Waarom de economie niet alles verklaart
Recensie
Economisch
handelen en hoe
Ernaar
te kijken
Waarom een ethisch
debat wel betaamt
Tomas Sedlacek, De economie van Goed en Kwaad. Zoektocht naar economische zingeving van
Gilgamesj tot Wall Street. Scriptum; pp. 407. € 32,50
Misschien komt deze recensie wat laat, maar goede boeken laten zich ten allen tijd besnuffelen en lezen, maar blijven vooral stof tot nadenken aandragen.
Ik zag dat mevrouw Gwendolyn Rutten verwijst
naar Tomas Sedlacek en diens denken over goed en kwaad ten aanzien van
economie. Mij is niet zo duidelijk of ze het over de economische wetenschap
heeft dan wel over de evidentie dat wie economisch handelt al dan niet ethische
maatstaven hanteert. Ik probeerde al een eerste recensie te schrijven, maar die
dijde uit en dat was niet wenselijk. Maar het feit dat het boek niet zomaar tot
een samenvatting te herleiden valt, maakt duidelijk dat de auteur ons echt met
enkele vragen opzadelt, waar we ons niet zomaar vanaf kunnen maken. Ik zal dus
eerlang proberen aan de weet te komen hoe mevrouw Rutten de inzichten van
Sedlacek bekijkt.
Economie als wetenschap is tegelijk
betrekkelijk jong, maar al sinds de verre oudheid denken mensen na over hun
handelen, zo kan men uit dit werk opmaken. Die visie is niet zo nieuw, al weten
we wel dat velen economie vooral zien
als wat het nu is, een systeemdenken met wiskunde als taal. Dit is zeer nieuw
en dateert van de 20ste eeuw. De voordelen van de computer hebben
bovendien de mogelijkheden van econometrische benaderingen nog versterkt, omdat
er zoveel meer data tegelijk verwerkt kunnen worden. Sedlacek stelt hier vragen
over, maar wil geen tabula rasa, want hij is zelf econoom en wiskundige, maar
meent dat de mechanische benaderingen wel in vraag gesteld moeten worden. Ook
komt zijn onderzoek voort uit de
vaststelling dat men van economie als beschrijvende, historiserende wetenschap
een wetenschap heeft gemaakt die een grote voorspellende kracht zou hebben,
maar of elke econoom nu zomaar een ziener mag heten? Ik heb de indruk dat hij
op zijn manier een antwoord geven wil op de oproep van Stéphane Hessel
“Indignez-vous” waar ook anderen mee aan de haal zijn gegaan.
De ziener en de realistische filosoof
Het verhaal van Gilgamesj blijkt ook voor
Sedlacek inspiratie te brengen, of beter, hij vindt in dat epos een benadering
van de menselijke conditie die verbaast. Het gaat om het bouwen van de muren
rond de stad, waarbij Gilgamesj zijn volk gaat uitbuiten, waardoor zij geen
rust meer kennen en geen voldoening van hun werk. Maar vervolgens verliest
Gilgamesj zijn aandacht, gaat op jacht en ontmoet Enkidu, die tussen en met de
dieren leeft, die hem kennen en erkennen als een van de hunnen. De derde fase
is de menswording van Enkidu, in de stad bij de hoer die hem het verlangen
leert.
Ook in de bijbel speelt de menswording en
bijgevolg dan wel voorafgaand daaraan de bewustwording of nog, denk ik dan, de
ontdekking van de vrijheid – en de angst voor de vrijheid. Waar Gilgamesj een
bos gaat rooien van kostbare ceders, leven Adam en Eva in een paradijselijke
tuin waar ze wel werken, maar het is geen noodzaak. Als Eva van de boom van
kennis van goed en kwaad eten, gaat het mis, of komt het net goed: zij worden
zich bewust van hun eigen persoonlijkheid, maar ook van hun verlangens. Maar om
te overleven zullen ze nu moeten wrochten in het zweet huns aanschijns.
De Hebreeuwen zijn nomaden, Gilgamesj en de
Soemeriërs zijn stedelingen, Babel dus, en hun appreciaties van het land en de
stad staan lijnrecht tegenover elkaar. Maar er zijn ook nog andere aspecten,
die Sedlacek onder de aandacht brengt, met name het feit dat de Hebreeuwen niet
geven om ascese, maar net aangeven dat genot goed is, zolang men in Gods wegen
wandelt. De wet, zoals de Sabbat, het Sabbatjaar en het jubeljaar, waarbij
enerzijds wekelijkse en zevenjaarlijkse rust aangeprezen wordt en tevens het
schuldprobleem opgelost wordt door een algemene kwijtschelding schulden de menselijke
verhoudingen te herstellen en mensen niet te laten lijden onder de schuld van
hun ouders.
De wet is niet van economische oorsprong, heeft
ook geen economische oogmerken, zoals we lezen, maar hebben te maken met
menselijkheid en intermenselijke verhoudingen, samenleven dus. Dat blijkt niet
anders als we kijken naar het verhaal van Jozef en zijn broeders, maar vooral
als we zien hoe Jozef in de kerker gevraagd wordt een terugkerende droom van
farao te duiden. Die van de zeven magere en vette koeien, maar ook die van de
rijke korenschoven en de miezeige korenschoven. Farao, Jozef gehoord hebbende,
pleit voor een anticyclisch beleid: bij overvloed
sparen, vooral voedselvoorraden om die vervolgens bij dreigende hongersnood
adequaat te verdrijven. Lang heb ik gedacht dat dit inderdaad alleen een
economisch verstandige politiek is, maar zoals we de afgelopen jaren hebben
gezien, sinds 2000, bleek het onmogelijk te sparen in goede tijden en de
distributie van de voorraden, c.q. overschotten van het budget adequaat te
verdelen. Maar ook, het leven is economie, maar meer dan het economische, toch?
Jozef trad op als een ziener – althans zo werd
het ons uitgelegd, maar hier komt een andere Jozef naar voor - en wilde
voorkomen dat dit bij misoogst, omdat de Nijl niet meer overstroomde, de mensen
van honger zouden sterven. Tomas Sedlacek legt het er op het eerste zicht niet
zo dik op, maar hij stelt wel vast dat mensen economisch handelen maar vanuit
verschillende overwegingen. De huidige economie, maar ook de meeste
maatschappijvisies zijn veelal gericht op een verklaringsmodel voor
gebeurtenissen bij de economie neer te leggen, de markt en de (rationeel
afwegende apothekerachtige) homo economicus[i].
Men kan bij nader toezien die benadering maar onderschrijven als men meent dat
het maatschappelijke leven inderdaad op te delen valt in verschillende
segmenten, beschavingsaspecten. Maar het is een methodologische benadering, die
de werkelijkheid tekort doet.
Grieken en Latijnen
Ook Plato en Aristoteles verschijnen op het
appel en Sedlacek geeft aan dat de visie van Plato over economisch handelen
niet veel te melden heeft. Hij lijkt zich vooral op de organisatie van de staat
en het verzekeren van het goede leven te richten. Economische voor- of
tegenspoed komt niet echt aan de orde. Aristoteles gaat wel in op de vraag naar
economisch handelen.
Ook Xenophoon doet hier zijn duit in het zakje
omdat hij als eerste erin slaagt een begin van economische verklaring te geven.
Het is niet zonder belang te beseffen dat Xenophon, die we vooral kennen als de
man die over zijn tocht met 10.000 soldaten naar Cyrus trok in Iran, om die te
helpen in zijn strijd om de troon. Mar belangrijker is dat Xenophon zowel over
de staatsfinanciën van Athene schreef als over een handboek over huishoudkunde,
economicon. Maar vooral zijn werk “Poroi” bevat een aantal inzichten die pas in
de 18de en vooral 19de eeuw ontdekt zouden worden, in
wezen herondekt – overigens werd dit werk van Xenophon bestudeerd vanaf het
einde van de 18de eeuw. In plaats van controle op handel en het
inpalmen van nieuw land bepleitte de Griekse auteur de uitbreiding van de
handel en meende hij dat de algemene welvaart zo zou toenemen. Geen zero game,
zoals men nu wel eens beweert als de ene meer krijgt, dan de andere. En ja, hij
bepleitte ook een betere ontvangst van handelaren van den verre, in plaats van
hen als metoiken – rechteloze medebewoners van de stad - te beschouwen. Geef
hen goede plaatsen in het theater en zorg dat ze zich betrokken weten bij het
welzijn van Athene. Ook hier weer: economie overdenken gaat niet zonder
reflecties van ethische aard. Maar ook sluit hier het goede nastreven een
rationele benadering niet uit. Een Raad voor vreemdelingen bepleiten? En geen
afhankelijke kolonies…
De christelijke omslag
Sedlacek maakt duidelijk dat de zeer lange
christelijke intellectuele traditie niet
toelaat een eenduidige economische visie vanwege het christendom te
presenteren. Van de evangeliën kan men leren dat economische parabels niet vies
zien. De tollenaar? Natuurlijk, maar zeer zeker ook het verhaal over de
talenten. Natuurlijk zal een arme sloeber sneller het koninkrijk betreden dan
de rijkaard, maar dat is niet eigen aan de evangelies, denk ik. Het sluit aan
bij de vraag hoe men geleefd heeft. Dan kan het zijn dat de rijke zich niet
veel aan de wet gelegen heeft laten liggen. Vergeten we niet dat het oude
Testament een aantal voorschriften geeft die zeer contra-intuïtief zijn: de
aren die op het veld achterblijven zal men zelf niet lezen, maar laten oprapen
door de armen en de vreemdelingen. Er is bij de sedentarisatie van de
Hebreeuwen iets over gebleven van de oude gastvriendschap die in woeste
gebieden noodzakelijk is. Men laat geen mensen achter terwijl de karavaan verder
trekt.
Dat respect voor mensen en het ruimte laten
voor armen, wezen, weduwen en vreemdelingen kan men dus ook in het Nieuwe
Testament aantreffen, maar daar vindt men zeer zeker ook aandacht voor inzet,
terwijl de wijngaarderenier toch zijn knecht opdracht alle plukkers te betalen, hoe lang ze
ook gewerkt hebben. Economisch is het
niet en zelfs kan men stellen dat het verhaal iets met zich draagt dat
onrechtvaardig moet heten. We denken ook aan de betekenis van Jezus de
geldwisselaars uit de tempel verdrijft. Maar goed er is een plaats voor alles,
zoals er een tijd is voor alles.
Het zal menigeen verbazen dat een ernstig
econoom als Tomas Sedlacek zo intens
naar onder andere de bijbel verwijst, want dat zijn toch maar verhaaltjes,
sprookjes, onzin? Niet voor de auteur blijkbaar en zonder zich uit te spreken
als gelovige, protestants of katholiek, maar vindt wel dat die baarlijke onzin toch wel betekenis
heeft, want het gaat over ervaringen van mensen en inzichten die mensen konden
overtuigen. De econoom, zegt men houdt zich niet bezig met verhalen? Sedlacek
maakt meermaals duidelijk dat ook de econoom een verhaal vertelt, in de vorm
van wiskunde. Maar waar in deze verhalen, ook van Xenofoon of zelfs Plinius of
de tragediedichters voor de wetenschapper meestal het hele leven in ogenschouw
neemt, zal een econoom zeggen dat uitkomst a te verwachten valt als men
handeling cx stelt, ceteris paribus.
Het rationele denken
We zijn het gewoon dat men het rationalisme
verbindt met Descartes en Spinoza, maar de auteur laat zien dat iemand als Thomas
van Aquino uitermate rationeel denkt. Het gaat echter over een andere manier
van rationeel denken: Thomas gaat uit, zoals Aristoteles van de waarneembare
werkelijkheid. Bovendien maakt de dominicaan afwegingen tussen verschillende
levende opinies. Toch denk ik dat Tomas Sedlacek een element over het hoofd
ziet. Waar vele theologen tot dan verbonden zijn met de monastieke traditie
die verbonden is met een leven in een
zogenaamde woestijn. Dat laatste klopt niet helemaal, maar het gaat wel om een
landbouweconomisch gegeven. Thomas van Aquino is Dominicaan en kent de stad,
met de handelspraktijken en dus ook de rente. Na ampel overwegen stelt hij vast
dat rente kan, zoals ook de hebreeuwse traditie die kende, maar vond dat er wel
grenzen op dienden te staan: woeker blijft een inbreuk, noem het zonde, maar
het is de maximalisatie van de winst die de goede verhoudingen doorbreekt.
Descartes hanteert een andere vorm van
rationalisme, breekt met Aristoteles en het Thomisme of liever de al te
doorgedreven late scholastiek, om opnieuw vanuit het denken zelf tot inzichten te komen. Maar, zegt Sedlacek,
hoewel hij dus twijfelt of iets waar is, zal hij het niet onderzoeken op grond
van zintuiglijke waarneming: hij verkiest de zuivere redenering en
argumentatie. Het probleem dat ontstaat, stipt men bij de discussies over de
verlichting niet aan: Descartes redeneert, zeer methodisch maar hij toetst zijn
inzichten niet meer aan de ervaren werkelijkheid en kan zo tot inzichten komen
die in het praktische leven niet werkbaar zijn. Immers, onze zintuiglijke
waarneming bedriegt ons ten enenmale altijd.
Wittgenstein, aldus Sedlacek heeft helder
aangegeven hoezeer Descartes daarmee van het
denken, de filosofie een tautologisch gegeven heeft gemaakt. Hij zegt
finaal dat A = A, ondanks het onderzoek. Ook lezen we hier dat sociale
wetenschappers in het algemeen en economen in het bijzonder er zich voor dienen
te hoeden dat ze niet verzeild raken in een gesloten benadering: De vragen
dicteren het resultaat. Ook Susan Neiman en Richard Sennett hebben hun kritiek
op deze visie naar voor geschoven op grond van hun eigen, zeer van elkaar
verschillende onderzoeken. De werkelijkheid die men in sociale wetenschappen
onderzoekt of zegt te onderzoeken spoort niet a priori met de ervaren
werkelijkheid, of de waarneembare werkelijkheid, want die is, zoals Descartes
al voorzegde, van geen tel.
Mandeville en Adam Smith, de moraal en de
wetenschappen
Mandeville is in de algemene perceptie een
niet zo belangrijke filosoof, terwijl
hij met zijn verhaal over de bijenkorf nu net een beeld schiep dat we zelf, wij
allen, niet zullen afwijzen. Als alle bijen deugdzaam worden, dichtte Bernard
Mandeville, dan zal die bijenkolonie
uitsterven. Adam Smith heeft zich in zijn onderzoek naar het morele aanvoelen
tegen deze visie van de Mandeville verzet.
Hij heeft echter ook, zoals we weten geschreven over waarom staten welvaart
opbouwen, zich daarbij verzet tegen de Franse fysiocraten en het mercantilisme,
dat voor gesloten handel en sterk gestuurd economisch beleid, zoals het
Colbertisme waardoor hij met recht een econoom mag genoemd worden van de vrije
markt. Maar het valt op dat Lobbyisten – de vertegenwoordigers van de
handelaren in de visie van Smith – volgens Adam Smith wel degelijk best ver van
de tafel van de bestuurders gehouden worden. Merken we op dat ad primum in vele
steden in de 18de eeuw de stedelijke handelspatriciaten het voor het
zeggen hadden, zeker in de Republiek en dat ad secundum de handelaren van de 18de
eeuw in de 19de eeuw vervangen werden door industriële magnaten die
nog veel meer macht en invloed konden verwerven. Maar de twee argumenten voer
ik ook aan omdat in een democratie bestuurders ergens uit voortkomen en dat
Sedlacek ook wel weet en onderschrijft dat men van bestuurders in een democratisch bestel niet
mag vragen of zij puur en maagdelijk zijn, want dat is het punt van Augustinus
over het donastisme.
Mandeville had de banvloek van het concept homo
economicus, van het idee dat private ondeugden tot publieke weldaden kunnen
leiden gelicht. Nu zou dat de verdienste, dan wel vergissing van Adam Smith
geweest zijn, terwijl Smith net dat in zijn morele onderzoek heeft bestreden.
Ironie van de geschiedenis of bewust toewijzen van uitspraken aan de verkeerde
bron? Waarom dat laatste nuttig kan zijn, zien we vaak genoeg in het debat over
of beter tegen het neoliberalisme.
Tomas Sedlacek legt overigens uit, met tal van
argumenten hoezeer die gedachten van Mandeville-Smith in vroeger tijden, van de
oudheid over Paulus en christelijke theologen bekend waren. Dat het kwade niet
kan bestaan uit zichzelf, maar dat het goede niet mogelijk is zonder dat er ook
kwaad aan de orde is. Mandeville, zo heb ik althans de Fabel van de bijen
gelezen, bepleit niets, maar stelt scherp vast dat we hypocriet nadenken over
het moreel juiste, want we aanvaarden zelf, voor en van onszelf dat we het
kwade niet erkennen maar tegelijk menen dat wat niet verboden is, toegelaten
is.
De concepten die het toelaten dat men economie
als waardenvrij voorstelt, zijn echter van een verschillende orde, want de idee
van de homo economicus is een theoretisch model om economische fenomenen te
begrijpen is naar het terrein van het handelen zelf verhuisd. De
wetenschappelijke economie, waarin wiskunde een grote plaats heeft, om niet te
zeggen de lingua franca is geworden, kan men nog amoreel noemen, dat wil zeggen
dat men weigert een moreel oordeel te vellen over fenomenen en dus menselijk
gedrag. Maar verder is er nog de onzichtbare hand, waar Smith noch de uitvinder
van is, maar al evenmin de pleitbezorger is van geweest. De onzichtbare hand
die ervoor zorgt dat markten zich
stabiliseren, was al in de bijbel en bij Xenofoon in een of andere vorm
aanwezig.
De uitdagingen voor het economisch denken
Nu we de vijfde verjaardag overdenken van de
financiële crisis, wil Sedlacek met zijn boek aangeven dat het blinde
vertrouwen op die concepten en op econometrie, die vaak leiden tot prognoses
waarvan de uitspraken later in de feiten niet lijken te kloppen, soms omdat
feiten niet goed geordend raken, maar ook omdat we de samenhang niet altijd
kunnen overzien. Dat we uitgaan van een zero sum game, betekent dus dat we
vrezen dat wat de ander heeft ons ontstolen wordt. Dat tegelijk de idee van de
groei zelf zelden aanleiding geeft tot de vraag waartoe het moet leiden.
Enige tijd geleden was er een gesprek te zien
waarbij verschillende sprekers meenden dat het woord veranderen niet meer
gebruikt mag worden. Maar toch blijft de idee van vooruitgang tegelijk een winst, tegenover het cyclische denken ook
een beladen idee, want de vooruitgang.. Alleen,
men kan niet gewagen van vooruitgang als men het houdt bij… vooruitgang en er
geen zin of betekenis aan geeft.
Bovendien is het merkwaardig dat men sinds een paar decennia op een aantal terreinen voortdurend spreekt van vooruitgang of net het gevaar van stagnatie in de verf zet en de analyse van de situatie ad hoc niet goed weet te benaderen. Volgens Sedlacek ligt dat onder meer aan de opvatting dat het wetenschappelijke karakter van de economie, gekoppeld aan de notie dat de economie eigen wetten zou volgen, alleen maar tot een soort matrix kan leiden: als bepaalde actoren of factoren zus of zo evolueren dan zal, ceteris paribus de zaak zo uitlopen. Maar de interactie tussen een bepaalde factor, bijvoorbeeld loonkost en de factoren die vallen onder het ceteris paribus komt zelden aan bod. En ja, de sturende overheid, of de consumenten die bepaalde keuzes maken hebben hun invloed op elkaar. Maar als men ervan blijft uitgaan dat wij, de consumenten alleen zullen kiezen voor het goedkoopste, terwijl consumenten op verschillende terreinen, van voeding tot boekhandels en andere zaken wel degelijk het verschil maken tussen wat iets mag kosten of net niet, maar ook in rekening brengen waarom ze aan hun vertrouwde winkels houden; publiciteit voor Zalando of Amazon? Jawel, maar men moet mij niet vertellen dat ik per se online mijn inkopen hoef te doen. Het kan handig zijn bij Colruyt van op afstand digitaal het winkelkarretje te vullen en aan huis te laten brengen, maar het kan net zo aangenaam in een goede slagerij eens per toeval kalfslever in het aanbod te vinden.
We krijgen in dit boek ook te zien hoe economen
als Smith en Keynes nauwelijks wiskunde hanteerden in hun geschriften, maar
vanuit observatie de zaken bekijken. Zou het tentatiever zijn, kan men zich
afvragen. Men beweert overigens ook graag dat Lord John Meynard Keynes zich wel
eens tegen heeft gesproken. Zoals prof. em. dr. Paul de Grauwe het ook al
aangaf, ook economen kunnen hun visie bijschaven. Het is onder andere door de
inbreng van van Paul Samuelson dat een boek over economie op een handboek
natuurkunde ging lijken.
Een interessante toetssteen voor ons denken
over economie vormt ook de kwestie die Sedlacek aansnijdt in zijn laatste
hoofdstukken – volgens sommigen wordt het dan minder meeslepend, maar ik kon de
subtiele discussies wel smaken – waar hij de discussie over de meta-wiskunde,
de onzichtbare hand en de Homo economicus opnieuw onderzoekt. Het
debat over het nut leidt telkens weer tot een tautologie, het nut is het nut is
het nut… Of zoals Hannah Arendt refereerde aan Schelling: wat is het nut van het nut?. Tomas Sedlacek poneert dan ook de
vraag of we de vraag hoe we het nut kunnen maximalieren niet kunnen vervangen
door de vraag of we het welbevinden kunnen maximaliseren. Maar misschien moeten
we toch optimaliseren als werkbare term verkiezen, omdat het verschil tussen
optimaliseren en maximaliseren er net in bestaat dat bij optimaliseren andere
consideraties dan alleen het bereiken van het grootst mogelijke resultaat
binnen de overwegingen een plaats hebben. Dus ook, inderdaad en sommigen zullen
huiveren, de kwestie van goed en kwaad. Sedlacek brengt hier ook dit nog te
berde: het sociaaldarwinisme poneert dat in de natuur de sterkste overwint,
zoals ook in de samenleving de survival of the fittest een aanname is, waar we
niet omheen kunnen. Maar, aldus de auteur, hoezeer men ook accepteert dat
Darwin ons vooruit geholpen heeft met zijn evolutietheorie, de gedachte dat het
best aangepaste organisme het haalt van andere, alleen, men kan dat pas
achteraf vaststellen, wat overleeft. Conclusie van Tomas Sedlacek? Dat die
benadering van de evolutietheorie tautologisch is en zeker niet verklaart wat
nu het best aangepast is. Terugschakelend naar de notie “Nut”, komt hij dan ook
tot de conclusie dat het nut als term, als doel van de homo economicus in wezen
niet zo heel veel verklaart, integendeel zelfs.
De uitdaging voor wie zich met economisch
beleid wenst is te laten komt mij indrukwekkend voor: productie van goederen en
diensten stimuleren, tegelijk het verstandig gebruik van goederen en diensten
bepleiten en dan nog eens aan de overheid vertellen hoe men de economie kan
stimuleren.
Het spreekt voor zich dat in dit bestek niet
alle facetten vooral subtiliteiten van dit boek onder de aandacht konden komen.
De opbouw van het werk en de wijze waarop deze econoom ons meeneemt in het
verhaal verdient alle aandacht. Maar ongetwijfeld stoort dit ook menig econoom
omdat Sedlacek, in de traditie van Jan Hus de goede gebruiken van de inner
circle doorbreekt. Hij legt immers uit dat wiskunde hanteren om economische
processen en evoluties te beschrijven best wenselijk en nuttig zijn, maar dat
als economen met hun wiskunde een verhaal gaan vertellen dat in gewone mensentaal,
in woorden dus, weinig overtuigend klinkt, dan ontstaat er een probleem, want
men voelt zich, valt hier te lezen, meesters van de waarheid. Hij brengt ook in
herinnering dat economen die zich van louter wiskunde bedienen weinig kunnen
vertellen. Meer nog, Kurt Gödel, de wiskundige toonde aan met zijn onvolledigheidsprincipe “dat met
een consistente theorie waarin elementaire rekenkunde wordt gebruikt nooit alle
argumenten waarvoor de theorie is ontworpen kunnen worden bewezen of ontkracht.”
Niet alle wiskundige vragen zijn dus berekenbaar of kunnen worden beantwoordt.
Dit is waar men zegt men dan volgens Sedlacek, maar het valt niet te bewijzen.
Lijkt dit niet verrassend sterk op de discussie over kosmische godsbewijzen?
Karl Jaspers schrijft in “Wat is Filosofie”
over het verschil tussen een weten, om het zo maar even te zeggen, een heilig
weten en kennis, begrijpen waarin nog altijd een zekere restfactor zit, een
gehalte aan niet weten, omdat er met geen middelen of instrumenten achter te
komen valt. De opvatting is in het geding, aldus ook Paul Frissen dat men
aanneemt dat er voor alles een oorzaak is, dat dingen niet uit zichzelf
voortkomen, wat dan wel een aannemelijke theorie zou zijn, maar als we kijken
naar bijvoorbeeld het proces van continentendrift en het vulcanisme, dan zien
we dat niet alle elementen van het proces zomaar op te sporen vallen, laat
staan onder controle te brengen. Een vulkaanuitbarsting voorspellen,
aardbevingen voorspellen blijft een heikele zaak en riskant voor de
onderzoekers die er zich aan wagen. Enkele onderzoekers werden na de
aardbevingsramp in Aquila voor de rechter gedaagd. Tiens, van economen horen we
dat nooit. Let wel, men kan ook zichzelf uitsluitende voorspellingen doen (ut
supra).
Bij economische analyses in de brede media, ook
door geleerde professoren hoort men vaak inzichten die een bijzondere statische
kijk op economie aan de orde stellen, in weerwil van het feit dat men zegt dat
stilstaan gelijk zou zijn aan achteruit boeren. Het heeft mij alvast al jaren
verbaasd dat men niet goed lijkt te willen spreken over de paradox van een
markt die naar evenwicht streeft en een eeuwig streven naar groei, meer nog, de
eeuwige noodzaak van groei. Bovendien, aangezien de elkaar beïnvloedende
factoren uit de niet opgestelde catalogus van wat men het ceteris paribus noemt, blijft het wel mogelijk prognoses te
brengen, maar het is zoals een weerman die zegt, het kan vriezen en het kan
dooien.
Nu zijn weersvoorspellingen notoir moeilijk in
gebieden waar verschillende weersystemen voortdurend met elkaar in botsing
komen. Zeker op langere termijn, enkele dagen, een week, vallen kleine
variaties dan ook zeer op door de verschillen die we als slachtoffer ervaren. Maar aan de andere kant, wie verwacht niet van
zowel de weerman/weervrouw of de econoom heldere boodschappen die weinig ruimte
voor twijfel laten of voor andere uitkomsten?
Over superstormen en voorspelbare evoluties
Een aantal jaren geleden schreef Geert Noels,
net voor de val van die bank in New York en onze Fortis, een werk waarin hij
verschillende evoluties met elkaar in verband bracht en sprak van zes schokken
die voor de deur stonden, in 2008 dus. De demografische evolutie, de uitputting
van grondstoffen, de agrarische evolutie, de energiebevoorrading waren er opvallende
elementen van, maar ook de evolutie van de schulden van staten en
particulieren, de geopolitieke kwestie en dat alles zou kunnen, aldus de auteur
als we niet enkele maatregelen nemen, uitlopen op een desastreuze samenloop van
omstandigheden? Niet echt, hoewel het bij ongewijzigd beleid wellicht moeilijk
zou zijn al die problemen tegelijk te behandelen, was en is het mogelijk dat we
door gerichte aanpassingen de zaken wel zouden kunnen blijven beheersen en dan
zouden er niet zoveel slachtoffers vallen. Hoewel niet per se hoopgevend was
het boek niet echt een dramatische oproep om de zaken helemaal te veranderen.
Tomas Sedlacek meent evenzeer dat men
bijvoorbeeld niet zomaar moet zeggen dat het kapitalisme de schuld is van
alles. Maar wel wijst hij erop dat economen een claim gelegd hebben op kennis
van de toekomst die men ronduit afwijzen moet. Hun visie op wetenschappelijke
studie van het economische gebeuren verdient meer aandacht en kritiek. Zoals
Peter Sloterdijk al in 1980 liet verstaan zijn in zijn mistspuiende boek –
althans volgens Vlaamse recensenten – dat het wetenschappelijke bedrijf en
daarbij zeker ook economen best aan een grondig zelfonderzoek zouden beginnen,
want hun verhalen waren in strikte zin wetenschappelijk, maar hadden het nadeel
of hielden het risico in zich dat mensen in naam van de wetenschap van hun
fundamentele vrijheden beroofd zouden worden. Overigens toont ook Martha
Nussbaum zich bezorgd in haar boek, “Mogelijkheden
scheppen” over de wijze waarop
filosofen, sociale wetenschappers en economen vanuit de gedachte dat als het
einddoel goed is, de middelen er niet zoveel toe doen, want deze
consequentionalisten achten de anderen, die het einddoel zelfs niet delen, niet
bekwaam juist te oordelen… inderdaad, al deze mensen roeren op dit thema de
trom en luiden een alarmklok.
Economische groei, zegt Sedlacek, kan men best
nastreven, maar de concepten die daarbij gehanteerd worden dezer dagen, waarbij
men bijvoorbeeld vergeet dat geld, zoals Adam Smith al aangaf geen waarde an
sich betekent, tenzij de wijze waarop we er economisch mee kunnen handelen, een
abstracte waarde dus, geen doel kan zijn op zich. Want het leven speelt zich
elders af, niet in tabellen en matrixes, maar wat wij doen kan al eens en soms verregaand
in detail in matrixes verwerkt worden, maar dat, zegt Sedlacek, is niet waar
het om gaat. Het debat over de schulden en andere facetten van onze economie
dienen onderzocht te worden, men dient voor schrijnende problemen oplossingen
te bedenken, maar men kan dat niet doen als meesters van de waarheid, want dan
kan het schip van staat zinken.
Een beetje wildheid is het waar hij, Tomas Sedlacek
voor pleit, de man die samenwerkte met Vaclav Havel, van wie velen nog alleen
de naam onthouden, voor een of andere quiz, niet om te begrijpen hoe Tsjechen
de geschiedenis van hun land, hun leven beleefd hebben tussen 1938 en 1989. Het
gaat er dus duidelijk om het leven zelf terug te vinden in de economie en dus
te begrijpen dat goed en kwaad wel aan de orde zijn. Maar goed, intellectueel
comfort voert ons naar de leerstellingen van het economisme, waarbij men zich
nog louter van wiskunde bedient. De werkelijkheid? Dat die zich aanpast.
Bart Haers
Agenda
Het boek
van Tomas Sedlacek nodigt uit tot verdere reflectie. Het volstaat niet te
zeggen dat er weeffouten zitten in de wetenschappelijke economische studie,
zegt hij zelf, het komt er ook op aan na te denken hoe men daaraan kan
verhelpen.
1.
Economische wetenschap
bestudeert economisch, menselijk handelen, wat betekent dat men bij wijze van
analogie de algemene gaswet, die werkt met een ideaal gas in volmaakt
gecontroleerde omstandigheden, niet kan aangeven hoe het ideale gas zich in het
vrije veld zal gedragen. Idem lijkt het mij te gelden voor economische
fenomenen, interacties zich zullen voordoen in het vrije veld.
2.
Het menselijke handelen
kan men niet in een ideale vorm aantreffen, maar bovendien kan men er geen
model van maken, tenzij door mensen te kortwieken. Het debat over de vrije wil
als werkelijkheid of als illusie is een onderdeel van het debat over wat mensen
kunnen zijn. Het onderscheid tussen “De Mens” en de visie van onder anderen
Hannah Arendt, die het heeft over mensen én mensen als personen, wordt zelden
in overweging genomen. De vragen over goed en kwaad in het handelen gaat dus
over hoe we met elkaar omgaan in de publieke ruimte. De vraag is dan of we een
bedrijf of een andere organisatie als publieke dan wel als private ruimte
dienen te beschouwen.
3.
Doelstellingen van de
overheid vertalen in louter economische termen hebben het voorbeeld van de
duidelijkheid zegt men, maar politieke economie is meer dan het toepassen van
de modellen van rekenmeesters. Tegelijk mag men met Tomas Sedlacek de vraag
stellen hoe groot de schuld van een collectiviteit kan zijn. Economisch beleid
kan deel zijn van een groter geheel van inzichten, kan sturend werken om
bepaalde exuberante plannen naar de Griekse kalenden te verwijzen, maar
tegelijk zal de overheid het algemeen belang in kaart dienen te brengen. Hier
is veel werk aan de winkel omdat men daarbij nu net wel over goed en kwaad het
gesprek zal dienen aan te gaan. Wetende dat men het goede niet kan vrijwaren
(in pure vorm – omdat dit ook niet bestaat) en wetende, zoals Sedlacek met de
nodige nadruk onder de aandacht brengt, dat men ook het kwade ruimte zal laten,
wil men het goede niet verstikken, dan zal men een zekere wildheid - onvoorspelbaarheid - dienen te aanvaarden.
4.
Dit betekent of kan
naar mijn beste weten niet anders betekenen dan dat men beslist beleid niet
helemaal onder gecontroleerde voorwaarden kan uitrollen. Er zullen mogelijk
misbruiken zijn, maar wil men innovatie, creativiteit en menselijk welzijn
scheppen, dan zal men de technische middelen waarmee men het leven van personen
kan of meent te kunnen beheersen, controleren, c.q. de metingen in het verkeer
van snelheden, maar ook inzake gezondheidszorgen of juist, ingediende dossiers
voor wetenschappelijk onderzoek, zal men die niet uitputtend hanteren maar net
een open, onbesliste ruimte dienen te laten. Een debat over wetshandhaving
dringt zich dus op.
5.
Mensen dienen zich
ervan bewust te zijn, zijn er zich als personen van bewust dat hun rol in de
publieke ruimte niet zomaar gestuurd kunnen worden, maar het goede overleg laat
toe met elkaar al dan niet tot consensus te komen maar wel juist toe te laten
dat de andere onverwachte dingen kan doen.
6.
Het verhaal van het
maatschappelijke leven is er een van een onbeslist vermogen tot persoonlijke
inbreng. Economisch betekent dit dat ondernemerschap, maar ook de keuze om een
gedegen, bevlogen werknemer te zijn niet door de overheid kan bepaald worden,
echter ook niet door technocraten van HRM. Men komt niet in een organische
maatschappijvisie terecht als men het aan mensen overlaat hoe ze hun inzichten
vormen en daarnaar handelen.
7.
De discussie over het
neoliberalisme zou veel gewonnen hebben als we de vele contouren van dit debat,
waaraan Sedlacek met volle inzet deelneemt onderzoeken aan de hand van zijn
benadering. Niet is geacht het voor evangelie aan te nemen… wel integendeel.
Inspiratie is iets anders dan het magister dixit volgen, maar het vergt altijd
nog veel aandacht en overdenken. Het is dan ook van belang in dit boek, waarin
nagedacht wordt over Descartes, Adam Smith en anderen na te gaan hoe die inzichten
sporen met andere reflecties, zoals van Stephen Toulmin – die in de moderniteit
een agenda vond van zoeken naar grotere zekerheid – of Karl Jaspers, Hannah
Arendt, Richard Sennett… en vele andere. Met andere woorden, wat mij betreft
krijgt dit boek een plaats in mijn (mentale) bibliotheek en tegelijk vormt het
trede op de bekende Jacobsladder.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten