Over het publieke en het private
Kleinbeeld
Poortwachters
Een
agent in het parkje voor Westminster Palace, de Houses of Parliament, waar ooit
de democratie werd vorm gegeven, werd dood gestoken met een mes. Wat bezielt mensen
om deze wereld te willen onderuit schoffelen? Omdat wij het zelf nauwelijks waarderen
en ook niet de aanwezigheid van nieuwkomers goed weten in te schatten, of
beter, omdat we kieskeurig zijn, ontstaan barsten in het behang dat we voor een
samenleving houden.
Wat
ons te doen staat is niet te vatten in een agenda, valt te vrezen, wel in de
dingen die we van waarde achten ook koesteren, al houdt dat op het oog niet zo
heel veel in. Het punt is dat we voortdurend over onze cultuur spreken, maar we komen zelf vaak al te selectief uit de
hoek en menen dat alleen wat naar onze smaak het beste zou zijn goed genoeg kan
wezen. Onze cultuur? Wie zal zeggen wat tot de topstukken behoort of het
mooiste is wat er aan muziek is gemaakt. De "Sacre du printemps" van
Stravinsky was voor velen, meer dan een eeuw terug een bron van schandaal, maar
ook van bewondering en we weten nu hoe Stravinsky erin slaagde de muziek van de
steppe en door demonen geinspireerd kon overzetten naar een partituur voor het
orkest. Het is maar een voorbeeld uit vele van hoe we erin slaagden wat ons
vreemd is, als gevolgen van beschaving toch weer toe te eigenen.
Toch
men merkt men bij de discussie over wat onze cultuur nu zou zijn, altijd weer mensen
moralistisch uit de hoek komen, hetzij om een verleden en nagenoeg vergeten
moraal, burgerlijk en wel, op te lepelen, terwijl anderen net zoeken een nieuwe
moraal te presenteren die evenwel niet iedereen even lekker zit. Seksuele
moraal? Vrijheid! Het zal wel, maar we merken hoe sinds bijna 35 jaar, met dank
aan HIV en AIDS al een deel van de vrijheid werd opgegeven en vervolgens merkte
men dat er nieuwe hypocrisie kon ontstaan, waarbij in de beeldindustrie alles
wat naar het lichaam verwijst als bron van lust - niet als lustobject - naar de
afdeling pornografie en X-rated werden verwezen, terwijl het nog altijd om
dingen des daags en des levens gaat.
Die
vrijheid koesteren we nog wel, maar het lijkt moeilijker er in de cultuur sporen
van te vinden. Altijd vinden oplettende moraalridders elementen die het tot een
verboden vrucht maakt. De vervolging van de onlangs gestorven David Hamilton
lijkt mij bedenkelijk, al weet ik ook wel hoezeer de meisjes die Hamilton
fotografeerde en die op grote posters menige kamer sierden nog onvolgroeid
waren. Het genoegen mag dan inderdaad wat verschraald zijn, er komen nauwelijks
anderen die erin slagen in de kunst het beeld van het erotische genoegen te
presenteren. Hoe dat komt, valt alleen direct af te leiden uit reacties van
feministes en van andere moralisten. Kan ik mij vinden in de idee dat men
vrouwen niet als object kan presenteren, het blijft bedenkelijk dat maar weinig
auteurs ons weten te vertellen wat vrouwen aan genoegen kunnen proeven. Anna
Blaman is overigens nagenoeg vergeten en jongere schrijfsters laten het
erotische niet los, maar blijven wel eens steken bij de primaire ervaringen.
We
wijzen hierop omdat een van de bronnen van ongenoegen in onze samenleving is
dat nieuwe medeburgers de figuur van de vrouw, vrouwelijke vormen uit het
straatbeeld willen wissen door hen minstens een hoofddoek of zelfs een
lichaamsbedenkend kledingstuk willen doen aantrekken. De frisse meiden in
spannende jeans en korte jurken zijn hen een doorn in het oog en sommige
meisjes sporen elkaar aan zich minder bloot te geven. Nu goed, als dat hun
eigen keuze is, dan kan niemand daar iets tegenin brengen, maar als het nu eens
de omstandigheden zijn, het feit dat ze voortdurend nare opmerkingen krijgen,
dan moeten we daar zelf aan meewerken dat dit achterwege blijft. Niet alle
mannen kunnen het laten, dat klopt en zelfs als men niets zegt, kan een
starende blik ook storend werken. Maar het is wel een teken des tijds de
vrijmoedigheid van een vroegere tijd - al wil ik die nu ook weer niet
idealiseren - verdwenen lijkt, behalve op hippe gelegenheden waar op de
nieuwste muziek gedanst wordt.
Uiteraard
is dat alles slechts een aspect van onze cultuur, maar ze graaft dieper in dan
men op het eerste zicht zou denken omdat ook in het denken vrijmoedigheid niet
altijd meer te bespeuren valt. Zeker in de brede media zien we dat redacties ervoor
kiezen enkele geluiden te laten horen, meestal tegenpolen op het vlak van de
culturele integratie, zien we dat we aan de ene kant mensen horen die vinden
dat integratie voor mensen met een migratieachtergrond gezien wordt als een
verraad aan hun authenticiteit, terwijl anderen menen dat het voor het
samenleven bevorderlijk zou wezen als mensen zich dan toch maar zouden
integreren. Wat dat inhouden moet? Zoals gezegd, als we al geen punctuele
agenda kunnen opstellen, dan komt dat voort uit het feit dat onze cultuur, dat
samenstel van aannames, overtuigingen, gebruiken en instituties, aan vormen ook
waarbij men niet kan beweren dat onze cultuur een afgerond geheel zou zijn.
Mensen als Thierry Baudet en anderen menen dat dit inderdaad het geval is, maar,
zoals de doodgraver in Bomans "Kleine insectenboek" het kernachtig
uitdrukte: zolang er leven is, is er hoop. Ook mensen die menen dat we
kosmopolitisme meer dan lippendienst moeten verlenen, denken dat onze cultuur,
in hoofde van wie op het punt van identiteit het standpunt inneemt dat er
zoiets als een Vlaamse of Europese identiteit zou bestaan, onze cultuur een
afgerond en voor altijd afgerond geheel zou vormen.
Dat
is nogal onzinnig, want de afgelopen dertig, veertig jaar hebben we op een
aantal veranderingen mogen vaststellen,
bijvoorbeeld het verschijnsel van goedkope vluchten en vakanties overal in de
wereld. Ook Erasmus, het programma voor studenten om in andere
universiteitssteden te gaan studeren. De inbreng van de PC en later de laptop,
de tablets en zoveel meer heeft onze manier van leven veranderd en dat blijkt ook
uit het feit dat we veel meer en sneller, maar ook vluchtiger communiceren.
We
menen dan ook dat we alles aan onze apps mogen toevertrouwen, zodat we al eens
lomp uit de hoek komen, terwijl vrijheid in het algemeen en vrijheid van
meningsuiting door de Verlichtingsfilosofen toch iets idealistischer werd
bedacht, namelijk dat het om redelijkheid gaat en verantwoordelijkheid. In
besloten kring kan men al eens menen grof uit de hoek te mogen komen, maar of
men dat ook zal slikken, blijft nog maar de vraag. Toch moet dat onderscheid
tussen het private en publieke aangehouden worden, want het blijft van belang
dat mensen in hun woonkamer vertellen moet niet publiek worden. Het is precies dat
verlies aan onderscheid tussen wat mensen onder elkaar zeggen en wat ze in de
publieke ruimte te vertellen hebben, zorgt voor fricties. Op dat vlak leven
sommige mensen heel duidelijk in twee werelden, een besloten private kring,
waar ze al eens frivool blijken en buiten,waar ze zich inderdaad verhullen. Dat
laatste zou niet moet hoeven, maar het onderscheid houdt men wel vol.
Het
is van belang te begrijpen dat overleg confidentieel kan zijn en dan moet dat
niet op straat gevoerd worden. Ook burgers moeten die vrijheid behouden maar
moeten dan ook niet zeuren als een tweet of een facebookbericht publiek wordt.
Maar men kan ook zinvol met die sociale media omgaan en belangwekkende
inzichten delen, want stellen dat het een riool zou wezen, kan men gemakkelijk
zien dat er ook behoorlijk en intelligent gebruik van gemaakt wordt. Vroeger
stuurde men brieven, soms kattebelletjes aan een geliefde, soms lange missives
over belangwekkende kwesties als het begrip oorlogsrecht. Men kan dus zelf
kiezen hoe men er gebruik van maakt. Voor brieven bestond in liberale
democratieën het briefgeheim dat nooit geschonden mocht worden - behalve in
oorlogstijd - zodat mensen met elkaar confidentiële boodschappen konden
uitwisselen.
Feit
is wel dat deze media ons veel mogelijkheden biedt, zodat mensen al eens iets
lezen of horen dat niet in de brede media (in Vlaanderen) aan de orde komt. Nu
goed, ik volg al langer niet exclusief Vlaamse media, lees al eens Der Spiegel
of Le Monde Diplomatique. Opvallend is wel dat we in het publieke debat in
Vlaanderen juist voortdurend dezelfde stemmen horen.
Zij
beschouwen zich vaak de exclusieve poortwachters van onze beschaving, ontzeggen
anderen, burgers, gewone burgers het recht die taak op zich te nemen.
Schrijvers als Tom Lanoye of Rachida Lamrabet vertegenwoordigen ook een opinie
en ik zal ze niet tegenhouden te spreken, maar als Tom Lanoye terug grijpt naar
de historie van Zuid-Afrika en naar het feit dat de openbare omroep in
Zuid-Afrika ging helpen kleurentelevisie op poten te zetten, onder de mogelijke
goedkeuring van Protea, ooit een groep mensen die de Apartheid in Zuid-Afrika
steunde en daarmee de Vlaamse goegemeente wil kapitelen, dan doet hij dat maar.
Rachida Lamrabet stelde dan weer dat vrouwen verbieden een boerka te dragen gelijk
zou staan aan het ontnemen van hun vrijheid. Het was eens traffe en zelfs
onbegrijpelijke uitspraak, tenzij men de vrijheid van godsdienst zover drijft
dat men binnen de religie zover mag gaan als het ontnemen van de individualiteit
aan vrouwen. Er zijn domeinen in de beleving van de religie die mensen tekort
kunnen doen, zoals de vrouwenbesnijdenis. Ook het dragen van kleding die hun
individualiteit helemaal ontneemt en dus ook tegen de wet ingaan dat men elkaar
op straat herkenbaar moet tegemoet treden. We kunnen elkaar niet allemaal
kennen, want we leven in een massasamenleving en dat vergt het handhaven van
deze wet.
Daarom
moet men de functie van poortwachters van onze cultuur niet alleen aan de
bekende opiniemakers en politici overlaten, want die cultuur is ook van ons. We
weten niet hoe de vergrijzing onze samenleving verder zal beinvloeden, wel
weten we dat allemaal tegelijk deel hebben aan die cultuur en er dus ook als
poortwachter kunnen fungeren. Overigens is het niet exclusief de rol van
poortwachters alles wat vreemd is buiten te houden, alleen gevaren en
gevaarlijke figuren. Maar men doet zichzelf tekort als men niets zou
binnenlaten, want een stad kan niet autarktisch verder bestaan. De kritiek verhindert
dus niet dat dwaze of onbegrijpelijke aangelegenheden in onze cultuur
binnenkomen. Dat we sinds 60, 70 jaar met immigratie te maken hebben, betekent
dat we sinds die tijd zeker van alles in onze cultuur hebben zien ontstaan, die
men niet had kunnen voorzien, zoals de pittabar. Dat men gewoon geen
gastarbeiders had moeten toelaten is een zinloze gedachte, want het is een al
lang gepasseerd station. Hoe we de integratie aanpakken? Voor sommigen is het
niet goed genoeg, voor anderen waren we te laks. Uit vrees voor Islamisering
van onze samenleving willen enkelingen de samenleving zuiveren, maar dat kan
men niet maken. Maar zal men discriminatie vermijden door discriminatie te
verbieden?
Aan
de andere kant moeten we als poortwachters ook niet vergeten dat sommige lieden
waardevolle facetten van onze cultuur bij het oud vuil weg zetten. Ik denk dat
we de rijkdom van onze cultuur, de breedheid van mogelijkheden ook buiten een
commercieel circuit moeten laten circuleren. We zijn het overigens verplicht
aan onze medeburgers, ook de vluchtelingen in Syrië of Eritrea om hen die
rijkdom te leren kennen. Wat men aanneemt is niet aan ons, behalve natuurlijk
de wetten, want daar moet iedereen rekening mee houden. Belangrijk is ook te
begrijpen dat die wetgeving ons ook vrijheid bezorgt. Strafwetgeving laat toe
dat we ongewapend de straat opgaan en in goed vertrouwen met onbekenden het
gesprek kunnen aangaan.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten