Hel en verdoemenis en angst voor vrijheid
Reflectie
De harten en de angst
van
jongeren
Bijschrift toevoegen |
Jonge
moslims zouden geloven dat ze in angst moeten leven omdat elke fout glashard
wordt vergolden, maar dat komt uit de Hadith,
niet uit de Koran. Maar overleveringen hebben nu eenmaal hun betekenis. Alleen,
we moeten altijd omzichtig omgaan met invented history, gebruiken die plots
traditie blijken en inzichten die in het heiligste boek zouden zijn opgetekend.
De hel, het vagevuur en de hemel zijn volgens Le Goff bedacht om mensen van hun
extreme angsten af te helpen, zoals ook de biecht naast een nieuw instrument om
mensen te sturen ook een manier was om mensen die niet in zonde leefden gerust
te stellen. Maar dat deel van de geschiedschrijving van het christendom bleef
achter in de archieven en bibliotheken.
Het
kan dus niet anders, vermoed ik, dat als we tot de vaststelling komen dat
jongeren in Koranscholen en andere organisaties een hoop angstaanjagende
informatie krijgen over het leven na de dood en vooral de bestraffing die hen
wacht, dat we dat ernstig nemen, maar de vraag is of we dat kunnen aanpakken
door te zeggen dat de imams niet betrouwbaar zouden zijn. Ook begrippen als
haram moet men niet zomaar van de kaart vegen. Zou het kunnen dat deze kinderen
en jongeren door wat ze te horen krijgen, namelijk dat er geen heil is buiten
de Islam en binnen de Islam er geen vergeving bestaat, een antwoord vinden voor
hun onzekerheid, dan is het nog maar de vraag hoe men met de Islam het gesprek
zal aangaan. Want verketteren zal niet helpen.
Godsdiensten
ontwikkelen in de loop van hun bestaan, dat, als we het goed zouden analyseren,
doorgaans niet zo een lang leven beschoren is, verschillende fasen, waarbij men
meestal niet verder komt dan het charisma van de leider, voorgangster, dat
doorgaans ook onmiddellijk werkt, zonder tussenkomst van getuigenissen van
anderen. Pas als de fase van het charisma overgaat in een ontwikkeling van
gemeenschappen, met instituties, kan een religie een langer leven beschoren
zijn. Doorgaans bekijken we vooral de institutionele fase en komt de aandacht
vaak te liggen op de machtsstructuren binnen zo een religie, minder aandacht
gaat naar de inhoudelijke verschuivingen, terwijl die toch fundamenteel zijn
gebleken in het christendom. Opgemerkt moet dan nog worden dat in de loop van
het bestaan van zo een religie vaak het institutionele en het charismatische
elkaar beinvloeden en vaak blijken de hoogtepunten samen te vallen met een
optimaal samengaan van institutie en charisma.
Veel
bewegingen die al dan niet tot religie uitgroeien, ontwikkelen een obsessie met
het einde der tijden dat ophanden zou zijn, waarbij dus angst drijft tot het
aannemen van inzichten die de stempel chiliasme of Millenarisme meekregen,
zoals Norman Cohn in zijn studie, The pursuit of the millennium" beschreven
heeft. Het is en blijft een belangrijke invalshoek om religieus gedrag te
begrijpen, maar tegelijk kunnen we vaststellen dat nogal wat mensen de mening
zijn toegedaan, vanuit hun katholieke achtergrond, dat het leergezag en de
bestraffing in deze wereld van groter belang zijn, terwijl dat initieel ook
niet het geval was. Inzicht in het syncretisme tijdens de wordingsgeschiedenis
is dan ook noodzakelijk. Inzichten en praktijken werden ook nog eens doorheen
de eeuwen bijgestuurd, aangescherpt en vergeten. Stond er in de evangelies
niets over de kindertijd van Jezus, dan zou die tegen de vierde eeuw uitgebreid
behandeld worden en tot laat in de twintigste eeuw kreeg men er nog
reminiscenties aan, zoals in liederen en vooral kinderbijbeltjes.
Het
christendom blijkt inzake programma, doctrine en praktijken een bijzonder ruim
bereik te hebben en de catechismus wekte de indruk op alles een antwoord te
hebben. De wereldse invloed van de kerk, de sturing van de staat heeft men
bijna altijd - in de strijd tegen de kerk - als een beïnvloeding door de kerk
op de staat gezien, maar sinds de 11de eeuw viel dat vaak samen en waanden
vorsten zich al eens vertegenwoordigers van god zelve, nooit goddelijk zelf,
terwijl anderzijds de pausen en bisschoppen wereldlijke macht nastreefden, maar
daarin zelden verschilden van hun collegae, leken die een vorstendom onder hun
hoede hadden. Het was me zootje, de samenleving tijdens de Middeleeuwen. Erger
werd het nog - of beter - toen steden zich ontwikkelden en machtsfactoren
werden die de vroegere conflicten zagen als hefbomen voor hun eigen positie,
zodat uiteindelijk de steden, ook voor de kerk belangrijke partners werden.
Waar in een eerste fase kerkenbouw in de steden nog wel een zaak was van lokale
oudere adel, werd het een zaak van burgers die er zelf de middelen voor
opbrachten. Vooral de gotische bouwontwikkeling kan men verbinden met de
ontwikkeling van de vrije, min of meer autonome steden en met een vorm van
religieus optimisme. Dat optimisme wilde dus inderdaad zoiets als het Vagevuur
opdat er tussen hel en hemel ergens een tussenstop kon bedacht worden, want
voor mensen van vlees en bloed is een optie tussen alles of niets dan weer geen
optie en dus kan men de uitvinding van het vagevuur een stedelijk en een
optimistisch avontuur noemen, dat inging tegen het doomsdaygevoel. De gedachte dus dat alles wat we ondernemen
vergeefs moet heten.
De
gedachte aan hel en verdoemenis die voorheen door de katholieke kerk werd
uitgedragen, de meer Lutheraanse en Calvinistische gedachte dat alleen god
bepalen kan wie gered zal zijn, dat ons handelen niets en de goddelijke genade
alles betekent - maar op wie welvarend is rust net de goddelijke zegen, al mag
men dat ook niet tonen - hebben ook bij ons voor vormen van angstvallig in het
leven staan bevorderd maar zelf behoor ik tot een gelukkige generatie die van
die novenen en donderpreken alleen nog vage echo's heeft gehoord. Overigens, de
Donderbreken, vaak het werk van bevlogen Dominicanen, werden na een biecht
gevolgd door een plechtige misviering en daarop volgde dan enige euforie, dat
men opnieuw kon beginnen - met zondigen.
In
de Islam waar dat denken aan de tijd bij tijd en wijle de kop heeft opgestoken,
onder meer rond de figuur van de zevende imam, die vaak voor chiliastische bewegingen
heeft gezorgd, waarbij vooral het charisma van de pretendent zorgde voor het
succes. In de psyche van mensen, in de voorstellingwereld kan dit grote invloed
uitoefenen, want niet enkel is het zo dat de goeroe spreekt en mensen
luisteren, er moet ook een minimale ontvankelijkheid voor deze bewegingen en
voor die charismatische figuren zijn, maar charisma ligt vaak vooral besloten
in het aanvoelen van het publiek, de achterban.
Voor
de goede orde, ook in het Jodendom kende men figuren die op zeker moment, zoals
in de Poolse en Oekraïensche beleving het geval is geweest van bijzondere
rabbijnen die een vernieuwing beloven, of beter een herstel van de oude waarden
en normen, om toch de straf van god te ontlopen, die altijd gerechtvaardigd is,
maar waarover interpretaties meestal tegenstrijdig blijken.
Wie
dus meent dat wanneer er zich doomsdaygevoelens voordoen en denkt dat men met
het argument van de wetenschap als enige ware richtsnoer die wanen en
voorstellingen van hel en verdoemenis onder controle gebracht kunnen worden,
wens ik veel geluk toe, maar hoe ze ooit succes kunnen boeken, blijft mij een
raadsel. Wel kan men proberen de
oorzaken van dat doomsdaygevoelens, gekoppeld aan een diep besef van
persoonlijke ontoereikendheid en dat ingelepeld wordt door een voortdurend
herhalen van de feilbaarheid van mensen. We zouden hier inderdaad een cynische
bemerking kunnen maken over de alwetendheid van prelaten, rabbijnen en
schriftgeleerden, inclusief imams, de pausen op kop.
Hoe
nu kan men die jongeren die met zo een intens gevoel van zondebesef worden
opgevoed en die niettemin, levend in minder bevoorrechte omstandigheden verloren
lopend in onze steden vaak een loopje nemen met wetten en goddelijke geboden. Men
zou kunnen veronderstellen dat deze jongeren een zondig besef meekregen zoals
in de christelijke middeleeuwen vaak het geval was, waarbij men mensen op hun
uiterlijke gedrag wilde fatsoeneren door hen boete op te leggen, zonder dat er
van een schuldinzicht sprake was. Pas met de ontwikkeling van de biecht konden
biechtvaders mensen persoonlijk gaan sturen en een zondebesef genuanceerder
doch niet minder dwingend inprenten, als dat al niet leidde tot scrupuleus
gedrag, waarbij de minste afwijking al tot zelfbeschuldiging aanleiding gaf
oftewel men ging het gewenste gedrag interioriseren. Te bedenken dat ik als
knaapje vaak moest zoeken naar zonden die ik zou hebben begaan...
Het
gesprek aangaan met jongeren, niet enkel over de ernst van overtredingen, die
hen haram zouden maken, maar ook over de mogelijkheden om via een vorm van
schuldinzicht en bepaalde handelingen, niet zozeer ritueel als praktisch zou
hen kunnen bevrijden van een ondraaglijke schuldgevoel. Dat betekent dat men
ernstig aan het mens- en godsbeeld van die jonge moslims en van hun opvoeders
zal moeten tornen. Wat als dan zou blijken dat voor de imam hun opdracht er
precies in bestaat dat ze zondebesef en schuld moeten bijbrengen en duidelijk
maken dat zingen en dansen haram zouden
zijn, dan wordt dat gesprek moeilijk. Maar hoe beweegt men die opvoeders en hun
pupillen ertoe net dat facet van hun religie af te werpen? Juist, door de
wetenschap, kon men deze week vaak genoeg lezen en jawel, de wetenschap, ook
geschiedkunde en antropologie kunnen helpen, maar het blijft nog altijd zo dat
bijvoorbeeld de discussies in de pedagogie en de sociologie niet altijd tot
eenduidige oplossingen hebben geleid. Ook de vraag over de vrijheid moet
behandeld worden, die zowel van filosofische als van psychologische aard is,
met belangwekkende gevolgen voor het samenleven komen in het vizier, omdat de
angstverbeelding binnen een religie net ook te maken heeft met de angst voor
individuele vrijheid van anderen, in denken en handelen. Kan men dat gesprek redelijkerwijze
aanvatten als men vaststelt dat de neurowetenschappen zouden aantonen dat
vrijheid niet bestaat of kan bestaan, zoals Dick Swaab en Jan Verplaetse, de
Gentse filosoof stellen[i]? Filosofen
als Alicja Gescinska en wetenschappers als Herman Kolk zetten daar een visie
tegenover waarin de mens niet tot de vrijheid gedoemd is (Sartre) maar waarin
mensen mogelijkheden hebben te denken over wat ze wenselijk achten of
redelijkerwijze menen te moeten doen. Ook Stephen Nadler liet zich in zijn
bemoeienissen met Spinoza uit over de betekenis van vrijheid, toen, tijdens de
Zeventiende Eeuw en in onze tijd. Het onderzoek van Erich Fromm, Angst voor de
vrijheid, blijft dan ook best niet onvermeld[ii].
De
hamvraag is dan en blijft: hoe wij jongeren aanspreken en hoe gaan wij met
imams om, die deze jongeren deze angstverbeelding in de maag splitsen. Een
goede oplossing? Wie het weet mag het zeggen, maar het zal ook nodig zijn met
die jongeren over de irrationaliteit van die angst voor onvolkomenheid te
spreken en het belang van het eigen denken bij te brengen. Hoe zou het kunnen
dat een grafdelver een graf of maat klaarmaakt voor een afgestorvene en
vervolgens dat een of andere Djing dan weer dat graf zou kunnen manipuleren op
bevel van zijn bazen, de opperste baas? Het zijn onze rationele opmerkingen
evenwel die op hen in eerste instantie zullen doen volharden in hun
verbeelding. De vraag is dus hoe men mensen tegelijk ons onwelgevallige wanen
laten varen en tegelijk in vrede kunnen blijven leven met mensen die dat wel
geloven, hun familie. Die vrede, zo hoor ik al, is nergens voor nodig en we
kennen de verhalen van dappere lieden die hun familie achter zich lieten en hun
parochie om vrij te gaan leven; mooi van hen en zeer zeker bewonderenswaardig,
want ons viel die zwaarwichtige opdracht te kiezen niet meer te beurt.
Mensen
met de rationaliteit van de natuur confronteren, zonder aan te geven dat we
bijvoorbeeld moeten leven met de onvoorspelbaarheid op het individuele,
particuliere vlak, waarom kinderen een tumor krijgen en oudere mensen een
kanker, vergt al een uitvoeriger gesprek. We gaan dood, daar helpt geen
lievemoederen aan, maar hoe we leven, dat biedt dan weer wel perspectieven en
dat heet dan weer, als het goed is, humanisme.
We
zullen dus de wortels van onze eigen moderniteit moeten onderzoeken, de
tegenspraak tussen Descartes en Spinoza onder ogen zien en begrijpen dat wat
men de ratio noemt, in wezen geen ding is, maar de gedachte aan een denken dat
probeert zich van logische fouten te ontdoen, foute observaties te onderkennen
en misleidende syllogismen te ontmaskeren. Rationeel denken vergt veel van het
mentale vermogen, wat niet wegneemt dat we daar tot op zekere hoogte goed in
geslaagd zijn. Zoals men weet zijn, kan men van wanen spreken als men geen idee
heeft van het feit dat men iets bedenkt
dat met de waarneembare werkelijkheid niets te maken heeft. Doch, omdat men
niet (zeker) kan weten of het wanen betreft, kan men dit het subject pas
duidelijk maken als de waarneembare werkelijkheid hem of haar duidelijk is
geworden.
Omdat
de angstvoorstellingen van verdoemenis in een culturele context aangebracht worden,
omdat velen al vanzelf de neiging hebben het woord van de imam te geloven, zal
ook het overdragen van die voorstellingen niet zo lastig vallen. Je kan er, zo
lijkt het wel, alleen individueel uitkomen, omdat dat religieuze en sociale
omgeving een collectieve verandering slechts langzaam aanvaardt. Bekijkt men de
neergang van de RKK in Vlaanderen, dan kan men denken dat het een à twee
generaties heeft geduurd, maar als men kijkt naar individuele verhalen dan
blijkt dat in de loop van de late negentiende eeuw individuele gelovigen na een
al dan niet lange worsteling de kerkdeuren achter zich dicht gooiden en dan ook
wel moesten merken dat ze alleen buiten stonden. Gelukkig vonden ze wel
tochtgenoten in de steden, want in de dorpen waren zelfs de liberale brouwers
vaak nog vriendelijk genoeg voor mijnheer brouwers. Maar er waren ook mensen
die in diezelfde periode net voor de kerk, de RKK in het bijzonder kozen,
terwijl die min of meer vrijzinnig waren opgevoed. Om maar te zeggen dat die
ontkerkelijking in culturele zin niet zo eenvoudig was en dat het voor personen
een heel karwei was af te stappen van het geloof der vaderen.
Moeten
we dan wanhopen over de geloofsoverdracht vanwege die imams? Hoe breng je
iemand van zijn of geloof af? Of minstens kan men proberen de religieuze
bevlogenheid te temperen tot een meer redelijke aanname van dat geloof en
andere mogelijke, meer beargumenteerde waarheden. Alhoewel, men zal van
gedreven predikers, christen of joods, moslim of vrijzinnig niet zo gauw kunnen
zeggen dat ze de gave van de retoriek niet hebben meegekregen en onder de knie
hebben.
We
staan derhalve voor een dilemma: de tolerantie prediken en vaststellen dat oude
geloofsinhouden, angstvoorstellingen zonder meer worden doorgegeven of de
discussie aangaan, waarbij men in zekere zin minder tolerant zal blijken. Of
beter, men kan uitleggen dat de discussie voeren over geloofsinhouden, c.q. hel
en verdoemenis geen miskenning is van het geloof, wel blijk geeft van een
poging tot open en eerlijk debat, waarbij men de waarde van het leven op aarde
ook de nodige aandacht wil geven en dat al die geinterioriseerde angsten mensen
kunnen beperken in het levensweg. Tolerantie betrachten en het debat aangaan,
moet kunnen, moeilijker wordt het als de tolerantie echt leeg blijkt, omdat men
zelf niet gelooft wat men zegt. Het is erg als mensen moeten leven in een besef
van de eigen volkomen onvolmaaktheid en de onmogelijkheid aan het Laatste
oordeel te ontkomen en dan te moeten ontdekken dat men geen goed verhaal over
de mens weerom krijgt, omdat degene die dat hellegedoe uit het hoofd wil
klappen, zelf ook niet goed weet waarom het leven dat we kregen de moeite waard
zou zijn. Goed, absurd is het wel, omdat er geen nut, geen belang aan kleeft,
maar dat betekent niet dat Albert Camus het niet goed gezien zou hebben dat
juist ons de mogelijkheid laat er een goed leven van te maken. Zin van het
leven? OMG! En toch, met mensen als Camus en Arendt, Richard Sennett en anderen
komt tot het inzicht dat het leven, de tijd tussen geboorte en dood alleen zin
kan hebben als we er iets van maken willen, maar ook als we niet met onze
gedachten 'outretombe' verwijlen.
Men
moet dus, vanuit het oogpunt van een tolerante samenleving geen strijd voeren
tegen obscurantisch geachte geloofsinhouden noch het godsdienstonderwijs willen
afschaffen, maar wel dient men er veel aan bij te dragen dat een humanistische
visie, waarin het ondermaanse wel belang heeft, finaal de enige ruimte is waar
we weet van hebben hoe het is. Ook nadenken over de betekenis van vrijheid en
vrijheden kan helpen, om de donkere gedachten aan hel en verdoemenis, aan
(vrijwillig) martelaarschap te ondervangen. Amor Mundi? Dan toch.
Bart
Haers
[i]
De
stelling over de fundamentele onvrijheid van mensen werd door de pers en de
media vooral wijd verbreid, terwijl de antwoorden van mensen als Herman Kolk in
Vlaanderen nauwelijks enige aandacht kregen. Ook mr. Walter Van Steenbrugge
ging leuren met de kinderversie van "Wij zijn ons brein". Dit gebrek
aan discussie en het onvermogen stellingen tegen elkaar af te wegen irriteert
niet alleen, het gaat ook in tegen de cultuur van Verlichting die men wil
uitstralen.
[ii]
Dit
boek uitgebreid bespreken kan niet binnen dit bestand, maar Fromm afdoen als
een vergane glorie van de soixante-huitard doet aan diens denken en onderzoek
tekort. Erich Fromm, Angst voor vrijheid, uitgeverij Bijleveld 2013.
Reacties
Een reactie posten