Hoe autonoom is diversiteitsambtenaar
Dezer
dagen
Primaat van de politiek
Onafhankelijkheid van de ambtenaar
Wat
is dat, een onafhankelijk ambtenaar, die zich met discriminatie en vooral de
voorkoming ervan moet inlaten? Welke maatstaven hanteert men als het over
diversiteit gaat bij het ambtenarenkorps? De minister zou hem of haar niets
mogen zeggen laat staan in de weg leggen. Er zijn verdragrechterlijk instellingen
ontstaan die het beleid moeten controleren zonder dat de politiek daar iets
over te zeggen zou hebben. Klopt dat wel, kan het wel dat politici mensen geen
rekenschap mogen vragen?
Ambtenaren?
Zij zijn de wissel tussen de politiek en de samenleving en hoewel men hen vaak
bekrompen wil noemen of erger, ze oefenen in de samenleving al sinds de tijden
van Nebukadnezar, sinds er organisatievormen van steden en staten bestaan die
het lokale en kleinschalige overschrijden de macht bij delegatie uit. Er is in
de huidige politieke wetenschappen, als we naar onze (Vlaamse) experten
luisteren weinig aandacht voor de verantwoordelijkheid en
verantwoordelijkheidszin van ambtenaren en hun rol in het politieke bedrijf.
Beleidsvoorbereidend werk? Wie goed toekijkt merkt dat politici niet kunnen
zonder de inbreng van ambtenaren die de mogelijkheden op het wettelijke vlak en
op het niveau van de haalbaarheid, de werkdadigheid en dus zouden politieke
wetenschappers dit ook grondig moeten onderzoeken. Kan men een beleidsniveau
bedenken waar er geen politieke assemblee en geen uitvoerende politici actief
zijn om de ambtenaren aan te sturen en verantwoordelijkheid te dragen voor de
fouten, als die in het volle licht komen te staan? Maar krijgt dat apparaat
ooit een bloemetje, afgezien van hulpdienst bij rampen en aanslagen?
Politici,
ministers vooral vinden dat ambtenaren moeten doen wat zij hen opdragen en
willen niet te veel discretionaire bevoegdheid geven aan de ambtenaren. Toch
zagen we de afgelopen decennia gezien dat politici ambtenaren op sommige
terreinen meer autonomie gaven, om ongewenste inmenging door politici te
bemoeilijken. Daar werd of wordt de onafhankelijkheid van de ambtenaar in hoge
mate gerealiseerd waar politici vinden dat het gevaar voor allerlei ongewenste
vormen van beïnvloeding het grootst is. Er zijn ook specifieke ambten, zoals
dat van de ombudsman, dat de kwaliteit van de werking van de overheid moet
controleren en klachten van burgers onderzoeken en eventueel bemiddelen, waar
onafhankelijkheid een basisvereiste is. Een ombudsman moet de werking van een
minister tegen het licht kunnen houden zonder daarvoor de rekening te betalen.
Francis
Fukuyama heeft in zijn imponerende synthese "The origins of our political
order" twee punten centraal gezet: de groei van samenlevingen tot een
niveau waar anonimiteit elke vorm van direct contact tussen een vorst,
president... en al zijn burgers onmogelijk is, terwijl aan het begin van de
geschiedenis van de mensheid we met kleine verwantschapsgroepen te maken
hadden. Toen de landbouw een betere garantie voor overleven bleek dan het
jagen, vissen en verzamelen van vruchten en bessen, kruiden ook ontstonden
grotere gemeenschappen en naarmate de gemeenschappen groeiden ging de
verwantschapsgroep op in grotere gehelen, tot in de Polis en de grote rijken de
grote aantallen leidden tot anoniem onderdaanschap en later dito burgerschap.
In de mate dat organisaties groter werden kon ook een vorst steeds minder
persoonlijk alles regelen. Ambtenaren werden dus steeds belangrijker om alle
gestelde doelen te bereiken. Alleen als die ambtenaren autonoom van de
politieke machten de wetgeving zonder onderscheid des persoons toe te passen,
kan men er van verzekerd zijn dat de gelijkheid van burgers voor de wet
gegarandeerd kan worden. Natuurlijk blijven de ministers verantwoordelijk
tegenover de assemblee van verkozenen over het werk van de ambtenaren...
