Doen wij nog aan Aufklärung?
Kleinbeeld
Picknick met een Sapphische
Beeld aan de Kruisvest in Brugge |
Mooie
dagen in aantocht, maar we hadden al vroeger een afspraak gemaakt, Adelheid en
ik, om nog eens lang door te bomen, over de dingen des daags en andere, de
staat van de wereld bijvoorbeeld en over onszelf, natuurlijk. Vrienden zijn we
al lang, we weten al langer hoe de ander in het leven staat, maar er is meer in
hemel en aarde dan jij Horatio, kan bevroeden vanuit je filosofie en je boeken.
Zij maakte me al vaker die opmerking, lang niet kwaadwillig of denigrerend, wel
wees ze me er dan telkens op hoe ik wel eens in mijn eigen ivoren ziguratt dreig
te verdwalen.
Zelf
had ik er wel aan gedacht in een mand een fles champagne en wat glazen mee te
nemen en toen ik onder de Kruispoort door wandelde, voelde ik ineens een van
die sensaties, gezien de onvoorstelbare rust van de feestdagmiddag, hoe het
leven er voor mijn grootouders uitgezien kan hebben, zo rond 1925. Ik zag haar
zitten op de boezem waarop de molen was opgetrokken en stapte naar haar toe,
waar ze een deken had uitgespreid en een mand had neergezet. We waren beide dus
uit op het vieren van de mei.
Ergens
halverwege de begroeting, merkte ik dat ze zoals gewoonlijk met zorg gekleed,
toch vond dat luchtige kleding ook nog eens erotisch werken kan en dat ze het
geenszins erg vond dat ik hoor prachtige borsten kon bewonderen. Prachtig? Ze
glimlachte even en vond dan wel dat ze door de natuur gezegend was met een
prettig lichaam, maar zo een opmerking als "prachtige boezem", vond
ze overdreven, omdat ik en anderen dan meteen iets aan vastknoopten dat ze wel
prettig vond, maar dat ze tegelijk zo vrij was ze niet in te snoeren.
Zedigheid, zegde ze, was iets wat zich dezer dagen opnieuw installeert en daar
heeft ze bezwaar tegen, al vindt ze vulgariteit dan ook weer niet gewenst. Meer
geciviliseerd kan een begroeting niet verlopen, vond ik dan weer.
Toastend
op elkaars welbevinden, half liggend tegen de molenmote aan, genoten we van het
licht, het nog jonge loof en langs fietsende mensen. Ze had broodjes
meegebracht en ook wel oranjeappels, vertelde over Sneeuwwit die met een paar
vriendinnen naar de Efteling was gegaan, met een stel die elk een dochtertje
hadden. Zijzelf vindt dat een beetje erover, zegde ze na enig denken, want zelf
was ze dolblij met haar dochter en de vader - die met de noorderzon verdwenen
was en af en toch weer eens opdook - had ze een afstandelijke, respectvolle
relatie ontwikkeld, maar ze had verder niets meer met hem te delen. Zelf had ze
ook wel een vriendin, maar belangrijker nog, vertelde ze, hield ze zich bezig
met enkele gelijkstemde zielen onledig met ernstige gesprekken over hoe ze in
het leven kunnen staan. De een tekent daarbij ideetjes uit met het potlood en
Oost-Indische inkt, de andere brengt gedichten die ze probeert te zingen, maar
ook hebben ze gesprekken over wat ze zijn en wat het leven hen brengt, maar ook
de mensen om hen heen.
Hoe
ze met elkaar tot soms verrassende inzichten kwamen, wilde ze me niet verhelen
en ook wel eens vonden dat zoiets als de Gay-pride hen koud laat en zelfs
vinden ze het aanstootgevend. Men moet gewoon leven zoals het kan en niet
schromen je zus in Eva in het openbaar te kussen, maar tegelijk moet je niet
minder dan andere mensen enige zin voor vormelijkheid en respect ook aan de dag moet leggen. Ze
meent dat men inderdaad, zoals conservatievere geesten wel eens denken al dat
inroepen van rechten, zich gerechtigd voelen alles te willen, want dan verliest
men tegelijk ook iets van de betekenis van wat we doen.
Ik
vroeg haar of ze de theorie van de positieve vrijheden, waarover onder meer
Isajah Berlin zich druk gemaakt had, net als Kolakowski overigens, kon delen,
dat alles wat mensen willen in positieve rechten gieten de samenleving en
personen geen goed zou doen. Zelf dacht ze aan Alicja Gescinska die daarover
had nagedacht, waarbij ze aangaf dat ik het haar had aangereikt, want ze vond
inderdaad dat we zonder een aantal positieve vrijheden inderdaad met de
negatieve vrijheden niet altijd veel kunnen vatten. Haar Sapphische schooltje,
zoals ze het noemde, kende wel eens woelige zittingen, want een van de meisjes
vond dat ze als lesbische een specifieke identiteit mocht ontwikkelen, waarin
er voor mannen weinig plaats was. Adelheid vond dan weer dat ze daarmee een
exclusieve club wilde, van stevige vrouwen die het zonder de heren der
schepping kon stellen. Nu poneerde dat meisje dat ze wel een kind zou willen,
als ze al wat gewerkt had, om dat kind op te voeden volgens haar principes.
Ze
begreep mijn glimlach, want hoe vaak hadden we ons al niet vrolijk gemaakt over
progressieve lui, die bijna nog erger dan de Jezuïeten die zo mensen konden
kneden dat ze gehoorzaam de leer zouden volgen, in alle ernst beweerden dat er
maar een oplossing zou zijn, voor racisme of de klimaatverandering en dat de
rationele benadering vanzelf de goede benadering brengt. Dat dit een misvatting
is, betreffende jezuïeten wist ze ook wel, want niet weinig mensen die bij die
soldaten van christus kennis hadden opgedaan, bleken naderhand de heftigste revolutionairen en zouden minstens
tot non-conformisten uitgroeien. Discussies over ggo, nucleaire energie of
zelfbeschikking, zo vonden we unisono, pakten in handen van progressieven nogal
eens dogmatisch uit. Ook inzake opvoeding, hoorde ik, kwam ze wel eens in
botsing met die dames, maar omdat ze alle vonden dat haar salon of schooltje -
elk geeft er eigen kwalificatie aan - iets bracht wat ze doorgaans niet vonden
in het dagelijkse leven, kon Adelheid de ruzies voldoende temperen. Overigens,
wist ze te melden, leerden ze elkaar van mening te verschillen en toch de
persoon in kwestie niet te veroordelen.
Ik
vond het wel fascinerend en wist ook dat ik er geen deel aan zou hebben, maar
omdat ze zelf vond dat ze ook een ruimere kring zou kunnen animeren, vertrouwde
ze me toe een andere "jour" in te richten, waar ik als man wel
acceptabel zou zijn, evenals andere. Bij gelegenheid zou er dan wel eens een
gezamenlijk etentje plaats hebben. Haar dames waren ervan op de hoogte, waren
een beetje boos geweest, maar begrepen wel dat Adelheid, die toch altijd een
leraar wilde zijn, een filosofe is die mensen met elkaar aan de praat wil
krijgen en houden, en kunnen haar die roeping en droom niet ontzeggen. Ze vond
dat hoe charmant haar Sapphische schooltje ook was, er wel eens een stem,
meerdere stemmen ontbraken.
Of
ik me vereerd voelde met haar uitnodiging deed onder voor de gedachte die ze te
berde bracht, want het zou niet gaan om een serviceclub, maar om een kring, een
salon, waar men zonder de charme van de smalltalk te miskennen, ook wel eens
over kwesties diepgaander zou gesproken worden. Nu ze van haar moeder een
behoorlijke nalatenschap en een mooi hotel in de stad had geërfd, bedacht ze
dat ze er een eigen functie aan kon geven. Men spreekt vaak over de waarden van
de Verlichting, vertelde ze me, maar we beleven de Verlichting niet meer en dat
was iets waar ik het alleen maar eens mee kan zijn.
De
broodjes, een bakje aardbeien en de bubbels hadden we intussen achter de
kiezen, maar de avondkoelte joeg ons niet weg en een eindje verder zat een
groepje jonge mensen, jongens en meisjes die zich evenzeer aan een picknick
verlustigden, maar die van tijd tot tijd naar ons keken. Toen ik even opstond
om de deken op te schudden, dacht een van hen dat we zouden opstappen en een
meisje trok een spurtje, want ze wilde en zou Adelheid nog iets zeggen. Die
herkende haar als een oud-studente die sinds kort deel had aan het Sapphische
school en vond dat ze toch even goedendag mocht zeggen. Ze had net aan die
jongeren over hun gesprekken in de school gesproken en die waren wel
geïntrigeerd geraakt. Een paar waren verlekkerd op de mogelijke orgieën die er
ongetwijfeld plaats zouden hebben, maar dat de gesprekken nog ergens over
konden gaan, vonden ze hoopgevend. Opeens waren we omringd door die bende en
zaten we te praten en soms wel eens te grollen en leek het alsof we zin hadden
alle remmen los te gooien, maar we zaten natuurlijk in de publieke ruimte. Het
meisje bewonderde het open kleed dat Adelheid droeg en leek haar wel het hof te
maken, maar Adelheid vond dat ze niet moest overdrijven. Er vloeide nog wel wat
gin en andere drank, het werd laat en iedereen meende dat het tijd werd om aan
de feestelijke bijeenkomst een einde te maken. Met Adelheid ging ik mee tot
haar huis en we besloten de avond nog een verlengstuk te geven.
Plots
vroeg ze me of Platoonse liefde echt zo onmogelijk was als men zegde, zeker een
vriendschap zoals wij die kenden en kennen, was toch meer dan samen praten. Zij
bedacht dat ze wel eens te vaak mijn interesse voor haar en haar leven had
afgewimpeld en ondanks de vele uren die we samen hebben gesleten, de reisjes
die we maakten, had ze er nooit toe kunnen besluiten te erkennen dat ze voor
mij meer voelde dan ze voor mogelijk had gehouden. Ik wist dat ze die gedachte
wel al eens geuit had, maar dat ze daarna weer voorzichtig in haar
terughoudendheid was terug gevallen. Maar ik wist ook dat haar twijfel ook mij
gold, want ik leek er niet altijd voor te gaan, voluit, zodat we elkaar wel
innig kennen, maar dat we niet tot een normaal
of logisch besluit leken te komen. Waren we beiden bang voor het
engagement, ze zou ook haar status kunnen verliezen, had ze lang gedacht, maar
nu, meende ze, diende ze te erkennen dat ze wel eens anders naar mij durfde te
kijken. Dat ik met haar altijd al een grote liefde had willen beleven, nam niet
weg dat ik me in haar leven niet wilde opdringen en er helemaal geen breuk voor
over had gehad, was en is ons beiden genoegzaam bekend. Ze vertelde dat ze die
verruimde salon vooral wilde omdat ze mij daar een plaats in wilde geven die
passen zou bij de achting die ze me toedroeg.
Toen
ik later naar huis wandelde door de stille stad, voldaan over het praten, de
broodjes en het andere, begreep ik Adelheid wel, hoe moeilijk ze kon besluiten
zich geheel te geven en ook nog eens helemaal om mij te geven. Vroeger was ik
er wel eens boos om geweest en vooral verdrietig, maar het is goed zo een
vriendin te hebben en wat we samen in gesprekken en brieven beleven, dat heeft
ook betekenis. Nu ze mij die grotere plaats gunnen wil, kan ik geen neen
zeggen, maar tegelijk weten we dat we dat andere ook moeten zien te behouden.
Ach, des mensen liefdesleven kan heerlijk zijn, heerlijk gecompliceerd ook. Wat
het worden zal, weet ik niet, want de toekomst behoort ons niet geheel toe en
het allemaal vooraf plannen kan ook het einde betekenen van alles.
Voor
ik haar had verlaten, laat in de nacht, had ik haar mijn versie van sneeuwwitje
verteld, enfin, een versie die ik als student eens ergens had gelezen, waarbij
Sneeuwwitje, eens wakker gekust door de koene prins, de zoele lethargie van
haar slaap wel eens mistte en ook wel eens gewenst had dat een andere ridder of
prinses haar wakker had gekust. Ze leefden nog lang en gelukkig, kregen nog
vier kinderen en ze werd uiteraard koningin en opnieuw opgesloten in hofetiquette.
Ze loech er hartelijk om, want ze kon zich de ontgoocheling van het prinsesje
best voorstellen. Dat zij, Adelheid, mijn Sapphische vriendin zal blijven, ben
ik haar dankbaar, want zo opent ze voor mij af en toe een glimp van een andere
levenswijze. Beide weten we wel al dat we geen recht hebben op geluk, maar dat
we er wel wat aan kunnen doen om samen met onze omgeving er iets goeds van te
maken. Verwonderd keek ik achterom, zag hoe het belfort al de eerste
zonnestralen opving en wist dat ik die nacht geen slaap meer hoefde. Over
politiek hadden we het deze keer niet echt gehad, maar wel over de vraag hoe je
met principes alleen soms wel eens de bal mis kon slaan. Over Thomas More en
Erasmus, Montaigne hadden we gesproken en hoe die humanisten vonden dat men in
het leven wel moet kunnen lachen, om zichzelf ook en om de dingen des daags.
Ernst krijgt alleen betekenis, dachten zij, als men ook de grap ervan kan
inzien. Die ironie, vond zij die nacht, heeft ons in de steek gelaten, net als
de gedachte dat we zelf ook ons horen in te laten met het "Aude
Sapere", zoals Kant het zag. Onderzoeken we het zelf, dan beklijven inzichten
pas echt, vond ze. Ja, die gedachte dat we niet enkel de waarden van de
Aufklärung in gedachten moeten houden, maar zelf Verlichting handen en voeten
geven, daar komt het op aan.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten