Ilusieloze zekerheid
Reflectie
Biologie, theologie, politiek
Alles wat het geval is
Aan
de ene kant discussies over hoe we ongewenste zwangerschappen vermijden kunnen
- een zaak die vooral vrouwen aan het hart gaat, helaas ontkomen wij mannen er
vanzelf aan en poetsen we wel eens de plaat -; aan de andere kant de dure
behandelingen om toch zwanger te worden, met alle belastende behandelingen en
handelingen die erbij horen. Ook zijn er die de theologische faculteiten aan
universiteiten willen sluiten, terwijl anderen niet zonder grond menen dat ook
in een seculiere samenleving reflectie over god en zijn geboden wel zinvol kan
zijn. Maar het moeilijkste valt het nog uit te leggen waarom politici zich
graag laten voorstaan op hun kunnen en vervolgens moeten toegeven dat ze veel
niet in de hand hebben.
Waar
het om gaat, zoals Ignaas Devisch schrijft in een reactie in De Standaard over
de plaats van theologie aan de universiteit, dat men op de gemakkelijk te
beantwoorden en werkelijk meetbare grootheden al een hoop weet, maar dat
hetgeen dat aan het meten ontsnapt en wellicht nooit een antwoord zal geven omdat
het niet eenduidig te bevroeden valt, wat velen onder ons wel drijven moet naar
de illusoire zekerheden die een gereveleerde godsdienst of positivistische
wetenschapsbenadering kunnen bieden. De zekerheid van een beperkt inzicht
verkiezend boven de onzekerheid en verlokkingen van de oeverloze wereld, van
een mystieke orde, zonder dat er per se sprake moet zijn van een god, maakt die
mensen vanzelf onverdraagzaam. Ook zal men de machtsaanspraak van zo een
beperkende visie niet uit het oog verliezen, want met die zekerheid, zoals de
new born christians en andere conservatief geheten religieuze bewegingen in
Amerika die hanteren, houden zij vaak zichzelf voor het lapje en maken het
andere moeilijk of onmogelijk om hun leven naar eigen inzicht in te richten.
Het
geval wil dat we inderdaad wetenschappelijke bevindingen ter beschikking hebben
die ons toelaten veel over de wereld en onszelf aan de weet te komen, dat ook
wel eens de indruk ons helder voor ogen staat dat die kennis in marmer gekapt
is en onbetwistbaar mag heten. Maar recent werd de hypothese geformuleerd dat
voor astrofysica maar misschien ook voor deeltjesfysica de zwaartekracht een
overbodige verklaring of beter grootheid zou wezen. Vooralsnog kan men aan de
andere kant de aanwending van dat inzicht niet onderschatten, want aan de hand
van de kennis van de zwaartekracht kon men ook de technologie vooruit helpen en
kon men vliegtuigen laten vliegen. Maar men kan dan ook bedenken dat in het
Westen de stap van zuivere wetenschappelijke kennis naar praktische toepassingen
werd gezet op een manier die men niet vroeger in de geschiedenis, bij de oude
Grieken, die ook wel ver vooruit gegaan waren, denken we maar aan Archimedes; aan de andere kant was het zo dat bijvoorbeeld
gedurende eeuwen de inzichten van Galenus en Ptolemaeus, respectievelijk over
het menselijke lichaam en over het heelal, als onweerlegbaar werden beschouwd,
waarbij mensen die eraan durfden te tornen voor ketters werden gehouden. Men had
immers op basis van die inzichten een inzicht over mens en wereld bedacht,
waardoor het tornen aan die kennis - waarvan men de oorsprong niet geheel kende
- een bedreiging vormde voor de bestaande orde. Toch heeft men van de inzichten
van Vesalius, van Copernicus en zovele anderen gebruik gemaakt, al bleef er
vervolgens nog veel in te vullen.
Aan
het begin van de XXste eeuw bedachten wetenschappers dat men wel eens aan het
einde van de weg gekomen zou zijn, waarbij het mij niet geheel duidelijk was of
men dacht dat de mogelijkheden uitgeput waren dan wel of men met de
verworvenheden best wel verder zou kunnen zonder nog nieuwe kennis te zoeken.
Of die visie door Jules Henri Poincaré werd gedaan is me niet geheel duidelijk,
maar tegen het einde van de eeuw waren de nieuwe verworvenheden niet meer bij
te houden en werden tegelijk dankzij nieuwe apparatuur, die getuigde van
precisie en gedurfdheid om de achtergrondstraling te detecteren, om
zwaartekrachtgolven te meten en het CERN kreeg een nieuwe meetstructuur om op het
vlak van de elementaire deeltjes een en ander verder uit te zoeken. Met succes,
zo bleek want een van de deeltjes uit het Standaardmodel werd voor het eerst
geobserveerd en die observatie werd bevestigd, zodat men van een bevestiging
van dat standaardmodel kan spreken. Het Higgs-deeltje dat materie massa zou
geven bleek opeens niet enkel een theoretisch gegeven. Al kregen we alleen maar
een foto van een collusie te zien dat dit deeltje zou weergeven. Het kan
evenwel ook niet anders, valt te vrezen.
De
wetenschappelijke nieuwtjes bereiken ons wel, maar het is blijkbaar moeilijk er
de relevantie van te onderkennen en niet zelden merkt men vanuit religieuze
hoek een steeds luider afwijzen van de basismodellen waarmee we naar het
universum maar ook naar het leven kijken. De afwerende houding is in sommige
religieuze kringen overigens heviger terwijl andere pogen op voet van
verstandhouding met de wetenschappers te spreken. Maar soms worden zaken als wetenschappelijk
gevalideerd voorgesteld, terwijl de discussie nog volkomen onbeslist is. Nemen
we de voorstelling van breinwetenschappers als Dick Swaab, waarbij het brein
plots weer in het cartesiaanse theater wordt geplaatst, waarbij lichaam,
materie en het functioneren gescheiden zou zijn van het brein als de plaats
waar alles bedisseld wordt. Bert Keizer beschreef het brein als een orgaan dat
volledig ingebed is in het lichaam en verbonden met de buitenwereld. Toch werd
dat vooralsnog geen bestseller, hoewel het inzicht in wezen intellectueel meer
bevredigend is en evengoed uit wetenschappelijke vaststellingen volgt.
Hetzelfde
zou wel eens kunnen opgaan voor de evolutionaire psychologie die claimt het
menselijke gedrag te kunnen herleiden tot de bedrading van het brein van onze
voorgangers in de stamboom van het leven en dan vooral het deel waarin de
australopitheci, maar ook de homo erectus en neanderthaler. Susan Neiman legt
geduldig uit dat deze benadering enigszins rammelt en het een poging is een
bepaalde type handelen als norm voor te stellen. Concreet weigeren onder meer
de evolutionair psychologen dat altruïsme zou kunnen bestaan, dat zelfs de
meest nobele daad van zelfopoffering altijd nog het eigen ik moet dienen. Susan
Neiman meent dat afgezien van de feiten - wat we weten over menselijk handelen
- de visie getuigt van een wel zeer eenzijdige benadering. Overigens bestaat de
discussie of mensen tot iets anders dan egoïsme in staat zouden zijn al veel
ouder dan de wetenschap die we als evolutionaire psychologie kennen maar altijd
gaat het over een mensbeeld dat de toets der kritiek niet helemaal verdraagt.
Er
schuilt in het wetenschappelijk denken, zowel in de exacte wetenschappen als in
wat men vroeger terecht geesteswetenschappen noemde een aanzet tot ideologische
verleiding zodat ook het machtsdenken nooit veraf blijkt te zijn, waarbij de
bestaande denkwijzen en hun vertegenwoordigers zich maar moeilijk laten
verdringen, tenzij door stevige argumenten. De ontwikkeling van de
wetenschappen en het bedrijven van wetenschappen in totalitaire staten liet
zien dat men zich wel eens probeer te ontrekken aan de normen en de regels maar
er nooit helemaal aan onttrekt. Overigens werden in zowel Nazi-Duitsland als in
de Sovjet-Unie de wetenschappen, ook bijvoorbeeld de taalwetenschappen vaak in
een functionele zin benaderd; in diezelfde tijd zien we dan hoe Victor Klemperer
zijn taalkundige inzichten toepassen op de taal van het derde rijk, waarmee hij
de verschraling van de taal onder het nieuwe regime laat zien. Ook het gebruik
van hyperbolen.... Maar ook in het Westen zien we de afgelopen jaren dat de
academische vrijheid niet ongeschonden uit de mallen van de meritocratische
opvattingen en de neoliberale visie op mens en wereld is gekomen. De
academische vrijheid werd al vaker bedreigd, ook al door nalatigheid en
plichtsverzuim, maar veel vaker door ideologische modes die het denken zelf op de
helling hebben gezet.
Als
men het over biologie heeft, of, zoals deze week uitgebreid aan de orde was, de
mogelijkheden van ivf en andere fertiliteitstechnieken, dan blijkt men te
moeten vaststellen dat vrouwen niet zoveel zouden weten over hun eigen
fertiliteit en dus over hoe men de bevruchting desgewenst kan bevorderen of
tegengaan. Romeinse vrouwen zouden geweten hebben dat seks na de menstruatie
minder risico op zwangerschap meebracht dan seks net voor de eisprong. Die
biologie bleek wel degelijk vrij algemeen verspreid, maar van zodra de politiek
vond dat men de rijkdom van het land kon doen toenemen door meer kinderen te
laten verwekken - en liefst ook goed te verzorgen - kon men een beleid gaan
voeren dat de vruchtbaarheid bevorderde, maar van zodra vrouwen autonomer
werden, gingen die op zoek naar middelen om dat wat in te tomen. Dr. Alette
Jacobs heeft overigens aangetoond dat gezinnen met minder kinderen evengoed
voor een stevige bevolkingsgroei konden zorgen.
Ons
handelen gaat uit van wensen en verlangens die niet vast liggen en die
evolueren in de tijd. Ook wat wenselijk is of net niet het welbevinden
bevorderend ligt niet vast. Lange tijd hebben theologen de neiging niet kunnen
weerstaan de leer van de kerk als norm te nemen, waarbij men vooral in de tijd
van de antimodernisteneed weigerde bepaalde inzichten in overweging te nemen.
Het kan dan ook niet moeilijk te bevatten blijken dat opgeleide priesters en
theologen al voor Vaticanum II de kap over de haag gooiden, zoals men dat
uitdrukte. Ludwig Heyde had zo zijn redenen om de soutane af te leggen en het
volle leven in te stappen. In Nijmegen werd hij vervolgens prof Filosofie, maar
ja Nijmegen behield lang de naam een katholieke universiteit te zijn, al kan
men er even goed de geest van Mei '68 bespeuren. In het algemeen denk ik dat
men die tijd dezer dagen al goeddeels vergeten is, wat het optreden van de
nieuwe missionaris van het antitheïsme Maarten Boudry kan verklaren.
Deze
gaat uit van de idee dat de wetenschap alle licht op deze duistere wereld kan
werpen, maar dat het dan wel alleen om wetenschappen kan gaan die op exactheid
en feiten gebaseerd is. Gods bestaan kan niemand bewijzen en daar zijn talloze
mensen voor terecht gesteld. Maar het niet bestaan van God aantonen valt ook niet mee. Het zou dus wel
eens kunnen dat wie hard tegen de kerk van leer trekt ook meteen de humaniora
over boord zou kunnen zetten. Boudry toonde ook aan dat Freud in cirkels dacht
maar gaf daarbij vooral blijk van grote ijver om het onwetenschappelijke in het
denken van Freud bloot te leggen. Er valt wel iets aan te merken op de
psychoanalyse, maar in de periode waarin Freud aan zijn werk begon om de
menselijke ziel beter te doorgronden, stond de wetenschap nog niet zo ver en
was behandeling van geesteszieken noch therapeutisch noch farmaceutisch
gegrondvest. Mensen verbleven vaak een half leven in een "zotheid" en
dus een gekkenhuis. Freud dan afschilderen als een charlatan met de kennis
achteraf, geeft vooral blijk van een weinig ontwikkeld gevoel voor historische
ontwikkelingen.
In
dat alles zou men een beetje peper moeten steken, want men kan van alles zeggen
tegen de kerk als instituut, tegen de rol van pastoors en leden van de hogere
hiërarchieën, aartsbisschoppen, kardinalen, maar tegelijk merkt men, als men de
situatie goed bekijkt dat sommige van die mensen al hun energie staken in het
machtsbehoud en het blijvend versterken van de kerk als baken, maar waarbij ze
er geleidelijk de inhoud uit hebben gelepeld. Aan de andere kant had je mensen
die probeerden eerlijk en fair in het leven te staan en te betrachten iets te
betekenen voor hun medemensen, parochianen. In ons beeld is vooral de eerste
soort sterk gegrift en dat heeft niet enkel met de critici van de kerk, maar
juist met wat we konden horen over hoe het eraan toeging, te maken. Het
betekent wel dat we zelf ook nog weinig over de kwesties van een intellectueel
leven konden zeggen. Ten aanzien van de kerk en de religie is het machtsmotief,
anders dan inzake politiek geen taboe.
Het
was Foucault die in zijn laatste jaar, wellicht al bewust van het naderende
einde, de idee "Parrhesia" opnieuw opnam: waarheid spreken - zeker
als het je iets kan kosten. Waarheid en waarachtigheid komen bij hem terug op
de voorgrond. Intussen bouwde men een tempel voor De Verlichting, zodat die vandaag
niet meer het avontuur van het denken blijkt te zijn, niet meer het goed
doordacht zoeken te begrijpen en begrijpelijk maken van mens en wereld. Er zijn
domeinen die zich daar beter toe lenen dan andere. Maar wat opvalt in de
discussies dezer dagen blijft het feit dat men niet altijd geneigd lijkt na te
denken over wat bereikt werd en hoe we daar verder mee om kunnen gaan.
Want
de technische, technologische en wetenschappelijke mogelijkheden van deze tijd
zijn kostbaar en bieden vele mogelijkheden, maar het blijkt lastig het allemaal
in onze benaderingen te integreren. Het is hier dat het cruciaal is dat we de
Aufklärung als een avontuur gaan zien, dat we begrijpen dat Voltaire niet
zomaar de Theodicee van Leibniz te kijk wilde zetten, maar dat zijn milde
pessimisme over de mens en dus de afwijzing van de beste der werelden vorm
kreeg in een conte philosophique, een verhaal waarin een gedachte, een
wijsgerige gedachte vorm kan krijgen. Tinneke Beeckman heeft in haar werken
over Spinoza en "Macht en onmacht" waarin ze de aanslag op de
Verlichting onderzoekt precies aan de Verlichting als avontuur opnieuw vorm en
inhoud gegeven. Als we dan bedenken hoe Jonathan Israël met grote eruditie toch
vooral wil aantonen dat er maar een soort Verlichting is die er toe zou doen,
de radicale Verlichting, dan is het wel
wenselijk dat we de dynamiek van het denken van zowel Herder, Adam Smith en
Diderot goed onder ogen zien.
De
vooruitgang heeft veel mogelijk gemaakt, maar voor velen lijken we grenzen te
overschrijden en ook kan men er moeilijk omheen dat we omzichtiger met fossiele
brandstoffen moeten omspringen. We lijken de biosfeer langzaam - of op de geologische
tijdslijn - razendsnel te vergiftigen en vele ecosystemen komen in het gedrang.
Het gaat bijvoorbeeld ook over hoe we de afval die van onze levenswijze afkomt behandelen. De vooruitgang stelt ook eisen aan
het mensbeeld dat we hanteren of proberen te vormen uit al die mozaïekstukjes
en soms moet er ook iets overbodigs in. Of theologie kan helpen bij die
onderneming, moet elk voor zich uitmaken, maar met Hermann Hesse moeten we ons
ervan bewust blijven dat we gemakzuchtig van al die inzichten ook een gestold
geheel maken, vol frases die we kunnen gebruiken. In "Het Kralenspel"
bracht Hesse ons een dystopisch beeld van het culturele patrimonium, waarin
wiskundige formules, taalkunde, literatuur, filosofie en ook yoga hun plaats
hebben. Cruciaal en hoopgevend is dat de hoofdrolspeler, Jozef Knecht aan het
eind de artificiële wereld van Kastalië verlaat. Of hij buiten zijn leefwereld
kan overleven, komen we niet te weten want hij sterft, zwemmend in een
bergmeer.
Het
lezen van dat boek heeft bij mij mee de neiging ontwikkeld te begrijpen dat het
verleidelijk is een cultuurpatrimonium, een culturele identiteit als afgesloten
en volkomen te beschouwen, wat ons kan brengen naar een arrogante zekerheid.
Het is niet dat ik geen aandacht zou besteden aan grote verhalen, maar men kan
bijvoorbeeld onderzoeken hoe we met de discussie over autoriteit bij Foucault
om kunnen gaan. De hele discussie over een theologische faculteit aan de
universiteit van Leuven kan men afdoen als een oud, belegen gedoe, maar het
laat wel toe, denk ik, in de posities van de antagonisten een ingesteldheid te
ontwaren. Nu het levenseinde fluïde lijkt te worden, men zegt niet dement te
willen worden of voortijdig afscheid te willen worden, komen vragen over
beschikking van het eigen leven aan de orde.
De
autonomie die we verworven denken te hebben, realiseren we niet zo vaak als we
zouden willen, omdat we in een netwerk van heteronomie verweven leven, al
zouden we het anders willen. Maar wie zich van die heteronomie niet bewust is
of er geen aandacht aan besteden wil, kan ook niet autonoom leven. In die zin
is filosofisch denken met zich dragen, dat wil zeggen al die teksten en
inzichten die tot ons gekomen zijn (min of meer) proberen te begrijpen wel
degelijk van belang, net om eigen keuzes te kunnen duiden en tegelijk te
begrijpen dat we het niet altijd alles beheersen, dat dit ook niet hoeft, om
van enig geluk te spreken. Ik vind de notie "zelfbeschikking"
uitermate belangrijk, maar het is en blijft een te groot en veel omvattend
vermogen van mensen om het altijd maar ijdel te gebruiken. Voor wie zich met
politiek inlaat heeft dit grote gevolgen, want er komt een hoop vragen bij
kijken over paternalisme, nudging en respect voor ambteloze medeburgers. Daar
kan filosofisch en zelfs theologisch denken helpen, zeker als het erop aan komt
goden te breken. Ook onze tijd heeft zijn afgoden, zoals de Waarheid, Illusieloos
leven en zekerheid. Die moeten we durven te breken, zoals Mark de Kesel
schreef.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten