Tegen de Gutmensch
Dezer
Dagen
Geloof in het goede
Kan men zinvol over ethisch spreken
in tijden van pragmatisme?
Deze uitvoerige biografie en cultuurhistorische verkenning zoemt reeds mee op de achtergrond van dit stuk, maar het vergt nog wat meer doornemen en overdenken. |
Ignaas
Devisch buigt zich over de ergernis van Bart De Wever ten aanzien van Gutmenschen. Hij had ook een andere weg
kunnen kiezen om Bart De Wever terecht de Levieten te lezen: er is ook de
Allmensch, die zich bewust is van Timschell. Alicja Gescinska hield er een rede
over en liet die publiceren. Toch vonden de gedachten die zij verwoordde geen bijval,
laat staan dat er enig debat over op gang kwam. Ook Rudiger Safranski kon een
uitweg bieden: realisme zonder een scheut idealisme brengt ons evengoed in
ongerede als onverdund idealisme. Hij schreef dat na een uitgebreid onderzoek
naar de Romantik als een Duitse aangelegenheid. Verdient De Wever voor zijn
uitspraak wel zo gekapitteld te worden? Als het over Gutmenschen gaat misschien
wel, maar als het op de dosering van realisme en idealisme aankomt?
Als mensen menen dat ze ermee kunnen volstaan dat ze het
goed voorhebben met de wereld en bovendien menen dat die intenties goed gefundeerd
zijn in onbetwistbare waarden, zal men altijd nog naar de gevolgen moeten
kijken. Niet elke filosoof vindt dat consequentionalisme zo doorslaggevend of
aanbevelenswaardig is, terwijl het in mijn benadering niet de sleutel is, maar
wel onslosmakelijk verbonden met de gedachte dat wie alleen de daad en
intenties waarmee die gesteld wordt in aanmerking neemt, zich inderdaad goed kan voelen, ook al
bereikt die lang niet het beoogde doel.
Zou
dat het geluk zijn, van zichzelf of ook van anderen? Of we geluk kunnen vatten,
er criteria en parameters voor bij de hand hebben, valt altijd nog te
overwegen, want ik vind autonomie dan wel belangrijk, de mogelijkheid dat mijn
autonomie niet in de weg staat dat ik in goed overleg met anderen probeer te
handelen, dat ik probeer na te gaan wat het betekent als ik mijn zin doe voor
anderen, ook ten goede, vind ik evenzeer behartigenswaardig. In het
utilitarisme ziet men vaak dat het geluk zeer belangrijk is, maar ook dat het
eigen ik centraal staat. In het christendom staat, tot ergernis van velen, de
naastenliefde centraal, maar dat blijkt nogal eens hypocriet, terwijl er wel
degelijk blijken bestaan van stille, onbuigzame naastenliefde die ook nog eens
een gave om niets blijkt. Waarom zou enkel een goede katholiek in staat zijn
tot een vorm van oprechte betrokkenheid, naastenliefde? Je moet het zien
gebeuren en daar mocht ik in verband met mijn broer wel getuige van zijn.
Anderzijds, het gewicht van het institutionele kan veel oprechte inzet ook wel
versmachten.
Luistert
het dan wel zo nauw? Het hangt af van hoe we naar een samenleving kijken en in
welke inderdaad de ruimte vinden waar mensen niet enkel losse atomen vormen,
maar tegelijk afstand houden want we hebben zowel die ruimte voor onszelf nodig
als dat we weten dat we niet zonder omgang met anderen kunnen, gewoon om niet
of om bepaalde doelen te bereiken. Hannah Arendt roept ertoe op, wanneer ze het
politieke definieert als datgene wat ontstaat tussen (vrije) mensen, hoe
onvatbaar, bijna metafysisch dat ook weer lijkt, want kan men die afstand
meten? Toch is haar benadering behartigenswaardig aangezien zij zowel oog heeft
voor het samenleven als voor "the room for one's own". Deze
benadering van Arendt wordt vaak zonder veel discussie weggezet, omdat men er
zich geen blijf mee weet, maar het opent wel de ruimte, denk ik, om na te gaan
hoe we op dat specifieke terrein dat we de liefde, de erotische liefde noemen, onszelf
kunnen smijten en tegelijk ook weten
dat de ander altijd een ander zal blijven, hoe innig het samenleven kan worden.