Het
meest opvallend aan de evolutie van de Europese en Amerikaanse politieke
cultuur is dat de rol van de leider, de president in de VS, regeringsleiders
steeds groter werd terwijl hun invloed op de besluitvorming steeds lastiger aan
te tonen viel. Maar precies in anonieme samenlevingen is het gezicht van de
macht belangrijk en daarop hebben politici hun acties weten te richten. Wat men
deed was zorgen dat men een gezicht werd dat betrouwbaar wordt geacht. Zonder
de media kan dit niet, maar aangezien de media voor vele burgers aantoonbaar
besmet werden met partijbelang - nadat oude structuren (in Vlaanderen en
Nederland bekend als verzuiling) in elkaar waren gestort - bleken de kranten en
omroepen steeds meer commercieel nut te vinden in het afschieten van politici
omwille van zogenaamd immoreel gedrag, terwijl matige beleidvoering doorgaans
ongemerkt voorbij is gegaan.
Het
primaat van de politiek? Het is geen nieuwe toverterm want het is de basis zelf
van de representatieve democratie dat niemand afdwingbare wetten mag maken en
afkondigen dan de verkozen assemblee. De macht is vaak verschoven naar de
uitvoerende macht en het parlement gedraagt zich wel eens als een stemmachine,
omdat men geen meerderheid teloor wil laten gaan, maar waar de
verkiezingsresultaten tot rond 1991 vrij voorspelbaar waren en de kiezers vrij
stabiel hun stem uitbrachten was dat in België en zeker Vlaanderen vanaf 1991
niet meer het geval. Ook Nederlandse politici kregen af te rekenen met min of
meer onvoorspelbare resultaten en dat ligt niet enkel aan het gevoerde beleid,
maar aan het beeld dat mensen zich hebben gevormd van het beleid. Hoewel we
tussen 2008 en 2010, 2011 met nogal wankele situaties te maken hadden en sommige
pensioenfondsen hun uitkeringen verlaagden omdat men op de belegde sommen
minder return boekte, diende men het eigen vermogen te borgen en dus wat minder
uit te keren. Toch kan men niet zeggen dat het systeem voor zover we het konden
weten echt heeft gewankeld, onder meer dankzij de bankiers in Frankfurt en hoge
ambtenaren, zeker ook dankzij de verantwoordelijke politici, ook in de
parlementen. Maar zelfs een lange periode van lopende zaken, zonder een
ingezworen regering, zorgde in dit land niet voor chaos, wat men in het
buitenland wel had verwacht.
Voor
politici moet het lastig zijn impliciet te erkennen dat er ambtenaren zijn waar
ze niets over te zeggen hebben, omdat die een grote onafhankelijkheid van node
hebben. Intussen boeken al eens externe experten als Alexander D'hooghe succes
in onmogelijke situaties waar burgeractivisten en overheden elkaar in een
wurggreep houden en er geen beleid meer mogelijk is. Ook een oudgediende uit
het middenveld, de gewezen voorzitter van de Boerenbond, Piet Vantemsche en
betrokken geweest bij zowel de Dioxinekwestie als kabinetchef en ook als
zelfstandig adviseur, wist een heet hangijzer uit het vuur te halen, de kwestie
van het verbod op onverdoofd slachten, waarbij de vrijheid van religie
tegenover de gevoeligheden van een moderne samenleving in het geding zijn. Hij
was de grote baas van het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid en deze
bevoegd voor de controle op landbouwbedrijven/veeteeltbedrijven en op de
verwerkende industrie, om een herhaling te verhinderen van de dioxinecrisis,
waar zijn minister, Karel Pinxten zich geen raad mee had geweten en dat naar
mijn aanvoelen in de media harder dan nodig is opgeklopt geworden. Ook de
ambtenaren van het FAVV, het Voedselagentschap, zijn in principe onafhankelijk,
zeker als hun minister ook bevoegd is voor landbouw.
Het
is daarom dat ik wel vragen heb bij de discussie over de rol van een
diversiteitsambtenaar. Ook op dit terrein, de diversiteit van de ambtenaren bij
de Vlaamse overheid verzekeren kan men stellen dat die ambtenaar liefst niet
teveel het oor moet laten hangen naar wat de minister wil. Maar beide partijen,
de minister en de diversiteitsambtenaar moeten beleid dat kamerbreed gedragen
wordt uitvoering geven. Dat beleid is via resoluties tot stand gekomen en de
ministers ter zake bevoegd proberen er meer dan lippendienst aan te bewijzen.
Alleen is het niet altijd mogelijk gelijkwaardige kandidaten te vinden voor
jobs in het hogere kader van de overheid. Overigens, eerlang zal het aantal
vrouwelijke alumni van hogescholen en universiteiten dat van de mannen
overstijgen en dan zal het zoeken worden naar ... mannen. De
diversiteitsambtenaar moet dus ertoe bijdragen dat het ambtenarenapparaat een
zo goed mogelijke weerspiegeling vormt van de samenleving. Die idee is zeker
lovenswaardig, al vrees ik dat men het vooral als een noodzaak wil voorstellen
en daarover valt dan weer niet van gedachten te wisselen, zodat de politiek
moet toegeven dat zij ofwel de kwestie in handen van een autonoom en
gevolmachtigd ambtenaar heeft toebedeeld, ofwel moet de ambtenaar inderdaad
werken met en vooral voor de minister.
Men
zal altijd wel ondervinden dat ambtenaren zich naast de politiek willen zetten
en politici zullen dan terecht het primaat van de politiek inroepen om zelf de
nodige besluitvaardigheid en dadendrang aan de dag te leggen. Of we op termijn
nog wel een beleid zullen hebben, bijvoorbeeld inzake voedselveiligheid of
diversiteit dat in de Kamer ter bespreking kan komen, blijft nog maar de vraag.
Politici, zeker aan de top voelen zowel een verpletterende verantwoordelijkheid
als een even groot besef van onvermogen alles onder controle te houden en dat
mag vooral niet blijken, want de oppositie zou er wel eens garen van kunnen
spinnen. Maar nu we in Frankrijk te maken hebben met een ernstige mogelijkheid
dat een zeer engnationalistische politica president kan worden, is gebleken,
blijkt dat politici niet altijd alles in handen hebben, wel integendeel.
Natuurlijk is er de Europese Unie, met het gemeenschappelijk beleid en met een
Europees parlement, maar regeringen kunnen niet voortdurend de collegae van de
lidstaten frustreren door bij herhaling besluiten af te wijzen. Ook is er de
bestaande wetgeving in eigen land en kan men op de jurisprudentie wijzen. Dat
bestond ook allemaal in de tijd van Vichy en zeker in de Republiek van Weimar,
zal men zeggen. Maar de Weimarer politiek was verzwakt door de verdragen van
Versailles en door de economische gevolgen daarvan. In 1947-1949 zou blijken
hoe snel de burgers opnieuw in het normale beste gingen geloven en dat bleek
ook na 1991, al konden de oud-communisten wel op enige trouw van hun kiezers
rekenen.
Een
stabiel bestuur is zeker wenselijk, met autonome ambtenaren, maar politici
dienen wel, als verantwoordelijk tegenover de kiezers/burgers het laatste woord
te hebben. Anders dreigt men in technocratische toestanden te belanden en op
termijn is het ook niet zeker dat dit geen andere kwalen zal meebrengen. Een
land besturen is meer dan hoog op het schild gehesen toekijken hoe de anderen
aanmodderen. Ambtenaren zijn voor uitvoerende politici de handen, ogen en oren
voor wat er in de samenleving gaande is, want die is anoniem en mensen kunnen niet altijd met concrete
dossiers naar politici, sinds het dienstbetoon in een kwaad daglicht is komen
te staan en dat is maar goed ook. Diensten, zoals die van financiën zijn
doorgaans toegankelijk en bereid vakkundig advies te geven.
Het
blijkt dus van belang te begrijpen dat de rol van ambtenaren in het
maatschappelijk functioneren van groot belang zijn en dat zij altijd weer
moeten weten dat het volgen van de wetgeving primordiaal is, opdat de overheid
het vertrouwen van burgers niet verliest. Maar de autonomie van ambtenaren
bestaat er niet in dat zij wetten zouden maken of een staat binnen de staat
vormen. Er zijn voorbeelden van en daarom moet men de werking van autonome
ambtenaren hoe dan ook blijven controleren, door de politieke vergadering die
hen aanstelt en ontslaat. Alleen dan kan men de minister laten verstaan dat
deze niet over de aanstelling gaat. Anders ontstaat dubbelzinnigheid.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten