Nadenken over macht in een democratie
Reflectie
Woorden van macht
Wie hanteert die (verborgen) macht
La
grande Librairie had het over woorden van macht, waarbij men de campagne van
dit voorjaar voor het presidentsverkiezingen door de mangel haalde. Een mooi
initiatief en het was een mooi troepje dat er zat. Tegelijk ziet men hoe
gezeurd wordt over Obama die ergens een rede zal geven en er 400.000 $ voor
vangt. Het plezier mijnerzijds bestaat erin dat ik mensen zie oordelen, alsof
Obama plots besmet is met de geldzucht. Niemand is er vrij van en men moet echt
niet hypocriet doen. Herman Van Rompuy geeft ook lezingen, vaak voor een
habbekrats of pro deo. Het zit zo dat mensen door Obama te kapitelen denken
iets in de pap te brokken te hebben, maar tegelijk voorbij gaan aan wat de man
bewerkstelligd heeft. Doden via drones? Ach, mijnheer de president, slaap
zacht.
Macht
is in een democratie een taboe, als woord, maar ook als feitelijk gegeven. Men
kan zich achter naamloze instellingen verstoppen om aan te geven dat men geen
andere macht heeft dan die van het ambt. Armand Dedecker, Franstalig politicus
bewees dat men macht kan gebruiken door via sluipwegen een situatie te scheppen
die niemand moet willen, namelijk dat mensen die er bedenkelijke praktijken op
nahouden uit de greep van justitie blijven. Voor een man die wellicht tot de
Francmaçonnerie behoort zeer bedenkelijk, voor een liberaal een vernietigende
handelswijze: hij maakt zichzelf onmogelijk.
Toch
is het goed na te denken over macht, hoeveel macht men instellingen en politici
wil toevertrouwen en waartoe. Media hebben graag de mond vol over gelijkheid,
maar doen er alles aan om van politici bijzondere mensen te maken, bijna Uebermenschen,
wat dan weer lelijk tegenvalt als de aap uit de mouw komt of de kat op de
koord. Politici in een democratie, maar ook in een Franse monarchie rond 1765
of onder Louis Philippe, het zijn net mensen. Toch vervullen ze een
belangwekkende taak, in wezen ervoor zorgen mensen zich veilig voelen en weten
dat de stabiliteit verzekerd is. Er is dus niets geen noodzaak van Change of
verandering, denkt de ouder wordende beschouwer, want als er iets moet gebeuren
in de samenleving dan komt het van u en mij, moeten parlementen zorgen dat de
budgetten ordentelijk de toekomst mogelijk maken, maar het zijn ondernemers en
werknemers, huismoeders en zelfstandigen die het groeicijfer bepalen.
De
vrijheid berust dus bij burgers die op verschillende domeinen hun ding zouden
kunnen doen en dat ook wel willen. Maar die vrijheid wordt niet enkel door de
wet ingeperkt, maar ook door de vraag wat we verdraaglijk vinden van anderen.
Sommige mensen hebben hun innerlijke libertijn versmacht, of doen toch alsof.
Anderen denken dat we de wet moeten inzetten om ongedwongenheid te negeren. Ik
zag nog onlangs in Eeklo een jonge moslima praten, staande met de fiets tussen
de benen en een ouder wordende dame op een trapladder in haar tuin. Het was een
vriendelijk gesprek en waarom niet. Vrijheid, denk ik dan, is niet
spectaculair, maar men kan wel goed leven als men wat minder gedwongen bepaalde
normen wil respecteren. Vrijheid en autonomie gaan goed samen, maar er zit ook
een verwachtingspatroon achter. Tegenover vrijheid staat veel, dat die kan
inperken, maar als we durven op ons oordeelsvermogen te vertrouwen, dan kan men
die hinderpalen ook wel eens slechten. Over verkeersveiligheid gesproken, kan
men vaststellen dat het goed is als mensen stoppen voor een rood licht en weten
dat ze voorrang van rechts best niet zomaar nemen, maar ook niet laten afnemen,
want stoort men achterliggende voertuigen. Snelheidslimieten respecteren is
zeker wenselijk, sterkt het wederzijds vertrouwen, maar een al te strikte
naleving afdwingen kan het vertrouwen in het gezag beperken.
Gelijkheid
nastreven is voor velen een heilige strijd geworden, maar het veronderstelt wel
dat we de ongelijkheid, dat wil zeggen de verschillen tussen mensen, zowel wat
persoonlijkheid als wat omstandigheden aangaat negeren en dat kan zuur opbreken.
Gelijkheid voor de wet mag men niet teniet doen, gelijkheid in het leven
nastreven, ligt anders. Daarmee wil niets tenzij veel goeds gezegd zijn over de
vraag hoe we mensen kansen geven, hoe we hen via scholing en gezondheidszorg
willen helpen. Maar moeten we echt allemaal miljonairs worden? Zou dat de
ultieme roeping wezen? Of is het al niet zo dat onze inkomens vergeleken met
wat mensen in de armere landen kunnen vangen exorbitant lijkt. Men kijkt nu
eenmaal graag omhoog. En toch, men veracht, verkettert het kapitalisme, terwijl
in dat systeem, ons systeem het initiatief vrij is en mensen daar gebruik van
maken. Lukken doet het niet altijd, maar het blijkt wel te zorgen voor
omstandigheden waarin mensen zich wel kunnen bevinden. Gelijkheid verdient onze
aandacht, maar net als men aan de verwerkelijking van positieve rechten gaat
werken, merkt men dat gelijkheid juist op de helling zet, ten goede van mensen
die er hun voordeel mee kunnen doen.
Dan
is er de broederschap, het vergeten broedsel van de revolutie en van vele
bewegingen. Broederschap blijft altijd weer onbesproken, net omdat het aan
macht ontsnapt en tegelijk toelaat dat mensen zich niet volkomen eenzaam
voelen. Broederschap biedt niet enkel de garantie op solidariteit en op
aanvaarding, maar het laat ook toe dat mensen elkaar gaan manen het anders te
doen, beter te doen. Broederschap waarmaken met wildvreemden is wellicht een
van de moeilijkste opdrachten die we elkaar kunnen opleggen. Het kan dan ook
alleen vanuit onszelf komen en ertoe oproepen is al een hele oefening. Toch kan
een anonieme samenleving niet zonder een notie als broederschap, al zal niemand
anderen er zomaar toe bewegen.
Het
begon goed, denk ik, toen ik Boris Cyrulnik zag zitten en daarnaast mensen als
Philippe Claudel en de heer Boucheron, die ik al eens zag passeren, zorgden
voor een goed gesprek over wat macht betekent, maar we blijven, sinds Foucault
zitten met een eenduidige lezing, al ligt dat mijns inziens niet aan de Franse
filosoof, net omdat zijn onderzoek en genealogische enquêtes naar wat macht,
woorden, discipline betekenen in de loop van jarenlange academische
bemoeienissen tot stand zijn gekomen. De latere Foucault heeft zowel in
"Histoire de la sexualité" als in zijn laatste college voor het
Collège de France, toen hij over "Waarheid spreken" nadacht, niet
zozeer zijn oudere, zeer geëngageerde werk gecorrigeerd als nieuwe horizonten
verkend. In "Waarheid spreken" zoals ik de titel nu even vertaal,
betoogt Michel Foucault nu eenmaal dat waarheid spreken als het er niet toe
doet, als er niets op het spel staat wel van belang is, maar dat het pas een
zaak van belang wordt als men dreigt te worden afgestraft voor het feit dat men
de waarheid durft te zeggen. In een democratie, kregen velen met mij de indruk
dat het er niet echt toe doet.
Zowel
tijdens de campagne voor de Brexit, de campagne van Donald J. Trump en de
Franse Presidentsverkiezingen heeft de waarheid voor velen geen affectieve,
laat staan een intellectuele betekenis. Men mag alles zeggen, net omdat men
alle middelen mag inzetten om een doel, de Brexit, het presidentschap te
bereiken. De waarheid krijgt dan toch een betekenis. Echter, wie naar Podemos
kijkt of op de radio hoort dat het Vlaamse jeugdparlement gaat debatteren over
bezit, dan wordt het allemaal wel wat lastig, want wie bezit afwijst, kan zich
wel utopisch euforisch voelen, maar zal zichzelf over een tiental jaar
misschien afvragen hoe hij of zij dat heeft kunnen zeggen. Nog geen tien jaar
geleden hoorde ik leerlingen van die leeftijd in Brugge vertellen dat ze een
studentenjob doen om een spaarpot aan te leggen. En wie al eens doorheen Peru
of Equador wil trekken, zal er ook wel een nodig hebben, een spaarpot en dus
wat bezit.
Men
meent nu, op de 199ste verjaardag van Karel Marx dat bezit diefstal is, maar
geniet thuis van het bezit van de lieve ouders. Dat jongeren dat niet
onmiddellijk zelf beseffen, kan ik nog begrijpen, maar het zou toch wel zalig
confronterend zijn als zo een jongere die vraag krijgt voorgeworpen: wat doe je
met het bezit dat je als kind meekrijgt, doorheen de opvoeding, de jaren op
school, in de academie of op de sportclub? Denk aan de woorden uit de schrift,
over hoe de zoon van een rijke handelaar vraagt hoe hij het rijk gods kan
betreden. Het antwoord: door alles met anderen te delen. Franciscus van Assisi
vond dat een schitterend antwoord, waar we tot vandaag met bewondering over lijken
na te denken, terwijl we hem, het prototype van de bedelmonnik maar een
verliezer vinden. Zijn orde evenwel wist behoorlijk veel macht in de kerk en in
de samenleving te verwerven.
We
spreken vaker woorden van macht dan we denken en tegelijk, we krijgen ook meer
bevelen en wensen te verstouwen dan we ons onmiddellijk voor de geest weten te
halen. Macht onzichtbaar maken, lijkt me voor een democratie fataal, want dan
kan men niemand meer ter verantwoording roepen. Nu, moet men dan uren zeuren
over de vraag of een minister van Buitenlandse Zaken de onverwachte verkiezing
in een belangrijke commissie van de VN - op vraag van de VS met een negatieve
opzet -, namelijk de commissie vrouwenrechten, van een land dat apert geen
rechten voor vrouwen, dat wil zeggen autonomie heeft voorzien, al zegt de Koran
ook dat men vrouwen niet enkel moet respecteren, maar zelfs behoorlijk wat
zelfstandigheid moet toekennen.
We
verketteren overigens de Islam omwille van culturele afleidingen van wat de
Islam mensen aanmaant te geloven en te doen. Ik denk niet dat ik mij zou kunnen
onderwerpen aan die godsdienst, maar ik weet niet hoe ik zou leven in Granada
rond 1475. Het zou afhangen van mijn positie in de samenleving, van mijn
geslacht ook, want wie zegt dat ik in die tijd en plaats als man zou hebben
mogen leven? We leven met onze omstandigheden en wie we zijn in een bepaald nu
en hebben daarover na te denken. Zich proberen te verbeelden een Moesjik ten tijde
van de Napoleontische veldtocht tegen Rusland te zijn, het blijft een verhaal
dat je moeilijk kan brengen. Of een koelak ten tijde van Stalin...
Woorden
van macht, we moeten ze kennen en herkennen... wat in de media zelden aan de
orde komt, omdat men precies niet zo ver komt in de analyse. Kritisch denken is
van belang, denk ik, maar wat houdt het in? Nadenken over macht en over het
eigen oordeel is al een mooi begin. Natuurlijk moeten we nagaan of een bewering
die iemand maakt wel klopt, maar soms gaat het niet over de letterlijke
uitspraak, want hoe vaak hanteren we geen metaforen om ons punt uit te spellen?
Echter, als we goed kijken naar wat Donald J. Trump vertelt, dan valt op hoe
hij de taal anders gebruikt dan de meeste politici. Zoals in La Grande
Librairie te horen viel, het Victor Klemperer dat in "De taal van het
Derde Rijk" goed onderzocht, omdat het hem zo dicht op het lijf kwam en
omdat hij niets anders meer te doen had. Trump hanteert zijn taal op een
vergelijkbare manier en komt dan ook uit bij de overdrijving en de hyperbool,
maar over werkelijke (soevereine) macht beschikt hij niet.
Politici
als Jean-Luc Dehaene hebben wel eens gezegd dat een democratie een fragiel iets
is, maar de constructie is steviger dan men graag aanneemt. Het hangt in een
democratie niet alleen af van de machthebbers, want ook van burgers. In Polen
en Hongarije groeit het ongenoegen, in Venezuela ligt het op straat en houden
mensen zich niet meer in, hebben er zelfs hun leven voor over om de boel te
redden. In West-Europa hebben wij met dergelijke omstandigheden al in tijden
geen ervaring meer mee en zouden er ons in eerste instantie geen blijf mee
weten. Toch zeggen politici en journalisten, het commentariaat inbegrepen graag
dat mensen sterke mannen aan de macht willen, maar spellen ze Manu Macron de
les als hij in een Parijse bistro de verkiezingsavond met magen en vrienden
doorbrengt. Ze spellen Obama de les omdat hij 400.000 $ vangt - tweemaal
vooralsnog - voor het geven van lezingen, alsof zij niet weten dat er clubs
zijn waar de kostprijs van de redenaar in direct verband staat met hun eigen
welbevinden. Wat er te zeggen valt, doet er niet toe. Maar zal Obama zich lenen
tot small talk? Wie het weet mag het zeggen.
Het
snelle oordeel over mensen en hun handelingen in de media blijken vaak woorden
van macht, zonder dat grondig bekeken wordt hoe de vork aan de steel zit. Men
oordeelt zonder argumenten van belang mee te geven en noemt kleine mensen
onbelangrijk, terwijl om de haverklap politiek correcte inzichten worden gedeeld,
die slechts een vorm van fatsoen aan de orde stelt, namelijk dat we mensen niet
voor minderwaardig mogen houden om redenen van ras, geloof, geslacht en wat al
niet meer. Gelijkheid nastreven zonder emancipatorische inzet leidt er niet toe
dat mensen kunnen worden wie we zijn.
Woorden
met macht dient men met omzichtigheid te hanteren, vooral omdat het vaak niet
absoluut noodzakelijk is die te hanteren. In bureaucratieën nemen vormen van macht het wel
eens over van de goede werking van organisaties en instituties. Mensen krijgen
gezag over anderen en menen objectieve maatstaven te hanteren. Net omdat macht
zich - zoals men dat vroeger van de duivel zo voorstelde - zich in meerdere
vormen kan verhullen, loopt men het risico er blind voor te blijven als die
zich in de verwachte of gewenste gedaante voordoet.
Opzienbarender
nog is het tot de bevinding te komen dat we over de zegeningen die ons te beurt
vallen heen kijken, omdat we denken dat er niet genoeg gelijkheid zou wezen of
omdat instellingen niet geheel naar behoren zouden werken, zonder dat men van
diepgaand falen kan spreken. Kritiek kan niet zonder het afwegen van wat goed
en wenselijk is, van wat we als nuttig en weldadig kunnen waarderen. Woorden
van macht uitspreken, als men niet begrijpt dat er veel goeds gerealiseerd is
en dat niet alles op het spel staat, kan desastreuze gevolgen hebben, voor de
samenleving en voor individuen. Bedenken we dat Chantal Mouffe en Carl Schmitt
al tot de bevinding kwamen dat wie macht heeft en doet alsof dit niet het geval
is, zo wel degelijk onevenredig grote invloed kan uitoefenen. Het doen alsof
men niets te zeggen heeft, kan mensen in de verleiding brengen die persoon over
het hoofd te zien. Wie doet alsof hij of zij macht heeft maar nog geen deur kan
doen opengaan.. juist, doet maar alsof.
De
betekenis van woorden, denk ik, mag ons niet ontgaan, zeker niet als het erom
gaat de inrichting van onze samenleving en de werking ervan onder ogen te zien.
Dat er ook in een democratie sprake is van macht, zou men toch eens goed mogen
uitleggen, want hoe kan men de macht opnieuw inperken, als men er geen benul
van heeft waar die zit. Dagelijks nieuws volgen kan interessant zijn, maar het
biedt weinig meer dan informatie en vooral niet altijd vruchtbare bodem voor
reflectie. Wat we willen van de samenleving en hoe we de samenleving willen?
Heeft dat niet ook te maken met goed vertrouwen, met verschil en betrokkenheid?
Dat zijn nu net geen machtswoorden, al kan men ze wel in een machtsbetoog
meesmokkelen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten