Literatuur in de klas
Brief
Over Brief aan Walter
en literatuur
Brugge,
29 maart 2017
Geachte
mevrouw Annelies Verbeke, Geachte heer Geert van Istendael, L.S.,
Ik
las instemmend uw betoog in de krant De Standaard over het belang van
literatuuronderwijs en hoe dus de humaniora best meer aandacht zouden krijgen
in plaats van zogenaamd marktgerichte kneepjes.
Ik denk dat er boeken genoeg zijn die met
de praktische kant van het leven te maken hebben, maar ook met de schoonheid
van de taal. Geen beter voorbeeld in het Nederlands dan de bekende Brief aan
Walter van Willem Elsschot maar er zijn uiteraard talloze voorbeelden, waarin
men het literaire genot kan (leren) proeven. Wat men de afgelopen jaren in het
onderwijs heeft uitgevoerd, komt zelden in de media en zeker als het over de
humaniora gaat, blijft de afwijzende houding in het publieke debat stuitend.
Dat de openbare omroep nog altijd geen
inspirerend boekenprogramma heeft weten op te zetten, kan men toch niet meer
verantwoorden; de bijna met pensioen te sturen Kurt VE zou een goede gastheer
zijn, maar ik herinner me dat ook een Greet Samyn best in die rol kan
figureren. Nu heb ik uiteraard geen bezwaar tegen Ruth Joos, maar het is nog
maar de vraag hoe men dan aan het rondje draaien in de kring van bekende namen
kan ontkomen. Het boekenprogramma van VPRO laat zien dat men niet altijd grote
namen moet uitnodigen om goede gesprekken te hebben. De Republiek der letteren
is immers behoorlijk divers.
Nu was literatuuronderwijs in het verleden
vaak een voorbode voor het afhaken, omdat leraren zich niet altijd geroepen
voelden belangrijke werken te lezen. Jos Vandeloo en Ward Ruyslinck hebben mij nooit
bekoord, terwijl een aantal romans van Hubert Lampo wel iets aantrekkelijks
hadden, maar het was precies met Elsschot en Walschap, Couperus ook dat mijn
leesplezier werd aangewakkerd. Later was het dan tijd om de Franse letteren te
leren te kennen, Britse schrijvers als Burgess en Laurence Sterne en anderen.
Maar in het onderwijs bleef men vaak, niet altijd, steken bij de versteende
canon oftewel boeken die gemakkelijk te behappen zijn. Toen de maturiteitsproef
nog bestond schreef ik een werkstuk over het lezen van literatuur - pas een
aantal maanden later leerde ik bij prof. Raymond Vervliet de finesses van de
kwestie kennen. Een lerares was absoluut niet te spreken over mijn demarche,
maar ik vond dat noodzakelijk, na zes jaar middelbaar onderwijs - in feite iets
meer - aan te geven wat ik dacht te doen
als ik met Honoré de Balzac en diens "Splendeurs et misères des
courtisanes" te maken kreeg. Over het boek zelf had ik het niet zozeer
omdat ik plots gegrepen was door het intellectuele avontuur van het
leesavontuur na te denken.
Dat had ermee te maken dat we al die jaren
weinig boeken hadden gelezen die mij hadden behaagd, terwijl ik al vlug met
Goethe en Couperus, Dostojewski en Tolstoj, Henri Trojat aan de slag ging.
Welke jongere kan namelijk plezier scheppen in het lezen van "Vol de
Nuit" van Antoine de Saint-Exépury, al moet ik zeggen dat ik het boek
later toch met plezier heb gelezen, toen ik voldoende Frans in de vingers had
om beter tot de finesses door te dringen. Zo leerde ik wel Stendhal te lezen in
het Frans, als leerling en later als student. Moet ik het nog hebben over
"Hoe het groeide" van Knut Hamsun, waar Gerard Walschap zich aan
gespiegeld moet hebben toen hij Houtekiet schreef. Walschap inspireerde zich op
de idee van het vestigen van een nieuwe gemeenschap, die niet volgens de
verstikkende normen van de bestaande dorpen met kasteelheren en pastoors
organiseerde, om uiteindelijk toch weer in die lijn gedwongen te worden, onder
meer door de vrouwen. Het boek Houtekiet stond wellicht niet op de index
librorum prohibitorum, maar werd in Vlaanderen door enkele gouwdegens van de
goede zeden met verve verketterd. Toch lag het boek bij ons thuis en ik denk
dat we het allemaal gelezen hebben.
Hoe breng je dat spannend over bij de
leerlingen in het ASO? Er zijn leraren m/v die er veel voor over hebben hun
leerlingen boeken aan te reiken waar ze iets mee kunnen, maar doorgaans vragen
ook leerlingen niet te veel huiswerk en dus kiest men voor boeken waarover al
samenvattingen en analyses circuleren. Het lezen zelf roept, als het goed is,
vaak vragen op, nadat men het boek heeft dichtgeslagen en men bedroeft moet
vaststellen dat de reis over is. Ook onder het lezen zelf komen er vragen op,
die we niet zo belangrijk achten, zoals die keer dat ik ontdekte dat de
Metsiers vele keren hetzelfde verhaal vertelden, maar altijd door een andere
participant. Ook bij het lezen van Couperus kan men onderweg soms iets
ontdekken dat het lezen tot een verkenning van de menselijke ziel maakt. Toch meent
men dat Couperus niet meer te lezen valt, wegens de al te geaffecteerde taal,
maar zowel Stille Kracht als De boeken der Kleine Zielen lijken me best
onderhoudend en schetsen mogelijkheden waartoe de condition humaine mensen
heeft toegerust, ten goede en anderszins.
Wat kan literatuuronderwijs nu opleveren?
Volgens u, mevrouw Verbeke, mijnheer van Istendael, gaat het erom dat goed
literatuuronderwijs emancipatorisch zou werken, dat het ons zou binnenvoeren in
binnenwerelden en zin voor nuance zou bijbrengen. Als je "Het jaar van de
dood van Ricardo Reis" van Jose Saramago leest, merkt hoe je als auteur met
de werken en scheppingen van anderen veel vermag. Kan je dat boek laten lezen
in het S.O.? Ik denk het wel, zoals je ook "Is dit een mens" van
Primo Levi kan aanbieden, waarin de menselijke ellende en menselijke
waardigheid uiterst urgent te berde wordt gebracht.
Wat je meedraagt is niet per se dat er
mooie verhalen bestaan, maar dat literatuur zich verhoudt tot de wereld waarin
we leven. Dertig Dagen? Juist, mevrouw Verbeke, dat boek van u over mensen in
de Westhoek, over pogingen goed te leven, over de gevaren voor het bestaande
door de veranderingen in de wereld, kan jonge mensen misschien aan het denken
brengen over de vraag waar ze recht op zouden hebben. Want dat is wat nu speelt
in het publieke debat: ben je gerechtigd om dit of dat te kunnen doen. To be
entiteld, entitlement? Het is een verhaal van deze tijd, waarbij we moeten
vaststellen dat dit het succes van de sociale markteconomie uitdrukking geeft,
waarbij opgemerkt moet worden dat we dat niet altijd evengoed weten te vatten.
Het is dan ook van belang onder de
aandacht te brengen dat het lezen niet te zeer als een opdracht wordt gezien,
maar als een bezigheid die even natuurlijk is als sporten. Toch delen mensen
die in het publiek over hun leeservaringen spreken vaak gratuit mee dat het een
godsonmogelijk iets was, nog eens Ward Ruyslinck lezen, terwijl ze het boek
quasi zeker nooit hebben gelezen, wel de rondgaande besprekingen die volkomen
beantwoordden aan de eisen van het taalonderwijs. Daarom was het wel boeiend om
een leraar Nederlands over "De Hobbit" te horen spreken, niet enkel
omwille van het verhaal, maar ook omdat het ging over de charme van taal, van
het scheppen van een nieuwe taal. J.R.R. Tolkien wordt wel eens gehouden voor
een wereldvreemde taalleraar, maar hij was rond 1970 zeker ook populair omdat
hij het groene gedachtegoed vorm had gegeven. Er valt allicht wel een en ander
op het boek aan te merken, zoals het feit dat het een jongensboek lijkt, de "Lord
of the Rings", maar anderzijds gaat het over vragen die Tolkien zich
stelde over de moderniteit en over de human condition. Vele auteurs vertellen
graag over hoe bedreigend de toekomst, de moderniteit wel niet is. Antony
Burgess, "the clockwork orange" was ook zo een overweldigend boek,
waarna ik de film zag. Hoe gewelddadig ook, hoezeer ook de controledrift
uitspellend, het boek en de film brachten me bij dat maatschappijkritiek pas
schuurt als ze over de grenzen heen gaat. Conformistische maatschappijkritiek
werkt eerder systeembevestigend.
Wat we leerlingen kunnen meegeven, als het
over literatuur gaat is dat er naast het verhalend proza - een lichtjes
weerzinwekkende term - ook zoiets bestaat als het essay, het formaat waarin men
nadenkt over de dingen die zijn, de werkelijkheid in alle mogelijke
verschijningsvormen. Omgaan met denken, met het werk van Rudy Kousbroek of in
onze tijd, uw bespiegelingen, mijnheer Van Istendael, maar ook Bas Heijne, laat
jongeren toe te zien dat het de moeite waard is te proberen iets te zeggen over
onze tijd dat het schreeuwen voorbij gaat.
Het vraagstuk dat u behandelt is
belangwekkend genoeg, want de humaniora gaat juist om meer dan het klaarstomen
van mensen voor de arbeidsmarkt. Men houdt er graag afwijzende inzichten op na
over het klassieke bestel van de ambachten en van de opeenvolging van het
statuut van leerling, gezel en meester, want dat zou onwaardig geweest zijn,
maar het was, als het goed uitpakte, een manier om iemand iets onder de knie te
leren krijgen door veel oefening. Bovendien, schreef onder meer de Amerikaanse
socioloog Richard Sennett in "Craftmanship" was wie leerling werd bij
een meester ook ineens lid van diens familie en diende een meester zijn leerlingen
waardig te behandelen, op straffe van boetes en erger door het ambacht. Het
gaat om oefening en dat is wat in het onderwijs dezer dagen waar inrichtende
machten, overheden en ook de ouders, om de leerlingen niet te vergeten, net
lastig vinden, omdat de resultaten ongewis zouden zijn en veel werklast voor
leerlingen en leraren - maar ook voor ouders die willen dat zoon- of
dochterlief zal slagen vaker dan nodig hun bijna volwassen kind op schoot
nemen. Ondersteuning is natuurlijk wenselijk, ook als het erom gaat dat ouders
hun kinderen tot voorbeeld strekken en zelf al eens een boek lezen, maar er ook
over willen spreken en praten met de kinderen over wat zij lezen.
Want dat is natuurlijk het punt en waar,
nog eens, de openbare omroep verstek geeft, bij ontstentenis van een goed
boekenprogramma, waar mensen over hun werk spreken, maar ook al eens hun
enthousiasme voor klassiekers te berde brengen. In de publieke ruimte wordt
spreken over een boek algauw een promopraatje door, zoals Harold Polis het ooit
noemde, een verkoper van tweedehands auto's, daarmee zichzelf bescheidenheid
aanpratend. Krantenrecensies verdienen niet altijd die hoogstaande titel, want
ook dat zijn vaker dan wenselijk slechts zeer beperkte benaderingen en al te
vaak ziet men zo de persmap van de uitgever naast het toetsenbord van de
redacteur liggen.
Met u wens ik dus dat we in het onderwijs
over de letteren spreken, de klassiekers, maar ook boeken van nu, waarbij men
leert dat schrijven over de dingen des daags ook nog altijd veel
verbeeldingskracht vraagt. De school als bron van inzicht in plaats van als een
oord waar men verplicht zes jaar obligate praatjes moet aanhoren. Maar dan moet
men leraren wel de kans geven zelf hun keuzes te maken. Een roman als "het
zevende kruis" van Anna Seghers of "Nieuw Deps" van Walschap
kunnen leerlingen wellicht wel beroeren, maar men spreekt er niet meer over.
Voor kenners van Walschap zou men er niet te veel over moeten spreken, zelf
denk ik dat het boek een interessante kritiek op het moderne leven en de
industrialisatie vormt en leerlingen tot denken aan kan zetten, want het is
wezenlijk genuanceerd.
Laten we dus maar niet meegaan dat een
bijdrage in het debat fataal uitloopt op het droppen van namen. Want je moet
toch een herkenbaar universum aanbieden, zoals Johann Wolfgang von Goethe al
wist, maar waar critici later gekscherend van maakten dat hij vooral zichzelf
als meetlat zag. Wie "Die Wahlverwantschaften" las, weet dat er
aanleiding voor is het boek als maatgevend te beschouwen, maar men kan er
evengoed van maken dat de auteur zichzelf een avontuurtje gunde. En wanneer een
leidend politicus zichzelf een Don Quichot noemen wil, dan heeft hij zeker niet
het tweede boek gelezen.
Met uw welnemen,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten