Elites blijven, alleen veranderen de leden ervan



Recensie


Respect en ongelijkheid
Hoe anderen recht doen en kracht van autonomie




Richard Sennett., Respect, in een tijd van sociale ongelijkheid. Oorspronkelijke titel: Respect. The formation of character in an age of inequality. W.W. Northon & Co Ltd. New York 2003. Nederlandse vertaling: Jan Hamminga. Uitgeverij Byblos Amsterdam 2003. 288 pp. prijs: 21,50 (tweedehands bljjkbaar tot 60 €)[i]

Het blijft een punt van strijd, de ongelijkheid wegwerken, want het zou een bron van niet te verantwoorden onrechtvaardigheid zijn. Richard Sennett schreef over de kwestie een essay waarin autobiografische elementen en beschouwingen over hoe het werkelijk toegaat in economie, bij overheden en in de kunsten. Voor wie zich wil inzetten voor een betere samenleving kan het best wel boeiend uitpakken deze inzichten te onderzoeken.

Of het boek in Vlaanderen ernstig genomen werd? Marc Hooghe schreef dat Sennett er een verouderd mensbeeld op na zouden en dat autonomie niet meer het hoogste goed zou zijn en danig werd genuanceerd. Vreemde opmerking, maar op de keeper beschouwd wel onthullend en verhelderend.

Richard Sennett werkte Marc Hooghe op de zenuwen, maar toen ik het boek toentertijd kocht, in 2003 dus, was ik er mij nagenoeg onmiddellijk van bewust dat de man thema's aanraakte die men inderdaad hinderlijk kan vinden, als men gelooft dat we de onrechtvaardigheid moeten aanvallen, ook al handelen we daarbij fataal of respectloos of onrechtvaardig. Maar ik vond altijd al dat het discours over de rechtvaardige samenleving een hersenspinsel moest zijn, in die zin dat men verschillen tussen mensen niet wil erkennen, maar de diversiteit situeert op het niveau van groepen, allochtonen en autochtonen. Wat Sennett stelt in dit boek betreft nu net dat men mensen in precaire sociale omstandigheden minder autonoom laat kijken naar hun situatie en zo minder wapent om met hun eigen situatie om te gaan en tegelijk een eigen plaats in de samenleving te krijgen. Marc Hooghe sprak zich dus wel degelijk uit voor een niet bepaald Verlicht mens- en wereldbeeld en bewijst aldus dat Sennett een punt heeft met zijn kritiek op zowel de sociale wetenschap als met zijn reflecties over de werking van de zorgsector.  

Het was Jean-Pierre Rondas die in een radio-essay voor Klara uitlegde hoe Sennett kritisch omgaat met modieuze sociologie, die wel meent rechtgeaard tegen onrecht te strijden, maar er niet in slaagt te zien dat men zelf in wezen niet verder komt dan zeggen aan mensen hoe ze juist moeten handelen en weinig respect lijken te krijgen. Sennett legt uit hoe zijn moeder door omstandigheden, alleenstaande moeder in een nieuwbouwwijk in Chicago gehuisvest werd en er later terug kon vertrekken en dat de wijk die planologisch goed in elkaar zat in wezen voor de bewoners een zware vorm van bevoogding inhield, waarna men de wijk om allerlei redenen zag verwaarloosd worden. Tijdens zijn jonge jaren had Richard het meegemaakt dat kinderen een glasoorlog voerden, maar op zeker moment doet er zich een dramatisch ongeval voor en de toezichthouders van de wijk lichten niet in eerste instantie de ouders van een ernstig verwond kind in, maar lichten onmiddellijk de school in. Schrijft Sennett dat de ouders zich als onbekwaam beschouwd voelden zelf de juiste beslissing te nemen.

Cabrini is genoemd naar een Italiaanse kloosterzuster (1850 - 1917) die zich inzette voor de Italiaanse immigranten in de VS en naar wie die wijk genoemd was. De auteur vergelijkt haar met een andere welzijnswerkster  Jane Addams, die links en kosmopolitisch georiënteerd is, ook meer op participatie gericht dan de kloosterzuster, die eerder hiërarchisch werkt. Sennett geeft van beide dames een portret dat noch flatterend noch destructief mag heten, maar laat zien waarom het hiërarchische model van mother Frances Cabrini voor de kinderen een groot nuttig gevolg had, dat wil zeggen dat zij erin slaagde via onderwijs en opvoeding de kinderen, die achtergesteld waren, toch kansen te geven en grotere autonomie, terwijl het participatiemodel van de Hull Houses en van Jane Addams per slot van rekening meer betuttelend bleek en bovendien werd het begrip mededogen uit het werkingsmodel gehouden, wat betekende dat de welzijnswerker op de achtergrond moet blijven. Toch erkende Jane Addams dat de katholieke, door Cabrini opgezette methode en de hiërarchische benadering voor de kinderen en andere betrokkenen beter werkte. Nu, zo lezen we nog, had Cabrini niet enkel oog voor hiërarchie, maar was haar inzet ook een daad van naastenliefde. Oh ja, zegt Sennett, vervolgens, maar die naastenliefde was en is natuurlijk geen liefde voor mensen, maar zoals bij Augustinus te lezen valt, staat de liefde voor mensen voor een algemene liefde voor de allerhoogste.

Ik las deze passage waarin de auteur ook bij Hannah Arendt terecht komt, die net het liefdesbegrip bij Augustinus onderzocht heeft, waarbij ze inderdaad een en ander aan te merken had, onder meer dat de liefde waar Augustinus het over heeft voor de ander een waarachtige hulp in de weg zou staan. Sennett meent dat haar idee van "zorg zonder mededogen" onhoudbaar is, terwijl men de visie van Augustinus ook seculier lezen kan, dat wil zeggen dat men dient te begrijpen dat mensen inderdaad kunnen geven, zonder zichzelf daarop te beroemen, zonder dat de linkerhand weet wat de rechterhand doet, maar dat die hulp niettemin vanuit het gemoed komt en tegelijk ook, zoals bij Frances Cabrini ertoe leidt dat zij die onder haar zorg vielen er op zeker moment niet meer aan overgeleverd zijn.

Richard Sennett wil aantonen dat ongelijkheid in onze samenleving ingebakken zit, omdat individuen nu eenmaal zeer verscheiden blijken en zeer verschillend met talenten bedeeld zijn of over andere kwaliteiten beschikken. Door de autonomie via de zorg in te brengen, betoogt hij, kan men mensen die volledig op hulp van derden zijn aangewezen, van welzijnswerkers en andere experten, kan men hopen dat mensen opnieuw op eigen benen kunnen staan. De weg daartoe is respect, heet het, maar respect kan algauw verleiden tot holle fraseologie. Dus krijgen we vormen van respect voorgeschoteld, te beginnen met het verwerven van zelfrespect door het ontwikkelen van eigen talenten en vooral door iets goed onder de knie te krijgen.

Maar zelfrespect ontwikkelen en verwerven betekent niet vanzelf dat men respect zal hebben voor anderen, aldus Sennett, die minder bekwaam blijken. Zelfrespect vormt wel een goede bescherming tegen afhankelijkheid, maar kan nooit helemaal tot respect voor derden leiden. Kijkt men dezer dagen naar Trump, maar ook andere mensen die denken dat ze alles mooi op orde hebben, dan blijken zij wel eens te vergeten dat ze zelf ook wel kansen hebben gekregen die anderen niet toevielen.

Richard Sennett brengt ook de samen musiceren aan de orde als een vorm van opbrengen van respect, zoals het verhaal van Dietrich Fischer-Dieskau, die met Gerald Moore, pianist en partner van Benjamin Britten een uitvoering bracht van het bekende Lied "Der Erlkönig", waarbij hij, Dieskau, kiest voor parlando om een passage te brengen die het anders de pianist in moeilijkheden zou brengen. De zanger verandert de partituur niet, maar hij maakt een keuze omdat hij merkt dat het samen brengen van zang en piano, die meer doet dan begeleiden onmogelijk zou zijn. Zelf leerde Sennett dat hij precies bij kamermuziek moest leren dat hij op de andere kon vertrouwen als hij hun inbreng wel kon respecteren. Eigen kunnen op de voorgrond brengen kan voor applaus zorgen, maar maakt wellicht een einde aan het spel.

Als gevolg van een peesontsteking diende de jonge cellist Sennett zich te laten opereren, maar hij ontdekte ook dat hij wel een verdienstelijk musicus zou worden maar nooit een evenknie van Pablo Casals of Mstislav Rostropovic, had kunnen worden. Hij nam de kans te baat om te studeren, geschiedenis en sociologie en later trok hij naar Harvard, waar hij in een team terecht kwam in een groep waar antropologische methodes binnen de eigen samenleving werden opgenomen, wat de rol van de onderzoeker kan verleiden tot sympathie, waar die inzicht in het gebeuren kan verhinderen. We maken kennis met de Boston Brahmanen, een klasse van mensen die na de veranderingen in de economie en handel, minder in staat bleken de grootse staat van hun handeldrijvende voorzaten op te houden. Eerst kon Sennett weinig van hen loskrijgen, tot hij toch toegang kreeg en van een bankier én van een ouder wordende dame zag dat ze wel hun staat hoog hielden, maar tegelijk achter het scherm een eigen moeizaam leven leidden. De bankier bleek homo maar kon daar in die jaren niet zo goed mee weg. De dame hield een antiquiteitenzaak, genoot zelfs van dat werk, maar wist dat ze tot een lagere status was vervallen. Ook de jongeren in de Harvard Porcellian Club wisten dat hun best tijd als elite voorbij was, maar toch hielden ze nog de schijn op. Nu, er kwamen nieuwe elites en de Porcellian club bleef een benijdenswaardig lidmaatschap. De elite verdwijnt nooit, de leden veranderen.

Voor de auteur betekenen de vormen van afhankelijkheid die volwassen mensen  hun zelfrespect niet hebben kunnen opbouwen of verloren zijn naarmate ze zich van hun afhankelijkheid - dat in de media vaak ook wordt gelinkt aan het niet hebben van werk - bewust werden, een bron van schaamte en oorzaak van een gebrek aan respect vormen. We krijgen in verschillende hoofdstukken de indruk dat de auteur een aantal aannames over respect, ongelijkheid, afhankelijkheid en bijstand onderzoekt om erachter te komen of mensen die anderen helpen in staat zijn die andere te respecteren. Dat valt inderdaad moeilijk te bevestigen, al zijn er wel omstandigheden waarin de afhankelijkheid en nooddruft respect niet in de weg staat.

Omdat overheidsdiensten en ngo's zich wel eens spiegelen aan de organisatievormen van de (grote) bedrijven, aan de managementscultuur aldaar grote waarde toekennen, merkt men dat de gedachte dat de schrijver zich niet geroepen voelt om bijvoorbeeld de flexibiliteit in de arbeidsomgeving toe te juichen en zelfs nog minder meent te mogen pleiten voor vlakke organisatievormen. In de bedrijfswereld heeft dat voor veel deelnemers aan het productieproces gezorgd voor statusverlies, zeker bij administraties en verleners van diensten. Nu de ICT het heeft overgenomen van stenografen en typistes, maar ook van administratieve krachten, verandert het soort jobs vanzelf en komt men hoe dan ook in een organisatie waar het verschil in kennis, vakkennis en algemene vorming nog weinig uiteenloopt. Sennett erkent dit ook en meent dat men vooral ook moet nagaan of bijvoorbeeld streven naar gelijkheid het respect voor mensen die anders zijn of gewoon niet kent daarmee bevorderd wordt.

We krijgen een merkwaardige conclusie, want Sennett meent aan het eine van zijn onderzoek dat

"Als ik uit eigen ervaringen een conclusie zou kunnen trekken, dan is het dat op een bepaalde bekwaamheid gebaseerd zelfrespect  alleen niet voldoende is om wederzijds respect te genereren. In de samenleving is het bestrijden van het kwaad van ongelijkheid niet voldoende om wederzijds respect te genereren. In de samenleving en dan met name in de verzorgingsstaat, draait het om de vraag hoe de sterkeren respect kunnen opbrengen voor hen die gedoemd zijn om zwak te blijven. Uitvoerende kunsten als muziek tonen ons de aspecten van samenwerking in het uitdrukking geven aan wederzijds respect; het hardnekkige karakter van ongelijkheid blijft echter een probleem van de samenleving".
(Sennett p. 256)

Wat moeten we dan aanvangen met dit besluit van Sennett? Ik denk dat hij na hij exhaustiviteit betrachtend, het probleem van respect in een ongelijke samenleving heeft onderzocht, eerlijk genoeg is om vast te stellen dat de voorzieningen voor mensen in nood wel nodig zijn en werken, dat wil zeggen mensen sterven niet meer massaal alleen gelaten in hun nooddruft. Ook merkt hij op dat we zullen moeten aanvaarden dat samenleving niet zomaar kunnen gelijk gemaakt worden, gewoon al omdat mistens de elite er altijd zal zijn, al is het niet gezegd dat dit een erfelijke elite zoals de Boston Brahmanen moet wezen. De verzorgingsstaat evenwel vormt niet per se een goede grond voor de sterken om zij die zwak zijn te respecteren. Seculiere ideologieën brengen niet altijd echte waardering, liefde op voor hen die zwak zijn en blijven, zoals mensen met een (mentale) handicap of mensen met een 'psychische' aandoening.

De gevolgen van die visie zijn dat men niet al te gauw roepen moet dat deze werkvorm paternalistisch zou zijn, terwijl de zorgbehoevenden er zich net wel autonomer bij voelen. Ook is het zo dat men opnieuw naar een waarachtige meritocratische samenleving kan kijken, niet een waarbij alleen papiertjes van topuniversiteiten tot verdienste leiden. Hoe komt dat men zo een Ivy-league heeft gevormd of erkend? Dat ligt nu eenmaal in onze neiging alles met puntjes te scoren en zo ranglijsten op te stellen.
 Het is de grote uitdaging, denk ik dan, opnieuw de Kantiaanse visie op het aude sapere op de voorgrond te brengen. Zoals musici die betrachten een lastig te spelen partituur met succes ten gehore te brengen door er zich met alles wat men zelf aan kunnen en kennen in te smijten, maar tegelijk ook de anderen te horen en tot een gezamenlijke uitvoering te komen die alles overstijgt. In een orkest zien we wel eens dat de dirigent als een Maestro met alle eer gaat lopen en die laten het zich wel eens graag aanleunen, terwijl sommige dirigenten op de een of andere manier toch weten hun grote respect voor de zeer hoog begaafde musici over te brengen. Er is ongelijkheid, die soms in de beheersstructuur wordt opgevangen: de Wiener Philharmoniker weet de verantwoordelijkheid voor de beslissingen volledig bij de orkestleden te leggen, waarbij men ook afziet van een vaste chef-dirigent, die dus altijd weer uitgekozen wordt.

Richard Sennett draagt met dit boek wel wat munitie aan tegen hen die een samenleving pas rechtvaardig vinden als die ook volkomen gelijk zou zijn. Hij doet dit niet door de ideologische a priori's met andere ideologische mantra's te bekampen, want dat zou het project wellicht niet overleefd hebben. John Rawls krijgt nauwelijks een plaats in dit werk en slechts een keer wordt hij vermeldt, om vast te stellen dat voor Rawls erkenningen betekent dat respect dat we de behoeften erkennen van hen die niet gelijk zijn aan ons. Iedereen zou gelijke behoeften hebben? Dat valt moeilijk hard te maken want wie over geld beschikt, koopt niet per se statussymbolen maar investeert zich in een of andere activiteit, terwijl anderen prat gaan op hun lidmaatschap van een golfclub of het bezit van allerlei bling bling. Moet kunnen, wie zal hen dat misgunnen? Maar ook wie minder of weinig middelen te besteden heeft, hoeft niet per se al het geld naar de wijnsteker te brengen of vele uren in een bruin café door te brengen.

Ik kon niet anders dan even kijken of de krant De Standaard aandacht aan het boek van Sennett had besteed in 2003. Bleek dat prof. dr. Marc Hooghe erover geschreven had, om zijn mens- en wereldbeeld gedateerd te noemen. Autonomie zou niet meer van tel zijn, terwijl het voor Richard Sennett juist de basis zou moeten vormen, ook in deze tijd, van zorg zodat mensen in nood en zorg toch een uitweg vinden en zich gerespecteerd weten, wat de aard van de problemen ook mag wezen. Ik begrijp dan ook niet dat de heer Hooghe de inzichten van Sennett, linkend aan het werk van een psychoanalyticus als Eric Erikson, zomaar als verouderd weg kan zetten.

Het onderzoek van Richard Sennett nodigt lezers uit ons in te laten met hoe het is samen te leven in en tijd van sociale ongelijkheid. De ongelijkheid structureel willen bestrijden, lijkt nobel maar zet slechts beperkt zoden aan de dijk, zeker als men met mensen te maken heeft die inderdaad maar moeilijk aan hun situatie van afhankelijkheid kunnen ontkomen. Sennett stelt vast dat er zoiets als de schande van de afhankelijkheid bestaat, argument voor Republikeinen om Obamacare op te doeken. Schaart Marc Hooghe zich dan aan die zijde, als hij bij Sennett de aanvechting vindt elke vorm van afhankelijkheid af te wijzen, dan las Hooghe het boek niet goed, want Richard Sennett doet net pogingen om te zien op welke manier bureaucratische bijstand toch kan helpen het zelfrespect van mensen te stutten. Ook nu blijft dit boek dus de moeite waard het te herlezen zoals ik deed. Ben ik het dan over de hele lijn eens met de auteur? Ik denk dat het in eerste instantie al een karwei is zijn inzichten goed te begrijpen. Gronden voor discussie zijn er wel, maar die kan men ook niet op een A-4tje afhaspelen.

Bart Haers  






[i] Uitgeverij Byblos lijkt niet meer actief op dit domein van boeken uitgeven, maar zich met bijzondere maatwerkreizen in te laten. Nu ook een uitgeverij rond economie en filosofie... 

Reacties

Populaire posts