Vloeiend de standaardtaal beheersen
Dezer
Dagen
Standaardnederlands? soepel en
elegant
God hebbe hun ziel of hun hebben geen zin
Willem Elsschot leest voor en sprak welluidend Nederlands |
Alweer komt er actie om de
betekenis van het Standaardnederlands uit te hollen, want we hebben blijkbaar
geen nood aan een taal die ons gegoten zit en waarin we kunnen wonen, waarbij
de taalregels ook van gewicht zijn. En die regels lijken voor een aantal
taalkundigen veeleer fnuikend, onder meer voor de taalcreativiteit. Hoezo? Je
kan maar goed creatief zijn als je de regeltjes kent, want dat zijn toch de
werktuigen van de taalvakmens. En je kan die regeltjes maar overtreden als je
ze goed in de vingers hebt.
Eeniegelijk
die een taal leert van kindsbeen af kan een taalvakmens worden, dat wil zeggen
leren met de regels om te gaan zodat wat gezegd moet worden ook gezegd kan
worden, wat gezegd wil worden, ook gezegd mag worden en als het dan nog eens welluidend
klinkt, dan genieten we er ook van. Voor iemand die in Brugge woont, maar in
het Nederlands is opgevoed, die bij het betreden van de Blandijn verbaasd was
dat studenten er genoegen in schiepen hun streektaal te laten horen en niet te
proberen de standaardtaal met gratie te spreken, vormt de huidige situatie op
het vlak van het aanwenden van de Nederlandse taal een trieste aangelegenheid.
Maar zwijgen kan niet meer.
Ik
leerde de schoonheid van de taal te waarderen door naar Herman van Veen en
Boudewijn de Groot te luisteren, maar ook keken we wel eens naar de Nederlandse
televisie, naar Godfried Bomans en Harry Mulish en anderen die probeerden iets
te vertellen. Ook Swiebertje kon ik genieten en Adriaan van Dis. Of moet ik het
nog hebben over Lou de Jong, die ons uit de doeken deed hoe de oorlog in
Nederland voor veel ellende had gezorgd. Maar ook in Vlaanderen waren er mensen
die het Nederlands niet enkel vlekkeloos spraken, maar ook nog eens van het
spreken en dus toehoren iets feestelijks wisten te maken, zoals met Willem
Elsschot wel eens te beleven viel. Waarom schrijvers dezer dagen zo gemakkelijk
een of ander idioom van eigen maaksel hanteren, blijft voor mij een zaak van
goed gespeelde authenticiteit. Dan maar Mark Uitterhoeven en Geert van
Istendael. Gelukkig is er ook nog Annelies Verbeke die nog Nederlands wil
spreken.
Het
verhaal gaat dat op zekere dag sociologen ontdekten dat we niet teveel met
elitaire kwesties bezig moeten zijn, wel integendeel. Standaardnederlands was
een elitaire zaak want de standaardtaal was voor jan modaal een vreselijk
moeilijke kwestie. Ik was en ben er vaak genoeg getuige van geweest dat mensen
bij publieke gelegenheden met stadhuistaal kwamen opdraven, dat nergens naar
lijkt. Op radio 1 en in schooltelevisie kregen we ook soms een star Nederlands,
maar de journalisten spraken en spreken doorgaans behoorlijk Nederlands, zeker
die van Actueel. Dat werd zo rond 1985 steeds meer als elitair afgedaan,
terwijl een mooie taal best ook voor ingewikkelde kwesties en esthetische
belevingen geschikt is en dus moet men zich afvragen waarom mensen er zo veel
misbruik van maken.
Want
daar gaat het om, men kan vloeken en men kan de taal, de standaardtaal geweld
aandoen. Ik denk dat we ons daar niet van vijand mogen vergissen:
taalsociologen aller landen, u bent ontmaskerd. Een intellectueel die meent dat
we de taal niet zorgzaam moeten gebruiken, doet zijn of haar verstand onrecht
aan. Nu, wellicht behoor ik tot een generatie die in onwetendheid is opgeleid,
opgevoed en abusievelijk meent dat de standaardtaal een middel tot ontvoogding
is. Meer valt er niet te zeggen. De moedertaal is schoon en wonderzoet. Het West-Vlaams
particularisme deel ik niet met Gezelle, maar gezien de globalisering kan men
zijn woorden vandaag wel transponeren naar het Nederlands als standaardtaal:
De Vlaamsche tale is wonderzoet
De vlaamsche tale is wonderzoet,
voor wie heur geen geweld en doet,
maar rusten laat in 't herte, alwaar
ze onmondig leefde en sliep te gaar,
tot dat ze, eens wakker, vrij en vrank,
wat werruwprachtig hoortoneel
wat zielverrukkend zingestreel,
o Vlaamsche tale, uw' kunste ontplooit
wanneer zij 't al vol leven strooit
en vol onzegbaar schoonzijn, dat,
lijk wolken wierooks, welt
uit uw zoet wierookvat.
Gezelle
was priester, Vlaming, hield van die moedersprake en wist om een of andere
reden - wellicht afkeer van een Hollandse schoolmeester - zich niet te
verzoenen met het Nederlands. Het heeft mij enige tijd gekost om me met dat
aspect van Gezelle te verzoenen, maar precies de historische context maakte het
mogelijk zijn particularisme te begrijpen en tegelijk na te denken over de
waarde van een standaardtaal. Want het is geen Westvlaams dat we lezen, dat ik
te goed van mijn moeder en tantes, van mijn grootmoeder vooral ken, waar ik
naderhand de taalveranderingen zich zag voltrekken, maar de bron was het Brugs.
En mijn vader? Die was lid van de ABN-kring op het college in Eeklo. Mijn ooms
en andere familie begreep ik niet altijd, want wij spraken maar weinig dialect.
"Marcel, moet het peerd niet in de stoal? Zo klonk een kinderstem ooit,
mengeling van Vlaams, algemeen Vlaams en de standaardtaal en vooral onhandig
tegemoetkomend.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten