interpreteerde, dan wie de volkstaal aanwenden wilde. Het is voor geleerden altijd al een dilemma geweest: voor wie schrijven zij?

Het verwerven van kennis vergt instrumenten en dat betekent dat we talen leren, maar ook de grammatica en de syntaxis leren begrijpen, ook al is niet alles begrijpelijk, maar door de ontwikkeling van talen weet men dat taalwetenschappers talen aan zekere wetten onderworpen zien, dan leert men juist door het omgaan met uitzonderingen op de regels. Ik weet het wel, die uitzonderingen in de Elementa, de Geerebaert, de grammatica’s waarmee leerlingen op het college zich inderdaad moesten afbeulen, leken de regels wel eens uit te hollen, maar dat was ook de kracht van taaleigen. Maar een tekst van Tacitus lezen, begrijpen hoe sommigen het verhaal van Hermann en het Teutoburgerwald hebben misbruikt om een nationalisme vorm te geven dat niet aan enige toets van kritiek kon weerstaan, maar ook en toch velen kon begeesteren, dan is het van belang de werking van taal beter te begrijpen. Velen kunnen vandaag er niet meer aan denken in het Latijn of het Grieks oorspronkelijke gedachten te formuleren. Maar vaak lukt het ons niet een andere moderne taal daartoe te beheersen, zodat we het ook op een enthousiasmerende manier kunnen vertellen.

Natuurlijk worden we geen betere mensen omdat we Grieks, Latijn kennen, natuurlijk kan men ook best heel bedreven zijn in het werk van ebenisten of houtsnijders, toch? Die kennis is vaak zeer geraffineerd en uitvoerig, omdat men werkt men een kennis waarbij het aanraken en loslaten van belang is. Daar gaat het nu eenmaal ook om bij de juristerij of de artsenij, regels zijn een houvast, maar niet meer dan dat.

De kennis voor anderen afsluiten, of het nu de klassieke letteren zijn of de kennis van hout en houtbewerking, er ligt geen wereld van verschil tussen, wel gaat het om andere dingen. Deze gang van zaken komt zowel voor humane wetenschappers als voor mensen in de hightech zeer verwarrend voor. Er woedt een strijd op leven en dood over de  voorrang van deze en gene, maar wie ambachtslui nodig heeft zal er wel om wenen, want ze komen er niet meer, omdat we er niet in geslaagd zijn het beroeps en technisch secundair onderwijs behoorlijk te heroverwegen. De leerplicht verlengen, zeuren over het aandeel algemene vorming, maar niet over wat een ambachtsman in de mars heeft, want daarover ging het nooit, zodat de kwalificaties van het algemeen vormend én van het technisch dan wel beroepsonderwijs voortdurend in elkaar overvloeiden. Richard Sennett heeft alvast mij duidelijk gemaakt dat kennis op verschillende terreinen altijd weer aandacht opbrengen vereist, aandacht en ervaring.

Kennis van het zelf en van het eigen kunnen kan men dus op verschillende manieren verwerven en in verschillende domeinen. Dat betekent meer dan alleen maar feitjes verzamelen, zoals Wagner, de factotum van Faust, die fiches verzamelt maar nergens tot grotere kennis komt, omdat de feitjes blijven wat ze zijn, feitjes. Het gaat om meer dan alleen maar de kennis van Latijn en Grieks… het gaat om kennis als een bron van – hoe kan het ook anders – nieuwsgierigheid en, zoals Faust liet zien, het vermogen na te denken. Helaas, wie leest de Faust nog, I & Faust II, wie leest de klassiek letteren nog? Zoals Tomas Sedlacek het stelt, gaat het om het begrijpen en vatten van de mensen… en hun handelen. Daarom is de studie van de klassieke letteren, zoals Goethe het zag en daar zit, denk ik, de kwestie van de hedendaagse pedagogen, die vertrekken vanuit een beheersingscultuur. Juist ja, de kerk was ook een beheersingscultuur. Beheersing evenwel komt niet alleen voort uit besturing, maar ook uit de inbreng van derden, de loyauteit van derden, de vermeende ondergeschikte, want als iets me duidelijk geworden, dan wel dat de kennis en vooral inzichten breder verspreid zijn geraakt dan we gewoon zijn aan te nemen.

Toch gaat de discussie over Latijn nog altijd over oubolligheid en vooral het elitaire karakter ervan. Van Bede Venerabilis over Alcuin van York tot  Erasmus geldt net dat zij niet uit de elite stamden, maar er wel toegang toe kregen omdat zij de geboden kansen hebben aangegrepen. Dat aspect van het studeren, zo blijkt steeds sterker in de Kulturkampf, waarbij we referentie maken aan Bismark, voor men ons andere onbestemde maar donkere gedachten in de schoenen schuift, namelijk het persoonlijke avontuur van de jonge scholier en student, blijft geheel buiten beschouwing. Toegang krijgen tot Oxford is nieuws voor journalisten die vervolgens velen elke illusie ontnemen dat ze ook maar een begin van kennis zullen kunnen opbouwen. Hier moet men Theodore Dalrymple wel gelijk geven, het afbreken van de oude verhoudingen in de Britse samenleving, sluit sinds de IJzeren dame steeds meer mensen uit. Die kritiek, die Tony Blair in zijn beleid niet weerlegd heeft, brengt mij er alvast toe te besluiten dat er iets fundamenteel fouts is aan de idee van de maakbaarheid van de samenleving. Als men individuele personen niet de kans geeft, zich te ontplooien en kennis te verzamelen, er eigen wegen mee te bewandelen, versterkt men precies de kloof tussen de oude culturele middenklasse en het zogenaamd volk.

Men moet jongeren niet dwingen Latijn of Grieks te leren, maar nog eens, geef hen minstens de kans. Stefan Brijs schreef met “Post voor mevrouw Bromley” zo een kerel die dankzij nieuwe inzichten over de moderne samenleving, aan het begin van de XXe eeuw dacht te kunnen gaan studeren maar in de oorlog terecht kwam. Ook Tony Judt, die kansen kreeg, via de Grammar School en Cambridge, wist dat hij voorrechten had genoten. Als hij in zijn laatste geschriften, zoals “Ill fears the land”, aangeeft dat het democratische proces in de samenleving na de jaren 1975 teloor is gegaan, is dat niet enkel een kritiek aan mevrouw Tatcher, maar minstens zozeer aan het adres van Labour, New Labour incluis. Maar in Samenleving & Politiek zal men wel de linkse lezer gerust stellen, dat is geen zaak voor de SP-a. Hoezo niet? Sinds de jaren 1970 heeft men elkaar overtroefd inzake onderwijshervormingen, ook als leerkrachten en docenten er bezwaar tegen maakten. Daarom is het een correcte term, Kulturkampf, omdat sociaaldemocraten en liberalen onderwijs zien in het kader van de grote ideale samenleving en vergeten dat ze met mensen experimenteren, of zelfs dat niet.

Als men dus, tot besluit, Goethe zou gaan lezen, de Faust, of de “Life and opinions of Tristram Shandy, Moby Dick of Don Quichote… maar hoogstens krijgen leerlingen wel eens iets te horen, zelden diepgravende besprekingen. Neen, niet in dier voege die Karel van het Reve hekelde, wel, veeleer, juist als Bas Heijne het doet, met Couperus. Sommige romans of dichtwerken kunnen deze bevlogenheid niet verdragen, maar er zijn er voldoende die er net wel bij winnen. Maar goed, men kan Tolkien afdoen als quasi fascistisch, terwijl zijn mens- en wereldbeeld net zeer humanistisch en democratisch blijkt. Misschien is het net de opmerking van de dwerg Gimli die me ertoe brengt naar “The lord of the Rings” te verwijzen, want deze merkt in Gondor, in de stad van Theoden, dat het metselwerk wel goed is, maar dat het allemaal niet voldoende afgewerkt is, soms maar met het weghakken van een splinter steen. Maar goed, J.R.R. Tolkien was een taalkundige. Oh ja, men kan Latijn en Grieks vervangen door Chinees of Sanskriet, maar of men daarmee beter het vooruitgangsgeloof zal begrijpen en invulling kunnen geven? Cyclische visies en vooruitgangsgeloof botsen nu eenmaal. Neen, men moet niemand verplichten Latijn en Grieks te studeren, maar men mag niemand bewust kennis onthouden.

Bart Haers

PS excuses, maar telkens weer blijkt de discussie in de richting te gaan van verdere afbouw, destructie en creatief is die niet.
    


Reacties

Populaire posts