Zeker wordt die ander geen bezit. Maar meer in het algemeen geldt voor haar dat
menen wel met elkaar moeten samenleven en dat dit best zo goed mogelijk en
enigszins overdacht kan verlopen.
Wat
Bart De Wever en anderen in de Gutmensch afschrikt of overdreven lijkt, is de
vaststelling dat goede bedoelingen alleen niet kunnen volstaan en dat de
politiek niet alleen een zaak van intenties kan zijn: boter bij de vis. Die
vaststelling kan men alleen weerleggen als men het terrein van het politieke
handelen afbakent en dat lijkt mij een beter argument aan Gutmenschen te vragen
wat zij dan willen en zo hun inzichten onderzoekend kan men tot het inzicht
komen dat Gutmenschen niet per se het welzijn, welbevinden van de ander voor
ogen heeft staan, maar een seculiere versie van het afkopen van de hemel voor
zichzelf. De rechtgeaarde Gutmensch zal nu wel opstaan en mij uitleggen dat zij
wel erg begaan zijn met het lot van degene voor wie ze zich inzetten. Toch
blijken vrijwilligers, onder meer bij voedselbanken wel eens teleurgesteld als
mensen die courgettes of preien uit hun verpakking halen. Het is op dit punt
dat Richard Sennett hamerde toen hij vormen van bijstand onderzocht, waarbij
hij vaststelde dat degene die hulp verleent niet altijd ook afdoende respect aan
de dag legt voor de persoon die zij of hij wil helpen.
Ignaas
Devisch meent dat er tegenover de Gutmensch alleen de cynicus kan staan, maar
ik hoop dat men niet in polarisatie blijft steken, al begrijp ik de opzet van
Devisch wil, die vooral de vraag stelt hoe ethisch handelen alleen maar zou
betekenen dat dit vanuit nobele intenties alleen zou voortkomen. Realisten
hebben de idee dat ze zich beroepen op de dingen zoals ze zijn en dat men niet
altijd oog kan hebben voor de spaanders die er vallen bij het hakken. Toch is
het de bedoeling denk ik dat we ons handelen bij tijd en wijle overdenken, want
als we rücksichtlos goed willen doen en dan teleurgesteld zijn omdat mensen die
bemoeizorg en aanklampende betrokkenheid niet verdragen, dan zaaien we op dorre
grond en rotsen. Hoe men de interactie bij ongelijke verhoudingen moet afwegen,
blijft dan nog maar de vraag. Nu, er zijn voorbeelden waar goede bedoelingen en
principiële keuzes voor het betere, het moreel betere brokken maken: het
M-decreet is van belang, maar de wijze waarop sommigen inclusie via het
onderwijs wil realiseren kan een voorbeeld vormen van wat Gutmenschen kunnen
aanrichten. Voor alle leerlingen en leraren in het onderwijs kan dat lastige
gevolgen hebben, maar voor de subjecten van de inclusie is het niet altijd
duidelijk of ze wel beter af zijn in een "gewone" school. In die zin
kan ook een Gutmensch cynisch uit de hoek komen, omdat hij of zij te weinig
nagaat of de andere van zijn of haar schier oneindige goedheid wel gediend is.
Allmenschen,
zo schreef Alicja Gescinska, hebben niet per se een moreel hoogstaande actie in
gedachten, maar doen wat Sennett noemde, wat ze doen zo goed mogelijk en
verwerven zo zelfrespect en ook wel eens respect van anderen. Ook dus in de
zorg kan men maar beter hopen op zo een Allmenschen stoten, die hun werk naar
best vermogen doen en weten dat ze goed kunnen presteren, in de betekenis van
Timshel, zoals John Steinbeck dat beschreef in "East of Eden". Dergelijke
begrippen ontsnappen wellicht aan het Cartesiaanse denken, waarbij we voor
alles definities weten te formuleren.
Is
Bart De Wever dan een cynicus? Als we Ignaas Devisch goed lezen, dan wijst hij
erop dat de Antwerpse burgervader meent dat politiek geen zaak is voor blozende
maagden. Maar of hij alleen maar politiek zou voeren op grond van
onverbiddelijke noodzaak lijkt me er wat over. Dient cynisme als alibi voor een
zeer persoonlijke agenda, wat bij De Wever moeilijk aanwezig geacht kan worden,
dan kan het fout lopen, wendt men louter goedheid voor als politicus en meent
men alleen het goede met elke burger voor te hebben, dan zal men inderdaad en
terecht voor hypocriet of cynicus zoals Sloterdijk die beschreven heeft.
Over
ethiek wordt veel gesproken, waarbij men graag allerlei algemene en
theoretische bespiegelingen in pacht heeft. Doordacht handelen is belangrijk,
maar dat wil niet zeggen doodgedacht of gericht op wat er voor de handelende
persoon in zou zitten. Het punt is dat we dan toch terug komen bij vragen die
Plato al stelde: wat is het ware? het goede? het nobele? het schone kan ook nog
onderzocht worden. Ethiek wordt merkwaardig genoeg in algemene termen besproken
en er lijkt niet altijd een appel voor de spreker van uit te gaan, terwijl
ethisch handelen, in kleine en grote momenten toch wel van belang is.
Wellicht
kan ik dat het meest duidelijk maken door te verwijzen naar de gevolgen van
incest voor de slachtoffers - ik zou het woord willen vermijden -: als men
mensen spreekt die bij incest betrokken zijn geweest of pedofilie en die daar
de nodige gevolgen van dragen, dan merkt men het onbegrip voor de daden van de
pleger. De dader zoekt genot, zoveel is duidelijk, maar beseft hij, soms zij,
wat ze aanrichten? Zoals Arendt in "Oordeel en Verantwoordelijkheid"
betoogde, moet men niet enkel kijken naar wat de moord met de moordenaar doet.
Mensen folteren is ook een ernstige misdaad, maar het lijkt erop dat wij moord
als de ultieme misdaad blijven beschouwen, terwijl mensen levenslang opzadelen
met complexe emoties en kwetsbaarheid wellicht ook zwaarwichtig, niet enkel in
juridisch opzicht moet heten. Sinds Dutroux de geesten wakker schudde en de
jacht op pedofielen vooral door de populaire pers met bijna wellustige ijver
gevoerd werd, heeft men van pedofielen baarlijke duivels gemaakt. Maar over de
vraag of zij zich bewust zouden zijn van wat hun daden voor de persoon die ze
ge- en misbruiken, of het hen iets schelen kan, blijft men doorgaans van
inzicht gespeend. Nu, psychopaten zouden zich niet inlaten met de gevoelens van
hun slachtoffers, maar dat klopt niet, want een deel van hun bevrediging zit
natuurlijk in het lijden van de ander, maar doorgaans hebben ze ook nog de idee
dat ze iets goed doen voor degene van wie ze gebruik maken. Dan helpt een
ethisch debat niet, zouden u en ik denken.
Wat
je doet en wanneer je er zelf voordeel bij hebt zonder dat je anderen ervoor
laat lijden, kan men okay noemen. Maar het nobele, zoals Herman De Dijn het
noemde, kunnen we dat nog omschrijven? Of hoe kunnen we realisme en idealisme
met elkaar verbinden? Eenvoudig is het niet, maar het blijft het proberen
waard. Want wie mensen wil verbeteren zoals Pascal dat bedacht, door er engelen
van te willen maken, komt bedrogen uit. Het goede in mensen negeren of menen dat
altruïsme niet kan bestaan, zou betekenen dat onze samenleving er helemaal en
veel grimmiger zou uitzien. De gedachte dat een bepaalde daad een ander
onherstelbare schade toebrengt, moeten we dat ook in een seculiere samenleving
opnieuw durven te benoemen. Onherstelbaar? Dus toch moord. Niet dus, mensen die
anderen een leven lang met soms uitzichtloos lijden opzadelen, moeten we wel op
hun verantwoordelijkheid aanspreken. Maar verder dan de vraag naar
schuldinzicht komt niet altijd. Zou ik dan die wel willen dat die mannen en
vrouwen aan dat schuldinzicht crashen? Misschien wel dat ze begrijpen dat ze
best anders naar anderen en zichzelf gaan kijken.
De
tegenstelling tussen de Gutmensch en de Cynicus lijkt mij nogal beperkend
willen we een kijk krijgen op menselijk handelen. Er liggen ook andere
attitudes voor waar we iets mee aankunnen, zoals Timshel en Respect, ook voor
mensen van wie we denken dat ze alleen maar zielig en hulpbehoevend zijn. Er
zijn overigens politici en filosofen die menen dat we allemaal slachtoffers
zouden zijn van een onrechtvaardige samenleving, maar dat lijkt me een
verregaande overdrijving.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten